donderdag 24 december 2009

Oudejaarsavond in Tel Aviv

Het was dat jaar weer mijn beurt om met Oud en Nieuw te moeten werken. Ik vroeg me af waar ik heen zou gaan, want de leuke reizen waren natuurlijk allemaal allang aangevraagd. Tot mijn teleurstelling was het geen reis, maar reserve 06.00-18.00 .
'Sh.t, ' dacht ik, 'dat wordt vast een vlucht naar Afrika, Saudi Arabië of het Midden Oosten, in ieder geval naar een bestemming waar een collega spontaan ziek van zou worden !' En ja hoor, zoals verwacht ging op 31 december al vroeg de telefoon ! Ik hoorde aan het medeleven in de stem van de indeler dat mijn vermoedens terecht waren geweest. 'Sorry hoor, maar je moet vanmiddag als 8 ( passagier) naar Tel Aviv en je bent pas laat op de avond van 2 januari retour. Je hebt nog mazzel hoor, want ik zoek nog iemand die vanmiddag voor een paar dagen naarJeddah moet!

Op Schiphol aangekomen zag ik mijn bemanning, die stuk voor stuk aan het klagen waren, dat we nauwelijks daggeld meekregen. We werden verondersteld twee dagen en nachten volpension in het hotel te verblijven. Wat was dat voor een mesjogge regeling ? Om daar op een 12 uur nachtstop verplicht te moeten nassen was nog tot daar aan toe, we sloegen dat meestal toch over want zo goed was het eten niet, maar twee dagen ? Dat was wel een beetje te veel van het slechte.

In Tel Aviv aangekomen werden we in een krakkemikkig busje vervoerd naar het achenebbisje Avia Hotel, waar ze uitblonken door hun ongeïnteresseerde service.
Het was nog vroeg in de avond geweest en daarom besloten we eerst maar te gaan crewborrelen om alvast een beetje in de stemming te komen. Voor de viering van de jaarwisseling waren we uitgenodigd naar de "Jet Club" van het hotel te komen en voor die tijd zou een diner worden geserveerd in de ongezellig verlichte eetzaal, waar we de enige gasten bleken te zijn tot er een aangeschoten bemanning van de Poolse LOT arriveerde. Er werden een paar wankele tafels tegen elkaar aan geschoven en de schotels met gerechten en de vele flessen wijn dreigden steeds om te vallen als we onverwachte bewegingen maakten, wat bij het vorderen van de avond steeds vaker voorkwam.

Na de crewborrel had ik besloten alleen nog maar majem te drinken tot het in Nederland middernacht was, want ieder van ons had, op mijn voorstel, een fles Veuve Cliquot bij de Tax Free gekocht om het begin van het nieuwe jaar feestelijk in te kunnen luiden. Ik vond dat het niet goochem zou zijn om vóór die tijd dronken te worden van de goedkope Israëlische jajem.
Tegen de tijd dat we in de stampvolle nachtclub aankwamen waren de meeste van mijn gabbers al behoorlijk "vrolijk" en het was niet zo tof en geen ponem zoals ze op het te kleine dansvloertje tekeer gingen en op die manier de lol van de andere dansers versjteerden.
Na middernacht werd een weinig inspirerend showtje opgevoerd, waar onze bemanning, een beetje te luidruchtig, dwars doorheen tetterde. Toen het in Nederland bijna twaalf uur was ging ik met de copiloot naar zijn kamer, waar de flessen champagne gekoeld op het balkon klaar stonden, om ons voor te bereiden op de komst van de crew. We lieten een paar kurken knallen en wachtten braaf op de collega's. Toen ze er om middernacht nog niet waren, toastten we maar met zijn tweeën op een voorspoedig nieuwjaar: lechajiem en mazzeltof! Een minuut of tien later kwam de rest binnendruppelen. Genieten van de champagne konden ze niet meer, daarvoor waren ze al te ver heen. Toen ze ook nog met hun sores tegen elkaar aan begonnen te hangen besloten de co en ik om de meeste flessen champagne maar dicht te laten en te bewaren voor de volgende avond. Het werd dus niet meer gezellig en het feest ging als een nachtkaars uit.

De volgende morgen om 10.00 uur stonden er twee taxi's klaar, want we hadden de vorige dag, toen iedereen nog nuchter was, afgesproken op onze vrije dag een tocht te gaan maken naar Jerusalem en Bethlehem. De captain had, met een vooruitziende blik, de bemanning vooraf de $20.- p.p. laten betalen en dat was maar goed ook, anders waren er maar weinig mensen op komen draven.
Het was ondertussen noodweer geworden en een ijzige orkaan blies dwars door onze kleding heen, want niemand van ons had op een dergelijke kou gerekend. Gelukkig had ik laarzen bij me en had mijn uniformjas over een paar truien aangetrokken. Onderweg naar Jerusalem begon het ook nog hevig te sneeuwen en zodoende zagen we niet veel van het landschap. We vermoedden dat het er onder de sneeuwhopen woestijnachtig uit zag met, hier en daar, wat olijfbomen en cipressen.
Aangekomen in Jerusalem reden we door de antieke stad, waar we in het voorbij rijden wat doorkijkjes te zien kregen en veel nauwe steegjes. Bij de klaagmuur moesten we, om daar dichtbij te kunnen komen, tot onze enkels door het ijswater waden.
























Toen ik vlak voor de muur stond zag ik overal uit de afgesleten voegen briefjes steken, waarop mensen hun diepste wensen hadden opgeschreven. Verwachtten ze een wonder ? Dat vond ik best wel geinig. Zou God 's nachts stiekem al die briefjes lezen en in een soort loterij bepalen aan wie hij een wonder zou toewerpen ? Trouwens, ik vind het eigenlijk een humoristisch idee van God ( of moet ik Jahweh schrijven) : de klaagmuur als psychotherapeut! De verleiding was groot om ook zo'n briefje te gaan schrijven alleen kon ik niet zo gauw een papiertje en een pen vinden. Mijn handen waren overigens, bij gebrek aan wanten of handschoenen, al zo verkleumd dat ik niet eens in staat zou zijn geweest om nog letters te kunnen vormen.
In Behtlehem werden we door een chagrijnige gids, met een noodvaart, door de drie kerken geleid die op de plaats zijn gebouwd waar verondersteld wordt dat daar vroeger de stal moet hebben gestaan waar Jezus geboren is. Volledig door de kou bevangen vonden we daarna, na grote moeite want het plaatsje was uitgestorven en alle horecabedrijven bleken gesloten te zijn, een cafeetje waar we ons konden opwarmen aan warme kaassandwiches en kopjes nescafé ( de eveneens chagrijnige eigenaar weigerde zijn koffiemachine aan te zetten.)
Op de terugweg bezochten we nog een uitspanning in Jaffa, waar vandaan we een schitterend uitzicht hadden over de zee en in de verte de "skyline" van Tel Aviv.

Die nacht sliep ik nauwelijks want de orkaan zorgde ervoor dat er van alles klapperde en als het raam van mijn buurman, de copiloot, open woei ontstond er zo'n grote luchtstroom via de kier onder onze wederzijdse tussendeur door, dat mijn tuimelraam dat geen slot bezat, spontaan open klapte en vice versa. De co en ik beleefden samen op die manier een stormachtige nacht, al wordt daar meestal iets anders bij gedacht!
De volgende morgen inspecteerden we buiten de schade. Overal lag rommel en het bleek dat er een paar bomen en het hek om de tennisbaan omgewaaid waren.
Het was binnen en buiten bijna even koud, want verwarming is in subtropische klimaten niet nodig, vinden ze daar. We waren daarom blij toen "calling time " kwam en we weer naar huis mochten vliegen naar onze verwarmde huizen toe.
Opgelucht namen we afscheid, tenminste voor een tijdje, van het vervallen crewhotel en het , jawel, chagrijnige hotelpersoneel.

Op Schiphol kwamen we ongeveer gelijktijdig aan met de bemanning uit Jeddah.
Die vonden dat wij maar mazzel hadden gehad, want wij hadden het nieuwe jaar in kunnen luiden met iets alcoholischer dan een glaasje appelsap !
"Ha ha," dacht ik, "maar zij hebben tenminste geen last van een kater gehad!"










zondag 13 december 2009

Kerstmis in Madrid
























'Ólé, olé,' moedigden we de dames aan, die opgezweept door ritmisch handgeklap, de flamenco dansten.
We zaten ergens in het achterland van de Costa Brava naar een show, die speciaal voor toeristen is bestemd, te kijken. Ze zullen wel gedacht hebben dat die buitenlanders toch geen flauw benul hebben dat de flamenco oorspronkelijk uit Andalusië komt. Zoals Japanners waarschijnlijk nietsvermoedend dansers op klompen ( en in Volendamse klederdracht) zouden fotograferen op het Vrijthof in Maastricht, met het idee dat het typisch voor heel Nederland is.
A1 en ik waren op bezoek bij Flip die, na zijn kort verband contract als hofmeester bij de KLM, met zijn vrouw en twee kinderen naar Spanje was geëmigreerd om een restaurant dat speciaal was toegesneden op de wensen van Nederlandse toeristen, te beginnen. Op het menu stonden gerechten als "echte" Hollandse biefstuk met sla en frietjes en kip met appelmoes, voor de kinderen.
'Weet je nog, dat we een paar jaar geleden op de totaal verlaten Plaza Mayor in Madrid in een restaurant hebben gegeten toen een student op zijn gitaar flamenco-muziek begon te spelen en zijn vrienden net zo meeklapten? ' vroeg Flip.
Dat wist ik nog heel goed, ook dat het was gaan sneeuwen toen we terugliepen naar het hotel.

