donderdag 25 december 2008

Elias

We waren net geland op het vliegveld van Beirut en reden in geblindeerde limousines tussen de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila door. Dat geblindeerde moest, want ons oude en vertrouwde, blauwe, KLM-busje was onlangs vanuit die kampen beschoten. Onze uniformen zouden hen misschien op verkeerde gedachten kunnen brengen. Met dat in mijn achterhoofd moest ik weer terugdenken aan mijn ontmoeting met Elias, een jaar eerder.

Sinds de B747 op het Verre Oosten was gaan vliegen stond ik vaak enige dagen over in Beirut. Tijdens vorige verblijven, toen we daar met de DC 8 kwamen, had ik al het gebruikelijke uitstapje gemaakt naar de Bekaa Vallei, via de beruchte driebaansweg over de bergen naar Damascus. Vooral levensgevaarlijk vanwege de roekeloze stuurkunst van de chauffeurs. Ook Byblos had ik al bezichtigd


















Byblos, 1971

al bezichtigd en op de Hamra, de beroemde winkelstraat van Beirut kende ik iedere winkel van binnen en van buiten. Maar hoeveel schoenen met plateauzolen en leren zadeltassen ( beiden toendertijd in de mode), kamelenzadels en gouden sieraden heeft een mens, zelfs een stewardess, nodig ? Na een tijdje kwam ik erachter dat er tennisbanen achter ons hotel (Riviera) lagen, die behoorden tot de Amerikaanse Universiteit en met mijn tennisraquet onder de arm klom ik regelmatig de helling op om een uurtje te gaan 'sparren' met coaches Aziz en George, die me bovendien na het tennissen hadden ingewijd in de geheimen van trictrac ( een variant van backgammon), dat overal in de middenoostenlanden gespeeld wordt. Ik werd er na een tijdje zelfs vrij goed in, dus deed ik vaak mee met wedstrijdjes als ze mensen nodig hadden. In de schaduw en geur van de Middellandse Zeedennen, het geluid van de cicaden in mijn oren en met het eeuwenoude uitzicht van schitterende zonnetjes op het azuurblauw van de zee, bracht ik daar menig gelukkig uurtje door.
Op die bewuste dag, waaraan ik nu moest denken, had Aziz me gevraagd of ik zin had tegen zijn broer, Elias, die op vakantie was, te tennissen. Een goede speler, had hij eraan toegevoegd. En inderdaad dat was zo, we speelden een paar sets en dronken daarna samen een biertje. We voerden een geanimeerd gesprek en hij vroeg of ik die avond zin had met hem ècht Libanees te gaan eten, want hij wist een goed restaurant in de buurt.
Op de afgesproken tijd, liepen we op de boulevard langs de zee, terwijl de zon onderging. Er stond een zacht briesje en het was zo'n moment, dat alles lijkt te kloppen.
Tijdens het eten werd het gesprek alsmaar interessanter, omdat hij me zijn levensverhaal vertelde. Hij was op zijn 16e Libanon uitgezet als 'persona non grata .'
"Maar waarom dan ?" : vroeg ik.
"Omdat ik lid was geworden van de 'Al Fatah' , de partij van Yasser Arafat, die de bevrijding van Palestina nastreeft."
"Oh ?" Ik wist niks.
Ik had wel eens iets opgevangen, 'Exodus' gelezen van Leon Uris, de film gezien en van de Balfour-declaratie gehoord, maar hoe het was om iemand te zijn die in het toenmalige Palestina woonde wist ik niets, of weinig. Hij vertelde me de geschiedenis van zijn familie: in 1946 waren ze gevlucht uit Jaffa, vader, moeder en 10 kinderen en terecht gekomen in één van de vluchtelingenkampen van Beirut. Ze hadden aanvankelijk gedacht, dat het maar een tijdelijk verblijf zou zijn, dat de wereld zich hun lot wel zou aantrekken, maar er gebeurde niets. Ja, de staat Israël werd uitgeroepen in 1948, met grote instemming van de hele westerse wereld. De kampbewoners reageerden verbitterd, maar ze hadden niet de middelen gehad om te protesteren. Ze hebben daarna grotendeels geweigerd om te integreren in de Libanese samenleving, omdat hun enige drijfveer, terugkeer naar Palestina was. Elias' vader, had na enige jaren het kamp verlaten om in het oostelijke deel van Beirut, zijn oude beroep van bakker weer op te nemen. Echter, zijn droom om ooit terug te keren naar Jaffa, had hij nooit opgegeven. Na zijn uitzetting was Elias als statenloze, via Denemarken in Noorwegen beland, waar hij politiek asiel had gekregen. Nu bezat hij een Noors paspoort, wat hem in staat had gesteld terug naar Libanon te reizen.
Ik merkte dat ik door zijn gepassioneerde betoog helemaal in de ban raakte. Gefascineerd ving ik de woorden: geweld, wapens opnemen, oorlog, etc. op, en ik vond het eigenlijk heel opwindend om iemand aan te horen, die zulke idealen koesterde dat hij er zijn leven voor over had. Hij vond, dat het niet genoeg was om te sympathiseren met hun ideaal, je was met hen en dan vocht je mee, of je was tegen hen en dan vochten ze tegen jou. Die ideeën vond ik romantisch.
Na het eten liepen we de zwoele nacht in en we passeerden het strand, waar langs de vloedlijn mooie jonge paartjes flaneerden. Hij wees op ze, en zei, dat het zijn broeders en zusters waren, die met hem de strijd zouden aangaan tegen de Joden, de Amerikanen en alle landen en mensen, die vóór de staat Israël waren.
Terug in het hotel liep hij mee naar binnen, maar Joseph, de vriendelijke receptionist met de immer rode gelaatskleur, verbood hem nog verder te gaan.

