woensdag 5 maart 2008

Eerst Nikko zien, dan sterven

De paar dagen iedere week in Tokyo gaven ruimschoots de gelegenheid om dagtripjes te kunnen maken.We waren er wel vroeg voor opgestaan, want de treinrit duurde een paar uur, maar je moest nu eenmaal 1x in je leven in Nikko zijn geweest ( zoals in Europa in Napels) om daarna met een gerust hart te kunnen sterven, want je had immers het mooiste aanschouwd wat er op deze wereld te zien was ? Toen we na een tijdje de voorsteden van Tokyo, met een ratjetoe van ouderwetse houten huisjes en lelijke betonnen nieuwbouw, achter ons hadden gelaten reden we door een vrij vlak landschap, langs meren met bergen op de achtergrond, wel gingen we geleidelijk omhoog, zodat we toen we uitstapten op het station van Nikko verrast werden door de felle kou. Daar hadden we helemaal niet op gerekend, we hadden wel winterjassen aan maar dat we shawls, handschoenen en bontmutsen nodig zouden hebben was niet in ons hoofd opgekomen.

Om warm te blijven probeerden we zo hard mogelijk te lopen, het rode bruggetje over naar het Toshogu tempelcomplex, langs de pagode en onder de houten torii door, het grind knersend onder onze en die van de andere bezoekers' schoenen, wat een oorverdovend lawaai gaf. Prachtige eeuwenoude cipressen torenden hoog boven ons uit en flankeerden het pad . Om de tempels te bezichtigen moet je vele trappen omhoog klimmen, maar als je eenmaal boven bent, vergeet je de inspanningen gauw. Prachtig gekleurd houtwerk schittert je overal tegemoet; in het oog springt het beeldhouwwerk van de drie aapjes, die niets horen, niets zien en zwijgen.

Behalve de tempels, staat er nog een ander beroemd monument, nl. het mausoleum van de eerste Shogun ( vertaald: 'generaal die de barbaren (( de Europeanen)) verslaat'), Iyeasu Tokugawa, die in 1616 stierf. De Tokugawa-clan zou Japan daarna nog 250 jaar lang regeren.

Ik zat een tijdje in de hoofdtempel op de grond en genoot van de leegte binnen, alleen maar tatamimatten en een reusachtige lampion, kijkend naar de prachtige natuur buiten. Ik benijdde de Boeddhistische monniken, die hier hebben gezeten om te mediteren op een onoplosbare 'Zen'-vraag. Helaas kon ik daar niet lang blijven zitten, want we hadden maar beperkt de tijd voordat de trein weer terug naar Tokyo zou vertrekken . We verlangden naar wat warmte, een kop koffie en een hapje eten en we verlieten de tempels op zoek naar een horeca-gelegenheid. Na lang zoeken vonden we een herberg. Eenmaal binnen was er echter een groot probleem, de eigenaar sprak alleen Japans en onze wederzijdse gebarentaal was ook al niet dezelfde. Dat gaf veel hilariteit. Het eten bestellen was niet zo moeilijk, want in de etalage stonden alle beschikbare schotels in plastic nagebootst, dus hoefden we slechts aan te wijzen wat we wilden bestellen. Zo kregen we eten maar ze vergaten van de zenuwen stokjes of ander eetgerei erbij te geven en onze eetgebaren werden niet begrepen. Was het de bedoeling om de noedels met onze vingers naar binnen te werken ? Ik stond teneinde raad maar op, ik was tenslotte de reisgids, om op zoek te gaan naar iets wat op stokjes leek. In een hoekje zag ik ze inderdaad op de toonbank liggen, dus met mijn allerliefste glimlach en buiging bleef ik er voor staan en wees er naar. Veel gebuig terug en inderdaad daar kregen we het. Ik moest al een tijdje nodig naar het toilet, dus vroeg ik naar een plaats, die iedereen wel begrijpt, dacht ik . Ze lieten me wel in een klein kamertje maar er was geen toilet, wastafel of waterkraan te bekennen. Er ging echter wel een deur naar buiten. De nood was hoog dus heb ik maar een bosje opgezocht en daar met gêne mijn behoefte gedaan. Dan maar geen handen wassen, ik zou het wel overleven. De anderen zagen, na mijn verhaal, maar af van een gang naar het kamertje, op het station was vast wel een gat in de grond met twee voetsteunen ernaast, zoals de toiletten er in Japan gewoonlijk uitzien.

Het Nationale Park bevat behalve het tempelcomplex ook nog prachtige natuur, zoals het Chuzenji Meer en meerdere watervallen, maar onze beschikbare tijd liet het niet toe die te gaan bezichtigen. (Deze tocht kan beter in het voor- of najaar worden gemaakt met een overnachting, natuurlijk in een lokale herberg oftewel een 'ryokan' waar je kamertje uit een paar tatamimatten bestaat en je op de grond moet slapen in een zgn. 'futon'.)
De treinreis terug verliep zonder problemen, behalve dat mijn medereizigers een beetje last kregen van het tijdsverschil en de een na de andere in slaap viel, maar dat viel niet op tusen al die Japanners want die reizen sowieso per voorkeur met hun ogen dicht. Ik denk, dat ze dat doen om de andere miljoenen stadgenoten uit hun gedachten te wissen.
Al met al was ik blij, dat ik deze trip gemaakt had. Weer een ervaring, die ik in mijn boekje bijschrijven.