Het was december 1970 geweest toen we op de kerstdagen hadden moeten vliegen. Dat is nu eenmaal de consequentie als je voor een airline gaat werken. Op onze indeling had MAD-CUR-MAD gestaan: vertrek op 24 december en retour op de 29e. Dat betekende in ieder geval dat we vrij zouden zijn met Oud en Nieuw. Als alles volgens de regels verliep hadden we volgend jaar vrij met de kerst en moesten we vliegen tijdens de jaarwisseling.

We vlogen met een DC 8-50 naar Madrid en waren omstreeks middernacht in het hotel aangekomen, nadat we de cockpitcrew, de purser en assistent purser hadden afgezet in het luxe ***** Meliá Hotel.
Bij de receptie van ons *** hotel wilden ze zo snel mogelijk naar huis want "Nochebuena" is het belangrijkste familiefeest voor de Spanjaarden, maar ze hadden wel voor de twee hofmeesters en twee stewardessen een speciale kamer gereserveerd waar ze een heerlijk koud buffet, compleet met champagne, wijnen uit de Rioja en een fles goede cognac hadden neergezet.
We besloten onze meegebrachte feestkleding aan te trekken en in stijl te gaan souperen. We hadden, héél romantisch, de kaarsen aangestoken en elkaar met een glas champagne in de hand 'Feliz Navidad' gewenst. Na het eten zaten we met een glaasje cognac, waar de mannen een sigaartje bij op hadden gestoken, na te genieten. We waren het roerend met elkaar eens: om op deze manier de feestdagen door te moeten brengen was eigenlijk zo slecht nog niet.
Pas toen door de ramen het ochtendlicht begon te schemeren, waren we, behoorlijk aangeschoten, naar onze kamers gegaan.
Toen we vroeg in de middag wakker werden was het te laat geweest om nog ontbijt in het hotel te kunnen bestellen, dus gingen we, door honger gedreven, de straat op. Het was er uitgestorven geweest en de wind koud en guur, niet bepaald een uitnodiging om lang buiten te blijven.
'Hé jongens,' zei Flip,' ik zie een kroeg , zullen we daar naar binnen gaan ?'
We kwamen een smerige pijpenla binnen waar het blauw zag van de rook. De vloer lag bezaaid met sigarettenpeuken en gebruikte papieren servetjes. De stamgasten hingen aan de tap met een biertje of een brandy en er heerste een enorm kabaal, want het is de Spaanse gewoonte om allemaal door elkaar heen te praten zonder naar elkaar te luisteren. Degene met de hardste stem heeft de beste kans om gehoord te worden. Het zal wel over Real Madrid of Atlétic zijn gegaan, want voetbal is hèt voornaamste gespreksonderwerp onder Spaanse mannen.
Daar er geen zitplaatsen waren moesten we noodgedwongen blijven staan. We vroegen of er iets te eten was. Nors wees de uitbater op een paar schoteltjes die uitgestald stonden achter een glazen plaat. Knoflookworst, rauwe ham en schelpjes met inhoud, dat was zo'n beetje het aanbod. Dat past eigenlijk niet zo bij een bak koffie, dus stelde Flip voor, ook omdat we een beetje katerig waren, om een fles rode wijn te bestellen.
We aarzelden, we hadden immers over een paar uur calling time? Flip vond echter dat we best een beetje mochten genieten, het was tenslotte kerstfeest. OK, we deden mee. Als we het aan niemand vertelden zou er geen haan naar kraaien.
De crewbus kwam ons die middag, voor onze vlucht naar Curaçao, als eerste oppikken en in een jolige stemming verwelkomden we, even later, de rest van de bemanning toen ze instapten. Nou, die jongens hadden vast geen gevoel voor humor want ze keken stuurs voor zich uit. We vergaven ze, want ze hadden tenslotte niet zo'n lol gehad als wij.

's Morgens vroeg, op 2e kerstdag kwamen we in het Flamboyant Hotel aan en ons werd meegedeeld dat er voor de bemanning en de KLM-ers die op Curaçao gestationeerd waren, een officieel diner was georganiseerd waaraan we geacht werden deel te nemen.
Die avond zaten we buiten op het terras, in de zwoele wind, aan lange tafels ons te vervelen. Het was overduidelijk dat de aanwezige gasten het ondergingen als een verplichting en liever ergens anders waren geweest. Flip probeerde nog een beetje de boel op te vrolijken door een Kerst Conférence in plat Amsterdams ten beste te geven, maar zijn moppen werden niet geapprecieerd.
Het werd één van die avonden om gauw te vergeten.

De volgende morgen vlogen we weer terug naar Madrid en we kwamen net op tijd in het hotel aan om nog uit eten te kunnen gaan.
We liepen door verlaten straten naar de Plaza Mayor. Franco had toen nog stevig de touwtjes in handen en in de stad hing een melancholieke en doodse sfeer.
























De Plaza Mayor was leeg en we vonden één restaurant dat geopend was. Het was zo'n ongezellige tent met neonlichten waar we de enige gasten bleken te zijn, op een paar studenten- types na die daar wat zaten te drinken. Gelukkig haalde één van hen na een tijdje zijn gitaar tevoorschijn en begon te spelen, aangemoedigd door zijn maatjes met veel geklap en olé 's. Werd het toch nog een beetje gezellig !

Terug in de Catalaanse Bergen haalden Flip en A1 nog wat herinneringen op aan hun KLM-jaren waar ze met veel heimwee aan terug dachten, terwijl op het toneel de danseressen de flamenco dansten met veel hakkengeklak en castagnettengeklik.
We schonken onszelf nog maar eens in uit de karaf met sangría, dat is tenslotte wat er van ons, toeristen, werd verwacht.
! Olé, olé !






donderdag 3 december 2009

Manneke Pis in Rome
























We kwamen uit Afrika en zouden een 24 uurs stop in Rome maken. Normaal zou dat leuk zijn, ware het niet dat we vlakbij het vliegveld Fiumicino in een naargeestig hotel in Ostia waren ondergebracht. Bovendien was het ook nog winter, dus een dagje aan het strand of zwembad (of sightseeën in de antieke stad van Ostia) zat er niet in, dus besloten de hofmeester KV en ik, als we wakker werden ( we waren 's morgens vroeg aangekomen) met de metro naar Rome te gaan, want die stad kende hij niet. Ik ook niet, hoewel ik er een keer op een nachtstop was geweest, maar toen had ik niets van de stad gezien omdat we met de crew, op het terras van ons hotel, doorgezakt waren met een paar campari-soda's.
Ik werd wakker in een ongezellige koude kamer, waar niet eens een kleedje op de plavuizen lag om mijn voeten warm te houden. We waren te laat voor het ontbijt geweest. Na wat stukken droog stokbrood met wat sterke koffie te hebben genuttigd begaven we ons vol goede moed naar het metrostation, waar vandaan een boemeltje ons in een uur naar het Stazione di Termini in het hartje van Rome zou brengen.
Het was lunchtijd geweest toen we er aankwamen, dus vond ik dat we eerst maar eens goed moesten gaan eten, voordat we aan het toeristische gedeelte zouden beginnen. We vonden een trattoria die behoorlijk vol zat met Romeinen dus niet al te veel ingesteld op buitenlanders, dachten we, en bestelden ieder pasta en daarna een vleesgerecht met een flesje vino rosso erbij. Daar zaten we dan, ieder aan de overkant van het tafeltje, elkaar aan te kijken. Kees ( zo zal ik hem maar noemen) was nou niet bepaald, wat je noemt, een vlotte causeur en ik had moeite het gesprek gaande te houden: je moet toch wat ? Toen de rekening kwam moest ik me nog een beetje kwaad maken, omdat het eindbedrag veel te hoog was. Ach een paar optelfouten zijn gauw gemaakt, maar de waard had er niet op gerekend dat ik Italiaans sprak en bovendien wèl kon tellen. Kwaad liep ik de tent uit met Kees in mijn kielzog, zonder een fooi te geven hoewel dat meestal wel mijn gewoonte is. Er zijn tenslotte grenzen aan mijn goedwillendheid. Tot overmaat van ramp was het ook nog gaan motregenen, dus liepen we weldra als natte honden door de straten. Als volleerde gids las ik de plattegrond en zo kwamen we na een tijdje terecht bij de Spaanse trappen op de Piazza di Spagna.
