We hielden echter contact en een paar maanden later zijn mijn man en ik, op zijn uitnodiging, naar Oslo gevlogen om nader met hem kennis te maken. Ik herinner me, dat we voor het raam zitten van een restaurant boven aan de skispringschans van Holmenkollen en uitkijken over besneeuwde hellingen en in de diepte de lichtjes van Oslo. We discussiëren over het feit of er geweld gebruikt moest worden in het Palestijnse/Israëlische conflict of niet. Hij vond van wel en mijn man vond van niet. Ik zat er een beetje tussen. Aan de ene kant haatte ik geweld, maar aan de andere kant kon ik me de frustratie van de Palestijnen heel goed voorstellen.
Wat er daarna gebeurde tijdens de Olympische Spelen in 1972 van München en de daarop volgende wraakactie van de Mossad : "The wrath of God" was slechts het begin van de nieuwe 'honderdjarige' oorlog.

De kampen, waar Elias me een keer mee naar toe had willen nemen, maar waar hij geen toestemming voor had gekregen van de heersende 'Abu', lagen al achter ons.
Tijdens mijn verblijf en alle volgende vermeed ik de tennisclub, want ik wist niet hoe ik moest reageren als Aziz of George een beroep op me zouden doen, die verband zou hebben met mijn werk als stewardess van de KLM.
Nou ja, ik geef het toe: ik was gewoon heel erg bang geworden en, naar wat niet veel later zou blijken, terecht.

Elias is waarschijnlijk omgekomen door een bombriefaanslag, maar zeker zal ik het nooit weten.

zaterdag 20 december 2008

Wel en wee in Bombay. Vliegen bij Garuda.

