Daarna slenterden we wat door de luxe winkelstraten, waaronder de Via del Corso, waar alle beroemde wereldmerken vertegenwoordigd zijn. Het was een smalle, donkere straat en het zag er heel anders uit dan ik me in mijn dromen had voorgesteld. Daarna wilde ik wel naar de Trevi Fontein, omdat ik het beeld in mijn hoofd had van Anita Ekberg die op een zwoele zomernacht een frisse duik in het water neemt, misschien om wat af te koelen bij de aanblik van Marcello Mastroianni.
Wat een desillusie. Ik had me een groot plein voorgesteld met de fontein in het midden, stond hij in een heel smal straatje waar nauwelijks ruimte was voor al die toeristen. In de druilerige regen waren een aantal Japanners bezig, met de rug naar het water toe, liremuntjes over hun linkerschouder in het water te werpen, terwijl ze een wens deden. 'Ach baat het niet, schaadt het niet', dacht ik en deed hetzelfde. Kees wist niet wat hij zag en haalde zijn schouders op. Hij kon het geld niet missen, denk ik.
Het was al donker geworden toen we terug liepen naar het station, waar we net de trein misten.
De volgende zou tegelijkertijd de laatste zijn en we moesten 45 minuten wachten voor hij vertrok. De trein stopte bij iedere lantaarnpaal en het leek wel of er geen eind aan kwam. Na een half uur begon Kees een beetje ongemakkelijk op zijn stoel heen en weer te schuiven.
'Wat is er' , vroeg ik.
'Ik moet nodig plassen.' Hij trok een benauwd gezicht.
'Nou, dat is dan jammer', zei ik, 'je zal het een half uurtje moeten ophouden, want er zijn nou eenmaal geen toiletten in de metro.'
'Maar als ik moet dan moet ik meteen, ik kan het niet ophouden.'
'Verdomme', ergerde ik me, 'staan we 45 minuten op het station in Rome en dan gaat hij niet, terwijl hij weet dat als hij moet hij het niet op kan houden.'
Kees stond met een ruk op en liep naar de deur. Ik zag op zijn broek ter hoogte van zijn gulp een zich snel uitbreidende natte plek verschijnen. Ik dacht koortsachtig na.
'OK, bij de volgende halte ga je er snel uit, plast op het perron, en je springt weer in de trein als de waarschuwing komt dat de deuren dichtgaan', stelde ik voor.
Zo gezegd zo gedaan. De trein stopte en hij sprong eruit, ritste zijn gulp open, haalde zijn piemel tevoorschijn en produceerde een krachtige straal pies, die hij over de rails aan de andere kant van het perron sproeide. De waarschuwing om te vertrekken kwam, maar hij was nog lang niet uitgeplast en hij maakte geen aanstalten om de trein weer in te komen. Ik moest razendsnel een beslissing nemen. Ik kon natuurlijk zonder hem wegrijden, waar ik eigenlijk het meeste voor voelde, maar ik zag hem niet in zijn eentje de weg terug vinden naar het hotel, dus stapte ik, met tegenzin, ook uit. Samen uit, samen thuis, nietwaar ? Leuk was anders.
De rode achterlichtjes van de trein waren allang uit het zicht verdwenen toen hij eindelijk uitgeplast was.
Zo dat luchtte op en wat nu?
Het station lag aan een lange rechte weg met als verlichting, zo nu en dan, de koplampen van voorbij rijdende auto's.
De enige oplossing was om te gaan liften want om te lopen was het veel te ver.
Ik ging langs de kant van de weg staan en stak mijn duim omhoog. Niet lang daarna stopte een auto en ik legde aan de chauffeur uit dat we airline crew waren en de laatste trein gemist hadden naar Ostia en nu vervoer zochten naar ons hotel.
Hij was heel vriendelijk en bood ons een lift aan. Pfff, gelukkig. Opgelucht lieten we ons binnen 10 minuten naar ons hotel rijden. Echter daar aangekomen vroeg de man om geld. Ik protesteerde want ik vond dat hij ons had moeten zeggen dat hij betaald wilde worden voor zijn vriendelijkheid. Hij liep mee naar de receptie en zei tegen de receptionist dat hij niet wegging voordat hij $ 50,- van ons had ontvangen. Ik legde uit dat hij ons niet had gezegd dat hij een taxi was en dat we hem best wel wat wilden geven, maar dat $ 50,- buiten alle proporties was. Na veel heen en weer gepraat waarbij het woord' carabinieri' enige keren viel, kwamen we op de helft uit en ik betaalde de $ 25,- om van het gezeur af te zijn.
'Nou Kees,' plaagde ik hem toen we naar onze kamers liepen,' dat was een duur plasje'. Hij lachte als een boer die kiespijn had.
Hopelijk heeft hij uit deze ervaring wel een lesje geleerd: plas als je de gelegenheid hebt, anders kan het je duur komen te staan!



dinsdag 24 november 2009

De verleidingen voor een piloot

















John W. Waterhouse : Odysseus en de Sirenen.

' Het is beter als je naar je eigen kamer gaat.'
' Weet je dat zeker?'
' Ja, heel zeker. Het zou zonde zijn om zo 'n mooie dag aan het eind te verpesten.'
' Je hebt gelijk, maar...., nou ja... OK.... Jammer.'
S. keek me spijtig aan en liep aarzelend de gang uit. Hij keek nog een paar keer om voordat hij om de hoek verdween.
' Daag... , tot de volgende keer,' mompelde ik.
Toen hij weg was opende ik mijn hoteldeur en ging naar binnen.

Toen ik vanmorgen wakker geworden was, in het comfortabele bed van het Sheraton Hotel in Lissabon, had ik me afgevraagd wat ik zou gaan doen. 's Nachts waren we met een stel van de bemanning naar de discotheek onder het hotel geweest en toen ik om drie uur moe gedanst naar bed wilde gaan, hadden de anderen vrolijk naar me gewuifd. Zij bleven nog even door fuiven gebaarden ze. Ja, ja, dat was duidelijk geweest, die zou ik vandaag waarschijnlijk niet meer zien.
Ik besloot om naar het Rossio Plein te lopen en op het terras van Pastelaría Suiça een kopje koffie te gaan drinken. Dat café was voor de KLM- bemanningen door de jaren heen een vast ontmoetingspunt geworden.
Eenmaal daar zat ik te genieten van het uitzicht. Hoe vaak had ik daar wel niet op alle uren van de dag en de nacht gezeten? "Tout Lissabon" kwam hier voorbij schuiven: de mensen die allemaal ergens naar toe op weg waren, de bussen naar de stadswijken die voor het terras stopten, de fontein midden op het plein, de zwermen duiven die regelmatig op de wieken gingen om daarna weer neer te strijken en de silhouet van de oude kathedraal, die boven en achter de huizen het decor vormde.
Ik wilde net mijn tweede kopje koffie bestellen toen ik een oude bekende zag. Het was piloot S. die ik zo nu en dan ergens ter wereld was tegengekomen. Ik herinnerde me nog elf jaar geleden, toen hij, zo maar "out of the blue", op mijn deur in het Holiday Inn in Montreal had geklopt. We hadden toen een hele tijd in de deuropening van mijn kamer staan praten. Ik zie nog die ellenlange gang voor me ( ik had helemaal aan het eind gezeten.) Hij had me daar bekend dat hij heel gauw verliefd werd en dat hij dat nu op mij was, maar hoewel ik hem sympathiek vond had ik dat niet genoeg gevonden om hem dan maar binnen uit te nodigen. Een paar jaar later had ik hem weer in Beirut, op een zwoele zomernacht, ergens op de Corniche gezien. Samen met een stel anderen hadden we toen, op een terras aan zee, wijn gedronken en veel gelachen om de moppen van een geinige BWK .
Ik wuifde naar hem en hij kwam verheugd naast me zitten.
Na het tweede kopje koffie besloten we naar de Taag te lopen om naar de overkant te varen.
























We liepen door de smalle winkelstraat, onder een poort door, naar de haven. Het was een prachtige novemberdag: de zon scheen op het water en er stond een zacht zeebriesje. Terwijl we met de pont over de rivier voeren keken we naar de bootjes op het water en de schitteringen van de zonnelichtjes op de kabbelende golfjes. Meeuwen vlogen schor krijsend met ons mee.
Aan de overkant gekomen namen we de bus naar Caparica om op het strand in één van de eettentjes vis te gaan eten.
In het geheel verlaten restaurantje dat eigenlijk een strandkeet was die 's winters afgesloten werd met een provisorisch geplaatst, doorzichtig plastic, scherm, zaten we aan een tafeltje met uitzicht op het strand en de branding. We bestelden zeetong en een fles droge vinho verde.
De setting was idyllisch en het voelde aan alsof we binnen een cocon, waarin de tijd opgeheven was, gesponnen zaten. De onderwerpen die we bespraken werden in die atmosfeer vanzelf intiemer.
' Word je nog steeds makkelijk verliefd' , plaagde ik.
' Ik heb al een tijdje een relatie met een stewardess', hij trok plotseling een serieus gezicht.
' Maar je bent ook nog steeds getrouwd ?'
' Ja, dat wel, maar ik ben bang dat mijn vriendin me binnenkort voor het blok gaat zetten, want ze wil dat ik bij haar intrek. Ze zegt dat ze zonder mij niet kan leven.'
Het hele verhaal kwam er uiteindelijk uit. Hij voelde zich verplicht, want zijn vriendin had vóór hem samengewoond met een collega die haar slecht behandeld had. Toen ze nl. een keer van een reis een dag te vroeg op Schiphol was aangekomen, had de autodienst het moment om haar naar huis te brengen zo lang mogelijk uitgesteld. Wilde ze misschien niet eerst nog even een lekker bakje koffie drinken ? Ondertussen hadden ze achter haar rug om geprobeerd haar partner te waarschuwen, want ze hadden de vorige avond een andere stewardess bij hem afgeleverd. Hij had echter de telefoon niet opgenomen, dus uiteindelijk hadden ze haar naar huis moeten brengen, in de hoop dat die andere ondertussen verdwenen zou zijn. Dat was dus niet het geval geweest. Het was op een drama uitgelopen en ze was daarna zodanig getraumatiseerd geraakt dat hij het niet over zijn hart kon verkrijgen haar weer teleur te stellen.
Ja, dat was heel zielig, maar dat kon toch geen reden zijn om...Nee, maar hij kon maar niet tot een besluit komen.
Het kwam me allemaal zo bekend voor. Mijn relatie met A5 was ook niet zonder problemen. Wij waren dan wel allebei gescheiden, dus moreel was het wel in orde, maar ik had natuurlijk allang in de gaten gekregen dat hij zich langs de route nou niet bepaald geremd voelde om achter andere vrouwen aan te gaan. Het deed me denken aan de uitspraak van een andere vlieger die me eens een verklaring had gegeven waarom hij vreemd ging. Hij zei dat hij vroeger heel streng was geweest, maar hoe kon je dat blijven als je de hele tijd omringd werd door zoveel vrouwen ?
Was de oplossing van Odysseus, die zichzelf liet vastbinden aan de mast zodat het hem onmogelijk werd gemaakt te bezwijken voor de verleidelijke zang van de sirenen, een voorbeeld waar de hedendaagse man zich niet meer aan kon spiegelen ?
De verleiding waar wij, in ons beroep allemaal aan bloot stonden, ook de vrouwen overigens, was een gegeven waar we mee moesten leren leven. "Trouw zijn" had dan ook voor de meesten van ons een geheel andere betekenis gekregen. Trouw, in die zin dat je iedere keer terugkeerde naar die ene.
Laat in de middag gingen we terug naar de stad, waar we hand in hand, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, door de herfstige straten slenterden terwijl de zon onderging. Ik ging nog even een delicatessenzaak binnen om een paar flessen port te kopen van de 'colheita' van mijn geboortejaar. Ze kenden me daar nog van de vorige keren en gingen ons voor naar de wijnkelder waar alle schatten weggeborgen lagen. De flessen die ik wilde hebben waren bij het vorderen van mijn jaren alsmaar duurder geworden maar het genot was evenredig aan de prijs.

Op mijn kamer zat ik nog wat na te peinzen over de afgelopen dag. Boven mijn bed hing een reproductie van een schilderij, waarop Don Quichotte op zijn paard, samen met Sancho Panza op een doorgezakt ezeltje, op weg is om tegen de windmolens te vechten. Ik bedacht me dat we allemaal, ieder voor zich, ons eigen gevecht aan het voeren waren. Of we dat eigenlijk wel goed deden of niet, zouden we pas later, misschien als het veel te laat was, ontdekken.
Maar zoals de Fransen zeggen : "C'est la vie."
Met die gedachte ging ik slapen. Over een paar uur was het "calling time", dan was deze dag voorgoed geschiedenis geworden.









maandag 16 november 2009

Vreemde gasten

























Wat hadden ze me nu weer in mijn maag gesplitst ? Vol verwondering las ik mijn indeling : 's morgens om 6.00 uur melden op Schiphol om Koreaanse weeskinderen te begeleiden naar Kopenhagen. Ik, die bewust kinderloos door het leven ging en geen idee had wat ik met die wichten aan moest.

In de taxi naar Schiphol, terwijl vóór ons een sneeuwschuiver de snelweg vrijmaakte, dacht ik aan al die verschillende culturen waar we als cabincrew regelmatig mee geconfronteerd werden en probeerde me voor de geest te halen wat ik zo de laatste tijd had meegemaakt.
-Een Tel Aviv vol met orthodoxe Joden uit New York, die allemaal verschillende kosher maaltijden hadden besteld en als ze de maaltijd voor zich hadden toch liever die van de buurman wilden hebben.
'U bent toch meneer Cohen, van 38 C ?'
'Nee, ik heet Schwartz en ik heb geruild met meneer Levin op 40 B en nu u hier toch bent: ik wil kleurkrijtjes .'
'Maar u bent toch geen kind ?'
'Nee, voor mijn kleinkind in Jerusalem en ik heb toch zo 'n vreselijke pijn in mijn voeten, u heeft toch van die slofjes voor passagiers, breng die gelijk ook maar...'
En dan nog een paar honderd mensen op die vlucht, die allemaal tegelijk gebeld hadden, omdat ze iets van ons wilden hebben. Al die brandende lichtjes boven hun hoofden : het leek wel een vroege Kerst ! Na aankomst waren we kapot, maar ook wel opgelucht geweest. En als je ze van JFK naar AMS vloog, was er ook nog altijd dat gedoe met het rituele bidden bij ons in de pantry, net als we het ontbijt wilden gaan serveren. Wat een geduld ( en berusting) moesten we dan opbrengen !
-En laatst naar het Verre Oosten toen er die groep Japanse mannen was geweest die allemaal stiekem pornotijdschriften hadden zitten lezen en als je dan voorbij kwam die gauw wegstopten. Maar als ze het vliegtuig verlieten was het wel netjes, dat was in ieder geval een pluspunt, dat kon je niet zeggen van de Chinezen die na het uitstappen op hun bestemming een slagveld achter lieten... een vuilnisbelt waardig!
-In Dubai de Arabieren in die volle bak, die geweigerd hadden naast een vrouw te gaan zitten, ook niet die van henzelf.
-Uit New Delhi kregen we Sikhs mee die in Singapore elektronica gingen inkopen voor hun bazen. Omdat ze niet gewend waren aan westerse toiletten kregen we speciaal voor hen een 'sweeper' mee, die de plee's schoon moest houden. Die laatste hadden we ook wel kunnen gebruiken bij het vervoer van de Vietnamese bootvluchtelingen, die we uit het Verre Oosten vaak in groepen van voornamelijk vrouwen, kinderen en een paar oude mannetjes, meekregen. Als we het geluk hadden dat er één een beetje Engels sprak, konden we die tenminste vertellen hoe het toilet gebruikt moest worden, zodat hij dat aan zijn medelandgenoten kon uitleggen, want zonder voorlichting was het wel voorgekomen dat ze boven op de pot waren gaan staan en alles van grote hoogte naar beneden hadden laten vallen.
-Grote groepen uitgezette illegale Turken (onder begeleiding van een paar' veilgheidsspelden', zoals we de marechaussee's noemden,) die lekker zaten te genieten van hun biertjes en sigaretjes en bij het uitstappen in Istanbul brutaal tot afscheid : 'Tot over drie weken', zeiden. Hun legale landgenoten kwamen ondertussen met zoveel handbagage aanzeulen, dat we er nauwelijks plaats voor hadden kunnen vinden, zodat we wel op ons maximale gewicht zullen hebben gezeten.
-We hadden op één van die vluchten ook nog van een grote groep Italianen mogen genieten. Als ze moesten gaan zitten gingen ze staan en andersom, en maar druk door elkaar schreeuwen, gepaard gaande met van die overdreven melodramatische handgebaren. Er was geen land mee te bezeilen geweest, dus al helemaal niet in een vliegtuig.
-Als ik ook nog de zeelui, die bijna allemaal bang waren voor vliegen, junkies, alcoholisten en mannen die op olieplatforms werken, meereken geeft dat een aardig beeld wat we als cabinebemanning zo nu en dan voorbij zagen schuiven.

Aangekomen op Schiphol werd ik naar de toiletten gebracht waar een vermoeide man en vrouw, die vanaf Seoul al 20 uur onderweg waren, met 15 Koreaanse weesjes in de weer waren. De bedoeling was dat ik er 5 onder mijn hoede zou nemen. Ze moesten allemaal gewassen worden, schone luiers om en schone kleertjes aan. Ze zagen er zielig uit: bocheltjes, hazenlipjes, eczeem, mongoloïde afwijkingen, noem maar op, en ze hadden bovendien allemaal diarree. Misschien werden alleen gehandicapte kinderen voor adoptie naar het westen gestuurd? Zo goed en zo kwaad als het ging probeerde ik mijn opdracht uit te voeren maar ik vond het eng , vooral omdat de kinderen bij het aankleden geen enkele elasticiteit vertoonden, ze waren volkomen apathisch. Ik vermoedde dan ook dat ze allemaal ondervoed en uitgedroogd waren.
Aan boord was het een hele heisa, maar alles ging goed tot vlak voor aankomst toen ik bij een jongetje de diarree bij zijn hals uit zijn truitje zag komen. Zo kon ik hem toch niet afleveren bij zijn a.s. ouders ? De toiletten waren bezet en ik vroeg de purser om raad. Zij was vroeger verpleegster geweest op een kinderafdeling van een groot ziekenhuis. 'Geef maar hier', zei ze kordaat, en heeft het kind op de een of andere manier in de pantry verschoond. Godzijdank.
In Kopenhagen kwamen de adoptie-ouders, nadat alle passagiers waren uitgestapt, aan boord. We werden getuige van een hele emotionele vereniging van ouders en kinderen. Eén voor één werden de ouders geroepen en kregen voor het eerst hun kind te zien. 'Mijn' jongetje werd het laatst aan een wat ouder echtpaar toegewezen. Ze hadden een soort skipakje bij zich waar ze, onhandig, het arme kind in probeerden te wurmen. Hij begon heel zielig met een zwak beverig stemmetje te huilen. Ik kreeg er tranen van in mijn ogen. 'Breng hem alsjeblieft zo snel mogelijk naar een ziekenhuis', bad ik. Ik hoopte dat ze snel in de gaten zouden krijgen dat hij ziek was.

Op de terugweg keek ik door het raampje naar het winterlandschap dat onder het vliegtuig door gleed.
Aan de ene kant voelde ik opluchting dat het achter de rug was, maar aan de andere kant was ik bezorgd om dat jongetje en zijn goed bedoelende adoptie-ouders.

Ach misschien is hij nu, dertig jaar later, Deens kampioen Taekwondo.
Ik hoop het.

dinsdag 10 november 2009

Nachtmerrie
























tekeningen van Astrid van Verschuer

Hier, in deze gang moest het zijn. De receptionist had me de sleutel voor kamer 331 gegeven en alle nummers begonnen met een 3. Ik was er bijna: 327, 329, hè... wat is dat nou... 401 ? Misschien om de hoek, even kijken...Verdorie, 701, dat kan toch niet ? Even terug naar de oorspronkelijke gang, maar die kan ik niet meer vinden. Daar sta ik dan, geen enkele collega meer te zien, die zitten natuurlijk allang aan de crewborrel, maar waar? Het beste lijkt het me om weer terug te gaan naar de receptie. Om de hoek vind ik de liften, maar die zitten allemaal vol. Na een tijdje lukt het me een halflege te vinden. Haastig stap ik in. Och wat vervelend nou, hij gaat niet naar beneden maar naar boven. Stop nou, ik wil er uit! De trein rijdt hoog boven een typisch Amerikaans landschap, we zijn New York dus al uit, en stopt nergens, hoe kom ik in godsnaam ooit weer terug in de stad ? Na een urenlange reis met allerlei obstakels, sta ik uiteindelijk weer, dodelijk vermoeid, voor de receptie. De receptionist vraagt me nors, in het Russisch, welk nummer mijn hotelkamer heeft, maar dat kan ik me niet herinneren. Ineens komen een paar van mijn collega's voorbij. Die zijn behoorlijk aangeschoten, ze zwaaien vrolijk naar me en gaan de deur uit. De captain zegt, dat ik zo niet mee kan en de twee stewardessen keuren me geen blik waardig. De purser heeft een lijst waarop mijn kamernummer staat.
Eindelijk ben ik in mijn kamer en als ik het raam uitkijk zie ik een prachtig strand waarop grote golven met donderend geraas aanspoelen.