Na drie lange maanden als eerste Eerste te hebben gezwoegd met zware plateaus, boxen, containers en serveerkarren in een baan, die voorheen altijd verricht was door mannen, moest ik weer op kantoor komen bij de Chef Stewardess. "Wat krijgen we nu weer?" dacht ik, maar er wachtte me een verrassing. Mijn verzuchting tijdens ons vorige gesprek dat ik liever een slechte stewardess was geweest, want die hoefde immers het werk van de AP niet te doen, had ze kennelijk goed in haar oren geknoopt. Ze deelde me mee dat ik, als beloning voor mijn harde werken, het komende seizoen uitgekozen was om enige malen uitgeleend te worden aan de Indonesische Vliegtuigmaatschappij Garuda. Er bestond nl. een samenwerkingsverband tussen de twee airlines, waarbij een AP en een Eerste Klas Stewardess van de KLM op Garuda-vluchten van Amsterdam naar Jakarta v.v. zouden worden ingezet om onze expertise over te brengen op het Indonesische cabinepersoneel.
Bij de crews stonden deze vluchten al gauw bekend als 'de honeymoon'.
Inderdaad ben ik drie maal ingedeeld op zo'n vlucht. De 2e keer dat ik op mijn indelingskaartje een 14-daagse zag staan met stops in Athene, Bombay en Jakarta had mijn man nèt vakantie en dit was een uitgelezen kans voor hem om eens met me mee te gaan. De AP nam het gelukkig sportief op al had hij zich misschien een andere voorstelling gemaakt van onze gezamenlijke reis. We vlogen op een DC 8-50, met nog een kleine lounge voorin het vliegtuig ten behoeve van de 1e klas passagiers.
Op die reis vloog ik voor de 2e keer met Purser Jantje, een vrolijke man die me hele nachten wakker hield door in de lounge krontjong-liedjes voor me te zingen. Werken mocht ik niet van hem. Iedere keer als ik op wilde staan om iets met de passagiers te gaan doen, zette hij me weer terug in de lounge. Als excuus zei hij, dat de passagiers allemaal Garuda-medewerkers waren die met rust gelaten wilden worden, maar ik denk stiekem dat hij liever niet had dat ik op zijn vingers keek. Achterin had de AP wèl veel werk, maar ik hoefde ook daar niet mee te helpen. Tijdens de lange nachten, in de rustige uurtjes, zaten hij en mijn man gezellig te schaken en ze hadden samen de grootste lol.
Op de heenweg stonden we 4 dagen in Bombay. We kwamen 's morgens vroeg aan en de wegen waren nog uitgestorven. Wel zagen we mensen, die in grote rioleerbuizen woonden en op kartonnen matjes op de trottoirs sliepen. Wij logeerden in het Taj Mahal Hotel ( de Garuda-bemanning verbleef in een ander, goedkoper hotel) en de AP overtuigde de receptionist ervan dat mijn man en ik op huwelijksreis waren en of we niet een suite konden krijgen ? Fantastisch zo'n luxe, met uitzicht op het water en de 'Gateway of India'. We hadden zelfs een antichambre waar bedienden zaten te wachten op onze opdrachten. Hun gemompel ( je hoorde bij wijze van spreken hun hoofden heen-en-weer wiebelen) vermengde zich vaag met die van het verkeer. Een schril contrast met de situatie buiten, op het moment dat je het hotel verliet. We werden dan onmiddellijk omsingeld door een steeds groter wordend leger bedelende kinderen in lompen, ernstig gehandicapten ( één jongen zonder benen die zich voortbewoog op een soort plank met wieltjes, was zo handig dat hij vlak voor je voeten bleef rijden tot je hem uit wanhoop maar een paar roepies gaf ) , moeders die babies onder je neus duwden, zwerende stompjes van ledematen die zich naar je uitstrekten en nog meer niet te beschrijven taferelen. Het genieten van je omgeving werd op deze manier ernstig belemmerd, al deden we ons best. We moesten het eeuwige dilemma onder ogen zien, dat als je niets gaf, je je schuldig voelde, maar als je wèl wat gaf, de meute behoeftigen uit alle hoeken en gaten tevoorschijn zou komen om aan te groeien tot onoverzienbare proporties.
Mijn man had zich opgeworpen als reisleider, want hij had zich goed ingelezen. Dus moesten we een treinreisje gaan maken naar Pune. Op het prachtige Victoria Station kochten we kaartjes naar het oord en we kregen aanwijzingen hoe laat de trein vertrok en van welk perron. Een half uurtje na de officiële vertrektijd stonden we nog steeds te wachten dus gingen we maar eens informeren. Wat bleek: die dag ging er helemaal geen trein. Tja, ze zullen ons wel dom hebben gevonden dat we toch een kaartje hadden gekocht en op die trein gingen staan wachten. Na een gesprek met de lokettist kregen we wel ons geld terug, min administratiekosten natuurlijk.