De telefoon rinkelt me wakker : 'calling-time' zegt een stem. O jee, ik moet mijn koffer nog inpakken. Ik begin mijn spullen bij elkaar te zoeken en stapel die op naast mijn koffer. Eén voor één gaat alles erin, maar het is veel te veel, zo krijg ik hem nooit dicht. Nou, nog maar wat eruit halen, o, verd....daar op die stoel ligt ook nog wat, helemaal vergeten. Ik kijk op de klok, het uur is om, maar de koffer is nog niet halfvol. Ik moet maar even de receptie waarschuwen dat ik nog niet klaar ben en dat ik wel een taxi voor eigen rekening naar het vliegveld neem. Het is zo'n ouderwetse telefoon met een draaischijf. Iedere keer als ik een cijfer draai, schiet hij weer terug of blijft die schijf vastzitten. Ik krijg het niet voor elkaar het hele nummer in één keer te draaien. Er wordt geklopt en als ik de deur opendoe staat de captain me boos aan te kijken en wijst op zijn horloge. OK, alles in de koffer gesmeten, dicht en mee. Als we in de lift staan merk ik dat ik mijn uniformjasje wel aan heb maar met een hele frivole rok eronder, de blouse heeft de verkeerde kleur en mijn benen zijn bloot.Ik hoop, dat als ik net doe alsof er niets aan de hand is, niemand het zal merken.

Op het vliegveld word ik ingedeeld in de economy class die helemaal vol zit. Het type vliegtuig ken ik echter niet en ik heb geen flauw idee waar de maaltijden en de drankentrolly's zich bevinden. We beginnen met de service, maar het aantal passagiers dat bediend moet worden neemt alsmaar toe, want na het ene compartiment volgt steeds weer een andere, en we lopen steeds grotere afstanden om ergens het eten vandaan te halen, terwijl de mensen die al wèl gegeten hebben beginnen te bellen omdat ze nog een drankje of koffie willen. Heb ik de koffiemachines eigenlijk wel aangezet of hebben we die niet aan boord ? Door de raampjes zie ik plotseling dat we veel te laag vliegen, terwijl we nog lang niet zouden moeten gaan landen. Dat kan toch niet, als we nu niet gaan stijgen dan gaan we crashen. Neee...

Langzaam deed ik mijn ogen open. Buiten werd het al een beetje licht zodat ik vaag de vertrouwde omgeving van mijn slaapkamer kon zien. Wat vreemd is dat toch dat die dromen, na al die jaren dat ik toch al niet meer vlieg, regelmatig terug blijven komen.
Laatst toen ik met een paar oud-collega's over mijn dromen had gesproken, hadden ze allemaal instemmend geknikt. "Och kind", had één van hen gezegd, "dat hebben we allemaal hoor."
Gelukkig, dan was ik dus niet gek. Ik draaide me om en sluimerde verder tot ik op moest staan.


zondag 1 november 2009

Tenerife









Monument op Westgaarde

Vandaag reed ik langs het kerkhof van mijn woonplaats in Spanje. De parkeerplaats stond bomvol met auto's en hele families, van baby 's tot grootouders, liepen te zeulen met de prachtigste boeketten om op de graven van hun dierbare overledenen te leggen.
Een mooie traditie, die hier nog sterk leeft want Allerheiligen is een officiële feestdag.

Ik dacht terug aan mijn collega's die op 27 maart 1977 omgekomen waren op de zwartste dag in de geschiedenis van de KLM, toen het zwaarste vliegtuigongeluk aller tijden tussen twee B 747 's van de KLM en PanAm in Tenerife plaatsvond. Zoals iedereen nog weet wat hij deed toen bekend werd dat President Kennedy was vermoord, zo weet iedere KLM-er waar hij was en wat hij deed toen hij/zij van dit verschrikkelijke ongeluk hoorde. Het was een zware slag voor iedereen en eentje die zelfs nu nog na dreunt en hevige emoties teweeg brengt.

Bij de flight safety als we tijdens een, gesimuleerde, afgebroken start buiten door de raampjes een rode gloed zagen en de cabine zich vulde met een dikke grijze rook, liepen we op ons gemak naar de nooduitgangen, terwijl we onderling grapjes maakten. We achtten onszelf onoverwinnelijk, er was al zo lang niets meer gebeurd en we waren zo goed en veilig en onze vliegers waren het best opgeleid van de hele wereld, dus zou het allemaal wel loslopen, dachten we. Goed, de oefeningen en de examens waren verplicht maar erg serieus werd er over het algemeen niet over gedacht.

Tot op die dag.

donderdag 29 oktober 2009

Rondje Caïro met Khatab
























Gelukkig werd het Europa-vliegen op de DC 9 soms afgewisseld met een vlucht op de DC 8. Eén van de bestemmingen was Cairo waar we vaak heen vlogen voor alleen maar een nachtstop, maar soms stonden we er een paar dagen over op weg naar Dar es Salaam. Fantastisch natuurlijk, want dat was in feite een gratis vakantie die we met beide handen aangrepen.
Omdat ik er al een aantal jaren niet geweest was, wist ik vanzelfsprekend niet dat ondertussen de kruier, Khatab, die onze koffers van het vliegtuig via de douane naar de crewbus vervoerde, een toeristenbureau was begonnen waarvan hij de manager en uitvoerende gids was.
In de aankomsthal, die er uitzag als een ouderwetse loods, waar door de hoge ramen het zonlicht stoffige banen trok en in het tegenlicht, tot onze grote hilariteit, het katoen van de witte jurken van de mannen doorschijnend bleek te zijn, volgden we hem door de chaotische menigte heen, naar buiten.
Daar vroeg hij ons, voor we naar ons hotel vertrokken, of we de komende dagen misschien een tochtje met hem wilden maken? Vier van de crewleden gingen daar op in.

De volgende morgen stond hij keurig op tijd voor het Hilton Hotel klaar met een luxe wagen, waar we gemakkelijk met zijn vieren in pasten. We wilden graag het authentieke Egyptische leven leren kennen en daarom reed hij ons naar een dorpje, waar een familielid van hem een boerenbedrijf runde in de Nijldelta.
We ondervonden het gebruikelijke fileleed om uit Cairo weg te komen, maar na een paar uur kwamen we op het platteland aan bij een oude boerderij, die er nogal primitief uitzag. Trots stelde Khatab zijn oom aan ons voor en we werden hartelijk uitgenodigd om binnen te komen en plaats te nemen in de pronkkamer. Die was kaal en afgebladderd. Langs de muur stond een bank met wat kussens erop waar we op moesten gaan zitten. Zo nu en dan kwamen wat familieleden verlegen om de hoek van de deur kijken om ons te bezichtigen alsof we marsmannetjes waren, wat voor hen waarschijnlijk ook zo was. Daarna werden er etenswaren naar binnen gebracht waarvan we niets durfden te eten, behalve ( voorzichtig) wat brood en kaas, vanwege voedselvergiftigingsgevaar, omdat we wisten dat het niet beleefd zou zijn om niets te nemen. Khatab begreep onze bezwaren wel en zag erop toe dat het water voor de thee tot 100 graden C werd gekookt en at zelf de meeste binnengebrachte lekkernijen op. Zodoende redde hij onze eer, maar misschien had hij ook niet zo goed ontbeten als wij.

Daarna reden we naar een restaurant aan de Nijl, van weer een ander familielid, dat eigenlijk die dag gesloten was maar speciaal voor ons geopend werd. We bestelden garnalen en verse vis uit de Nijl en omdat het nog wel even kon duren voordat de vis opgediend zou worden, dronken we alvast, onder goede gesprekken, uit de aangeboden flessen witte Egyptische wijn. Vanuit het raam hadden we een panoramisch uitzicht over de groene velden langs de Nijl. In de nevelige verte waren de piramides nog net zichtbaar en langs het water spoedden zich ezeltjes, met of zonder hun bejurkte begeleiders, voorbij. Ik peinsde bij het aanschouwen van deze bijna bijbelse taferelen erover, dat de tijd hier had stilgestaan en dat het er 2000 jaar geleden precies zo moet hebben uitgezien.

De volgende dag maakten we een tocht naar Memphis en de piramides van Sakkara. Vooral de buitenwijken van Cairo waar we doorheen reden lieten ons zien, dat Egypte een derdewereldland was. Alles zag er onafgemaakt, smerig en krakkemikkig uit, maar dat was omdat we er met onze Nederlandse ogen naar keken. We wisten inmiddels wel uit eigen ervaringen dat er plekken op deze aarde waren, waar de situatie nog heel wat slechter was.

Memphis is een openlucht-museum, omdat de meeste historische schatten nog steeds onder de Nijl-modder begraven liggen. We bekeken de meest opvallende overblijfselen en reden toen naar Sakkara, waar we zwetend door het hete zand van de ene naar de andere piramide liepen om in
























de grafkelders de prachtige muurschilderingen en de hieroglyphen te bewonderen. Daarvoor moesten we wel enge houten ladders op en af klimmen, maar het was de moeite waard.

Na onze toeristische tocht reden we terug naar Cairo en Khatab stond erop dat hij ons, als laatste specialiteit, zijn huis zou laten zien, voordat hij ons zou afzetten bij het hotel.
In een stille straat van een buitenwijk parkeerde hij zijn auto voor een groot modern paleis. Dat was zijn huis !! De klandizie van de KLM -bemanningen was kennelijk een goudmijntje ! We werden binnengeleid in een grote zaal waar een tafel stond met wel honderd stoelen erom heen. Wow... Had hij zoveel familieleden aan wie hij regelmatig hele banketten voorzette ? Hij stelde ons voor aan zijn zoons en dochters, waarvan de laatsten zorgden voor hapjes en drankjes. Zijn vrouw kwam ook nog even tevoorschijn om zich voor te stellen, maar zoals de gewoonte is in het Midden Oosten werd zij verondersteld onzichtbaar te zijn. Zij hoorde in de keuken thuis samen met alle andere vrouwelijke familieleden.

Op de dag van onze terugvlucht reed hij op het vliegveld met zijn kar onze koffers van de bus naar de douane en vandaar naar het vliegtuig.
We namen hartelijk afscheid van hem, hoewel we wel wisten dat zijn interesses nu natuurlijk bij de binnenkomende bemanning lagen .

zondag 25 oktober 2009

AP DC 8 /Purser DC 9



















13-7-1980 Ibiza. Captain: Jaap Steketee, Copiloot : Martin Venhuizen, stewardessen : Henriëtte Bakels, Rina Diedenhoven.

In 1978 was ik weliswaar weer als jongste stewardess in dienst getreden, maar het verschil met tien jaar daarvoor was, dat ik nu carrière kon gaan maken en om dat te doen moest ik spreekvaardigheidsdiploma 's in Engels, Frans, Duits en Spaans gaan halen.
Om in aanmerking te komen voor de functie van Purser op de DC 9 ( de eerste Eerste had eindelijk erkenning gekregen,) die tevens dienst deed als Assistent Purser op de DC 8, moest je minimaal 2 spreekvaardigheidsdiploma 's en 2 toetsen in vreemde talen halen.
Waarom de KLM dat genoeg vond om een leidinggevende functie aan boord te gaan vervullen is voor mij altijd een raadsel gebleven en de gevolgen van deze 'policy' waren soms dan ook duidelijk ( negatief) merkbaar.
Maar goed, ik besloot toch maar om die diploma's zo snel mogelijk te gaan halen en meldde me aan voor de diploma's spreekvaardigheid Engels, Duits en Frans, omdat dat de talen waren waarvan ik dacht dat ik die redelijk goed beheerste en er dus niet speciaal voor hoefde te gaan studeren.

Engels ging goed, Frans ook, maar bij het Duitse examen liep het faliekant fout. Niet omdat ik niet goed Duits sprak, maar omdat ik ruzie kreeg met de gedelegeerde, die mij op mijn eigen onderwerp, studie sociologie, een paar vragen ging stellen ( overigens in een afschuwelijk steenkolen Duits) die ik niet kon beantwoorden. Hij had zo'n typisch, uit meerdere woorden samengesteld, Duits woord van wel twintig letters ergens in een encyclopedie opgezocht en ik had echt geen flauw idee waar hij het over had. Hij beweerde dat als ik zijn vraag niet kon beantwoorden ik geen Duits sprak en ik zei dat dit geen examen sociologie was maar een examen Duits. Oei, dat was tegen het zere been. Ik kreeg een 6 voor uitspraak, een 6 voor spreken over algemene onderwerpen en een 5 voor mijn eigen onderwerp. Gezakt ! Ik hoorde later dat die man berucht was en bijna iedereen liet zakken, maar daar had ik op dat moment niets aan. Ik was zo kwaad dat ik eenmaal thuisgekomen, mijn jogging outfit heb aangetrokken en zeker 10 kilometer vreselijk hard heb gelopen totdat de adrenaline uit mijn bloed verdwenen was.

Twee maanden later heb ik het examen alsnog gedaan en slaagde toen met een 8 voor uitspraak, een 8 voor algemene onderwerpen en een 8 voor mijn eigen onderwerp. Er was gelukkig een andere gedelegeerde die heel aardig was, maar achteraf gezien lijkt het me toch niet te verdedigen dat ik in die twee maanden plotseling zo veel beter Duits was gaan spreken, dat dat het verschil in cijfers kon verklaren, omdat ik er immers niets extra's voor gedaan had?

Bij de KLM mocht je een toets doen voor de taal waar je nog niet spreekvaardig in was. In mijn geval was dat Spaans. Daar ben ik toen een cursus voor gaan volgen en na 2 maanden haalde ik die toets.

Zo kwam ik kort daarna op de cursus voor AP terecht. Henk van Dalfsen onderwees ons in het uitspreken van het Public Address, het schrijven van Service Remarks, het ontvangen van Diplomatieke Post en allerlei andere bijzonderheden die je tegenkwam als je ' baas' was.

















Mijn eerste vlucht was onder begeleiding van een ervaren collega: Annemiek de Boer- Esman naar LIN ( Milaan).
Mijn crew bestond uit : Captain: Jan Ophorst, Copiloot : Nico Wester, Cocopiloot: Jaap Boer, Stewardessen : Monique Groote en Ineke Vos.

Europa vliegen bestond in die tijd uit meestal korte vluchten, waarbij je voor de meeste erg vroeg de veren uit moest. 's Morgens om 4.30 opstaan was geen uitzondering, want ik moest uit Utrecht komen met het openbare vervoer. Niet echt iets wat ik leuk vond, maar je moet er iets voor over hebben als je carrière wilt maken. Mijn eerste week zag er dan ook als volgt uit : LIN/BOD/ZAG-BEG/OSL/CDG/ en LHR. En zo zouden er nog vier lange jaren volgen, gelukkig zo nu en dan afgewisseld met ICA vliegen, omdat er in die tijd een overschot aan vliegend personeel was, vanwege een dip in de economie ( what's new ?)

zaterdag 17 oktober 2009

Orkaan in de Caribische Zee

De telefoon rinkelde me uit een diepe slaap. Even wist ik niet waar ik was en had ik moeite om me te oriënteren. Gelukkig had ik me aangewend om in vreemde hotelkamers in de badkamer een lichtje te laten branden en de deur op een kiertje te laten staan, zodat ik als ik wakker werd, in ieder geval kon zien aan welke kant van mijn bed de lamp te vinden was. Ja, nu herinnerde ik me het weer: ik was in Lissabon, waar ik met mijn bemanning een paar uur geleden was aangekomen uit Amsterdam. Na een gezellige crewborrel, bij de captain op de kamer, lag ik net een paar uur in bed. Ik keek op mijn reiswekkertje dat 04.00 uur 's nachts aanwees. Wie wilde me nu om deze tijd opbellen? Er was toch hopelijk geen sterfgeval in mijn familie? Aarzelend nam ik de telefoon op : " Hello ?"
"Good morning, this is your calling-time, " klonk het opgewekt uit de hoorn. " This must be a mistake, my calling time is tomorrow-night." "No ma'am, your calling-time is now."
Ik geloofde mijn oren niet. Was dit een practical joke, of toch niet ? Ik besloot de purser te bellen. Die bevestigde dat het inderdaad calling time was, omdat de bemanning die van ons had overgenomen nog steeds op het vliegveld van Lissabon stond en nu niet meer mocht vertrekken omdat zij anders over de werktijdenlimiet zouden gaan. De vertraging was te wijten aan orkaan David, die precies op dat moment door het Caribische gebied raasde.














Nou, erg uitgerust waren we niet na maar een paar uur slaap en geeuwend zaten we een uur later in de bus naar het vliegveld. We vroegen ons af wat er nu met ons schema zou gebeuren, want een paar crewleden, waaronder de captain, hadden familieleden bij zich, omdat we vijf dagen in Curaçao zouden gaan slippen.

Om 8.00 uur vertrokken we dan eindelijk op weg naar Caracas.

Doodmoe zaten we 's avonds in het Macuto Sheraton, weer bij de captain op de kamer te crewborrelen, toen de telefoon ging. De captain hield zijn hand op, als teken dat we even op moesten houden met kakelen. Hij had de stationmanager aan de lijn! Of we ons maar weer even in ons pak wilden hijsen, want we moesten doorvliegen naar Curaçao (weliswaar als passagier met de ALM) want daar kwamen ze een bemanning tekort. Spijtig keken we naar ons bed, trokken ons uniform weer aan en zaten even later uitgeblust in het busje van Papi op weg naar het vliegveld.

Half slapend zaten we in de DC9 en kwamen als zombies in het Frommer Hotel op Curaçao aan waar er natuurlijk niet genoeg kamers waren. Opdubbelen in de bungalows was één van de oplossingen. Na uren wachten lagen we dan eindelijk in bed.

Ons schema was nu veranderd. Niks vijf dagen vakantie in Curaçao, maar de volgende morgen terug naar Lissabon. De vrouw van de captain had pech. Ze had haar verjaardag groots langs de route willen vieren, maar dat zou nu aan boord moeten gebeuren, want de cockpitcrew vloog vanaf Lissabon gelijk, als pax, door naar Amsterdam.

In de kranten lazen we later, dat orkaan David in zijn genre de meest verwoestende sinds mensenheugenis was geweest. De wind die snelheden van 278 km. per uur bereikte, richtte voor $1.54 miljard schade aan; in Martinique veroorzaakte de storm een tsunami van 14 meter hoog en in totaal 2068 mensen verloren het leven.

Wij kwamen er beter vanaf. Ons gebrek aan slaap en het overtreden van de rusttijdenwet leverde ons 21 extra vrije dagen op.


zondag 4 oktober 2009

Naar Taxco

Drie hele dagen in Mexico Stad, dat was fantastisch natuurlijk, want dan zijn er vele mogelijkheden om een reisje te gaan maken buiten Mexico Stad.

De vorige keer, toen we een paar dagen over stonden hadden we een auto gehuurd en waren naar Guernavaca gereden. Een schilderachtig stadje met een mooie omgeving, waar echter verder niet veel te beleven viel. Bovendien was het weer koud en regenachtig geweest en hadden we om warm te blijven een paar koppen koffie met een flinke scheut Tía María erin gedronken. Dat hielp wel tegen de kou maar de herinnering aan de rest van de dag is daardoor een beetje wazig geworden.

Na navraag binnen de crew bleek dat één andere stewardess en de purser wel met me mee wilden gaan naar Taxco, een stad in de bergen die beroemd is vanwege de zilvermijnen. Als we onze kamers in het hotel ( Holiday Inn, Zona Rosa) inleverden konden we gratis overnachten in de Holiday Inn in Taxco, die wonderschoon boven op een berg lag met prachtig uitzicht over de stad.

Vanaf het busstation in Mexico gingen we met een touringcar op pad.

















We reden ruim vier uur door de bergen en het uitzicht vanuit de raampjes was soms adembenemend. Vooral de vele haarspeldbochten en de diepe afgronden naast de weg vond ik spannend, maar ook vermoeiend.

In Taxco bewonderden we onze mooie hotelkamer, die typisch Mexicaans was ingericht met felle oranje en gele kleuren, maar wat hadden we een fantastische uitzicht! Ik had graag de hele middag op mijn terras willen blijven zitten en het brede bed zag er ook uitnodigend uit, want door de tijdsverschillen had ik wel zin in een siësta gekregen. Dat zou natuurlijk zonde van de tijd zijn geweest, dus óp naar het centrum met de bekende VW kever die overal in Mexico als taxi dienst doet (voor mensen met lange benen een crime.)
We slenterden wat door de schilderachtige straatjes
























met de vele toeristische zilver- en andere souvenirwinkeltjes, naar de protserige Prisca Kathedraal.
Terwijl we daar naar toe onderweg waren werd ik door een man die mij tegemoet kwam, in het voorbijgaan onzedelijk betast. Mijn adrenalinegehalte schoot binnen een milliseconde omhoog, zodat ik me zonder na te denken omdraaide en de achtervolging inzette om hem, woedend, zo hard mogelijk een paar rake klappen te verkopen, vergezeld van een paar Nederlandse krachttermen met een hoop G's erin. Gelukkig schrok hij zich daarvan zo'n ongeluk dat hij er als een speer vandoor ging.

Na het overdadige interieur van de kathedraal te hebben bezichtigd, dat bekleed was met geroofd goud, moest er gewinkeld worden. Behalve dat ik als arme standby-stewardess geen geld had en me bij vorige reizen al voorzien had van kleding, schaakborden, beschilderde boombasten, keramiek en ander folkloristisch aanbod, heb ik eigenlijk een enorme hekel aan winkelen. Zilver had ik nog niet, maar dat wilde ik ook niet. In een toeristenwinkel zag ik echter een spaarpot in de vorm van een wit beschilderd paardje van aardewerk. Ik dacht aan een cadeautje voor een pas geboren neefje en kocht het na flink te hebben afgedongen.



















Dan eindelijk gingen we, na veel winkeltjes in en uit te zijn geweest, wat drinken en nog ergens een hapje eten en daarna terug naar het hotel op de berg.

's Nachts was het heerlijk stil op de kamer. Alles wat je hoorde was gezoem van cicaden en zo nu en dan, in de verte, het geluid van een eenzame auto.

De volgende morgen gingen we weer de bus in voor de terugweg.
Het was een vermoeiende trip geweest, maar ik was wel tevreden met het feit dat ik in Taxco was geweest en dus weer iets van mijn verlanglijstje had kunnen afstrepen.


woensdag 30 september 2009

Mombasa


















Als we 's morgens de gordijnen open schoven hadden we een fantastisch uitzicht op een palmenstrand en de Indische Oceaan.

A5 en ik hadden elkaar, na zes jaar onderbreking, weer ontmoet in New York. Na een hernieuwde kennismaking vonden we uit dat we allebei gescheiden waren en dat de relaties die we sindsdien onderhouden hadden op een mislukking waren uitgelopen. Na vele verwikkelingen, waarbij zijn tienerkinderen, voor wie hij de zorg had, en andere kapers op de kust ( zowel voor hem als voor mij) geprobeerd hadden roet in het eten te gooien, waren we uiteindelijk bereid geweest onze relatie een kans te geven.
Deze reis naar Mombasa had dan ook iets huwelijksreisachtigs.

De vlucht hier naartoe was vermoeiend geweest, hoewel we van Amsterdam naar Nairobi samen in de 1e klas mochten zitten ( ik had geen recht op 1e klas) en we volop van de kaviaar en champagne hadden genoten. Echter in Nairobi kwam er een kink in de kabel, toen na lang wachten bleek dat de kist naar Mombasa vol zat.
Gelukkig hadden ze nog ergens een Fokkertje in de reserve, waarin we letterlijk opgepropt, met nog een aantal andere passagiers, hadden gezeten. Na een lange taxirit naar het Trade Winds Hotel op Diani Beach bleek dat ook al vol te zitten, maar na een nachtje uitwijken naar een ander hotel, Jadini Beach Hotel, hadden we de volgende morgen deze luxe kamer kunnen boeken.

Overdag luierden we onder de palmbomen, hoewel je wel op moest letten dat er niet een kokosnoot op je hoofd viel. Zo nu en dan hoorde je een plof en dan kwam een mannetje met een kapmes, die hem voor je open spleet zodat we de melk konden drinken en het witte vruchtvlees opeten.
Heerlijk boekjes lezen, zwemmen in de branding (waar ik leerde hoe ik door het kopje van een golf heen moest duiken,) een strandwandeling maken en 's middags een siësta houden. Een bediende kwam ons iedere middag om 16.00 uur wakker maken met de 'afternoon tea', die hij op het terras van onze kamer neerzette. Als we niet opschoten, aten aapjes met blauwe ballen onze cucumbersandwiches, koekjes en scones op. Dat vonden we op zichzelf niet zo heel erg, want we aten hier drie maal per dag van een uitgebreid buffet en het eten was voortreffelijk, dus de verleiding was groot om veel te veel te eten (en te drinken.)

Iedere avond traden inheemse groepjes op met dansjes en liedjes voor de toeristen.
Dat vind ik altijd een crime, vooral als we mee moeten dansen, maar de hotelmanager scheen te denken dat het bij zijn taken hoorde om ons deze vertoningen voor te zetten. Door ons beroep beschouwen we onszelf echter nooit als toeristen maar meer als wereldreizigers.
























Toen we voldoende waren uitgerust maakten we een dagtocht naar Mombasa, een stad die in de Afrikaanse geschiedenis, door zijn ligging aan de Indische oceaan, sinds de 12e eeuw, een belangrijke functie heeft gehad als belangrijkste doorvoerhaven voor o.a. ivoor, goud en kokosnoten. Vele verschillende volkeren hadden zich hier gevestigd en deze verschillende culturele invloeden waren nog duidelijk zichtbaar. We bekeken de belangrijkste toeristische trekpleisters: Fort Jesus, de oude stad, de haven met ouderwetse dhows, de hindoeistische Jain tempel, de olifantentanden die over de belangrijkste straat staan gebogen en de Afrikaanse markt, waarvan we vonden dat er een nare sfeer heerste. De mensen waren soms openlijk vijandig en fotograferen mochten we ze niet. We kochten wel wat souvenirs, zoals olifantjes van ebbenhout.










Afgezien van zo nu en dan een fikse regenbui en het regelmatig uitvallen van de elektriciteit beleefden we een romantische week en de meegebrachte champagne en de bestelde kreeft zorgde voor een fantastische laatste avond, en nacht, onder de mooiste Afrikaanse sterrenhemel.

Op de terugreis verliep de vlucht naar Nairobi gesmeerd: voor onze lange benen was er zelfs plaats bij de noodluiken van de Kenya Airways' DC 9.
In Nairobi verbleven we nog twee nachten in het New Stanley Hotel. Op onze vrije dag lieten we ons door een taxi naar het Arboretum rijden. Daar bewonderden we de prachtige cacteeën, bamboebossen, palmen en eucalyptusbomen. De paadjes waren soms moeilijk begaanbaar en het viel ons op dat de 'blanken' hier hun hondjes kwamen uitlaten.
In Nairobi lagen de etalages van alle winkels vol met groene sprinkhanen. Eén van de vele plagen waar het Afrikaanse continent onder te lijden heeft.

Op onze terugvlucht naar Amsterdam vond captain IJ het niet goed dat ik bij A5 in de eerste klas mocht zitten, dus zat A5 bij mij in de economy class. Dat vonden we helemaal niet erg, want we hadden daar, omdat de kist halfleeg was, veel meer de ruimte. We beleefden een perfecte afsluiting van onze 'honeymoon' , waarvan ik vermoed, dat ook die niet de goedkeuring van de captain had kunnen wegdragen. Tant pis pour lui !















dinsdag 15 september 2009

Kinderleed
























"Mbwaaaahhh, mbwaaaaaagh, ieeeeeeeeeeeeerrrggggggg..........," klonk het op de rij achter me.
Nee hè, dat heb ìk weer! Het zal toch niet dat zelfde kleine meisje zijn dat in de vertrekhal al zo hard had zitten huilen ? Schattig om te zien, dat wel, met haar oudroze jurkje aan, dezelfde kleur als die van haar moeder's T-shirt, maar kennelijk was er iets niet naar haar zin, want ze krijste zo hard dat je zonder gehoorbeschermers maar beter weg kon wezen. Toen ik in de gaten had gekregen dat de ouders haar niet stil konden krijgen was ik inderdaad snel ergens anders gaan zitten, maar hier aan boord had ik die optie niet.
Een stewardess kwam het gebruik van de kinder-stoelriem en- zwemvest uitleggen. Het kind moest met haar gezicht in dezelfde richting zitten als de ouder, maar daar verzette ze zich tegen.
Wel allemachtig. Venijnig trappelden haar voetjes tegen de achterkant van mijn rugleuning. Ik keek tussen de stoelleuningen door naar achteren, en ja hoor, wat ik al gevreesd had was werkelijkheid geworden: ik zag iets oudrozigs onder een van drift, rood aangelopen, kindergezichtje.

Tja, wat doe je in zo'n situatie? Ik dacht terug aan de tijd dat ik tijdens mijn werk als cabin attendant vaak te maken had gehad met allerlei kinderperikelen. Bv. als de ouders de krant gingen lezen en de kinderen in het gangpad lieten spelen. Ze renden dan vaak op en neer en niet alle passagiers waren daar even gecharmeerd van. Wij ook niet, want vaak zagen we ze niet van achter de trolley, of voor onze voeten als we met plateaus aan het zeulen waren. Niet zelden was dan ook een onaangename botsing het gevolg, zodat we ze onder zachte dwang terug naar hun ouders moesten brengen.
























Illustratie uit Astrid van Verschuer's "Life Aloft"

Een keer, tijdens een lang nachttraject op de B747, was er één kind geweest dat maar bleef krijsen, zodat de passagiers geen oog dicht konden doen. Ik zat daar een tijdje naar te luisteren totdat ik het verschrikkelijk zat werd. Ik pakte een zaklantaarn en liep in het stikdonker, want alle lichten waren uitgedaan, naar de bron van ergernis. Ik scheen met mijn zaklantaarn recht in de ogen van het kind en sprak haar streng toe. In de trant van: als ze niet onmiddellijk ophield met krijsen dat ik dan heel kwaad zou worden. Ze keek me verschrikt aan en hield onmiddellijk haar mond. Hèhè, wat een goddelijke stilte! Ik vroeg aan de moeder wat er aan de hand was maar die had geen idee. Thuis hadden ze een kindermeisje die dag en nacht voor het kind zorgde, zodoende wist ze niet wat ze moest doen als het van streek was.
De hele nacht was het verder stil gebleven tot we het ontbijt gingen uitdelen. Heel zachtjes begon er een gedrein boven het geluid van de motoren uit te stijgen. Toen ik er langs liep, hoorde ik de mevrouw tegen haar kind zeggen : "Pas op hoor, als je zo doorgaat roep ik de boze stewardess!"

Zou eenzelfde aanpak hier ook helpen ? Bij nader inzien zag ik er maar vanaf. Niemand vindt het leuk om voor boeman/vrouw te spelen, ik ook niet.
De mevrouw die op mijn rij aan het raam zat ging onverdroten door met het oplossen van kruiswoordraadsels en ik concentreerde me op mijn boek.
Nadat we geland waren feliciteerde ik haar en mij, omdat we geen kik hadden gegeven en ons die paar uur voorbeeldig hadden beheerst.
Ze moest lachen om mijn felicitatie en we betreurden die arme ouders die nog een tijdje aan het kind vast zouden zitten. Zij liever dan wij, vonden we, en stapten opgelucht van boord.

maandag 14 september 2009

Laatste vlucht van de Lockheed Electra

Wat was het gezellig op de VOC Soos op 5 september 2009, vooral omdat oud-collega's van het KLM Cabinepersoneel die begonnen zijn met vliegen tussen 1965 en 1970 uitgenodigd waren voor een speciale reünie. Ook wel spannend, want zouden we elkaar nog herkennen na zoveel jaren ? Het is natuurlijk wel een groot verschil of je 24 of 65 jaar oud bent.

Bij één van de leuke herontmoetingen sprak ik met een hofmeester KV die me vertelde dat wij samen op de laatste vlucht van de Lockheed Electra naar Brussel waren geweest op 31 december 1968. Ja natuurlijk, dat wist ik nog. Onze vlucht was niet de geplande laatste vlucht geweest maar door het slechte weer, het ijzelde in Brussel, waren we met vertraging binnengekomen en op die manier hadden we de oorspronkelijke 'laatste' vlucht verslagen. Hij vertelde me dat hij die speciale Wolkenridder had bewaard waarin er een reportage stond over dit gebeuren. Ik was al een tijdje op zoek geweest naar deze uitgave van de Wolkenridder en als door een wonder had ik hem nu teruggevonden.


























































































































Ik vond het eigenlijk wel best dat die 'propjet' eruit ging, want de DC 9 vloog veel sneller en een vlucht naar bijvoorbeeld Moskou duurde een uur langer. Alles trilde zo hard dat ik wel eens dacht dat de bagagerekken ( we hadden toen nog geen bakken) naar beneden zouden komen en als ik op de laatste stoel zat zag ik door het raampje zo nu en dan zwarte roetproppen voorbij vliegen.
Het enige wat ik wel leuk vond, was dat er maar één stewardess aan boord was, dus die werd helemaal in de watten gelegd. Wat een verschil met mijn vorige baan, waar ik als informatrice bij de NS alleen maar vrouwen als collega's had die elkaar het licht in de ogen niet gunden, zeker niet als er een man aan de horizon verscheen.

Laatste vlucht op de Lockheed Electra.Tevens het einde van het kleinschalige luchtvervoer.
Hier is geschiedenis geschreven.


donderdag 27 augustus 2009

Als natte katten in Karachi
























We zaten elkaar over de tafel, in de eetzaal van het KLM Hotel 'Midway House' in Karachi, een beetje verveeld aan te kijken. Het inmiddels familiaire eten van het overbekende menu dat werd opgediend door de ons welbekende obers, werkte niet echt inspirerend voor goede gesprekken. Het licht was ook niet gezellig en sommigen hadden misschien tijdens de crewborrel een beetje teveel gedronken en wisten alleen nog maar onzin uit te kramen.

Ik had geen zin gehad om gelijk al na het eten naar bed te gaan of verder te drinken in de crewroom. Van mensen uit vorige bemanningen had ik wel eens verhalen gehoord dat ze 's nachts, bij volle maan, met de zeilboot van Kapitein Ali naar het strand van Sands Pit waren gevaren om daar te gaan kijken naar de duizenden zeeschildpadden, die om deze tijd van het jaar uit zee kwamen gekropen om eieren te leggen op het strand. Een zeer imposant gebeuren, dat je zeker moest gaan bekijken als je op de juiste nacht in Karachi was. Dus stelde ik aan mijn metgezellen aan tafel voor om een dergelijke tocht te gaan maken. Ze keken me allemaal, behalve één, lodderig aan. "Nu nog ? Was ik niet goed bij mijn hoofd ? " Dat was de algemene reactie. Die ene die wel belangstelling had was een knappe copiloot van de andere bemanning.

Na enig overleg besloten we, als de anderen geen zin hadden, maar met zijn tweeën te gaan. Hup, de taxi in en naar de haven gereden. Op de achterbank van de taxi maakten we wat nader kennis met elkaar.
Bij de haven aangekomen, waar het 's nachts net zo druk met liggende, lopende en bedelende figuren was als overdag, vonden we de boot van Kapitein Ali die kennelijk 24 uur per dag klaarlag, wachtend op avontuurlijk geïnclineerde KLM-ers.

Wij in de boot, ankers opgehaald, touwen los, zeilen gehesen en daar gleden we al de haven uit.. Knus gingen we dicht naast elkaar op de, met zachte kussens bedekte, bank zitten. We genoten volop, maar alsof er een duiveltje boven onze hoofden zat toe te kijken die het een beetje al te knus vond worden, begon het zachtjes te spetteren. Kapitein Ali wist daar wel raad mee, dus hesen hij en zijn maatje een stuk plastic boven onze hoofden, zodat we droog verder konden smoezen. Het duurde echter niet lang of het begon wat harder te spetteren en even daarna nog een beetje harder en toen kregen we zo'n hevige tropische bui over ons uitgestort, dat we geen hand meer voor ogen zagen. Dat zou ons leren. Romantisch? Ha...! Daar had zelfs Kapitein Ali geen antwoord meer op en stuurde zijn boot naar de pier van het dorpje waar we altijd de vissenkoppen kochten als we krabbetjes gingen vangen.
Hij vond het beter dat we gingen schuilen in een lokale kroeg. Wij van boord. Er stond al zoveel water op de kade, dat je geen grond meer onder je voeten zag. Eng ! Maar het was nog veel enger in de kroeg. Daar zaten woest en primitief uitziende mannen, die bij olielampjes onduidelijke drankjes zaten te drinken. Ik hoopte maar dat de copiloot, Ali en zijn maat afdoende bescherming boden, want zoals mijn doordrenkte kleding aan mijn lichaam vastplakte moet ik voor deze mannen een aanblik zijn geweest waarvan ze dachten dat ze die alleen maar te zien zouden krijgen als ze als martelaar zouden sterven. Ali beval ons de lokaal gestookte whisky aan, maar omdat we bang waren blind te worden, kozen we voor thee die, naar we hoopten, door het gekookte water veiliger was voor onze gezondheid.

Na een paar uur eindeloos theedrinken was de tropische storm voorbij en konden we ontsnappen aan de starende blikken van de Pakistani. We waadden terug naar de boot en besloten dat het beter was om terug te gaan naar het hotel om ons op te drogen. Arme kapitein Ali, hij moest een motorboot huren om ons terug te trekken naar de haven van Karachi.

De volgende morgen werd ik verkouden wakker. Het duiveltje kon alsnog tevreden zijn.
Hij was echter wel te laat geweest om dit unieke avontuur van ons af te nemen.