Wat nu ? De 'Tower of Silence' dan maar, de toren waar de Parsees hun doden neerleggen om door de gieren opgepeuzeld te worden. Nee, daar konden we niet in, want er waren net enkele 'begrafenissen' aan de gang. Eigenlijk wilde ik het ook liever niet zien. Het kijken naar de rond de toren cirkelende doodgravers was al genoeg, de rest kon ik me wel voorstellen.
We hielden een taxi aan, die ons een beetje zou rondleiden langs de bezienswaardigheden. Zo reden we naar de openbare wasplaats, waar de hotels en de rijke Indiërs hun was uitbesteedden. Die avond bekeek ik mijn handdoeken en lakens toch op een andere manier; het gezegde: "wat niet weet, wat niet deert" is niet voor niets uitgevonden. Daarna ging het naar de hoerenbuurt, waar de vrouwen in een soort kooien staan, met een gordijn achter de tralies dat net niet tot de grond reikte. Zo te zien was er niet meer ruimte dan anderhalve meter. Mijn man en ik boden de AP een wipje aan ter compensatie voor zijn seksuele frustraties, maar hij weigerde beleefd ons aanbod.
Het straatbeeld was chaotisch: door buffels voortgetrokken wagens, auto's, vrachtwagens, uitpuilende bussen, riksja's, voetgangers, mensen die op de stoepen zaten en lagen, herkauwende 'heilige koeien'  midden op kruispunten en op straten, omringd door hun eigen hopen vliegdoorzoemde stront en overal enorme zwermen kraaien. Het was heet en de lucht om ons heen was gevuld met die onuitsprekelijke geuren en geluiden die ik later blind zou kunnen herkennen op het moment dat de vliegtuigdeur openging: yes, this is India!
De volgende dagen zouden we nog een tempel bezoeken, waar net een bruiloft aan de gang was en mensen bloemen offerden en weer bij een andere waar de stenen besmeurd waren met geitenbloed ter ere van de godin Kali.
Een interessant uitstapje maakten we met een bootje dat vanaf de Gateway of India naar Elephanta , een eiland voor de kust, voer. Daar waren in grotten duizenden jaren oude beelden te bekijken. Maar alles wat we zagen was verval, bederf, vuil en verrotting. We vroegen ons af waarom er zo'n groot verschil was met bv. Thailand, waar ook armoede heerste, maar waar het toch niet zo schrijnend was om naar te kijken als wat we hier zagen. Zonder ons echt te verdiepen in de oorsprong van de verschillen vermoedden we dat het te maken had met het verschil tussen de hindoeïstische (van het kastenstelsel ) en de boeddhistische cultuur.
Het enige pluspuntje voor ons , vonden we, was dat alles er zo goedkoop was, zoals goud, zilver, sierstenen en zijde. We kochten voor de hele familie- en vriendenkring zijden jurken, kaftans, sari's, T-shirts, overhemden, kettingen, armbanden en wat ik verder nog vergeten ben, voor maar een handjevol dollars. Afdingen deden we omdat de etiquette dat vereiste, maar eigenlijk hoefde dat niet eens.
Ik weet niet meer hoe het kwam, maar op de laatste avond, toen we in het hotel een diner hadden geboekt, waar er een optreden zou zijn van een beroemde zangeres, die onder begeleiding van enige sitars authentieke Indiase liederen ten gehore zou brengen, werd ik, toen ik mijn eten zag en rook, enorm misselijk en moest ik de zaal in allerijl verlaten. Misschien bestond er in mijn onderbewustzijn een link met wat ik tijdens de vorige dagen overal gezien en geroken had. Later toen we op Delhi zouden gaan vliegen kende iedereen de term Delhi Belly wel, dit was iets dergelijks denk ik : een Bombay Belly.
Zo vloog ik, nog een beetje wit om de neus, naar Jakarta, maar gelukkig waren er alleen maar vrienden van Jantje aan boord, dus kon ik een beetje bijkomen, voordat ik aan de geuren van de kreteks en satehs zou worden blootgesteld.

maandag 15 december 2008

De eerste Eersten

Achteraf zou je kunnen zeggen, dat ik bovenop een golf van vernieuwingen surfde.

Het geval wilde, dat de KLM al jaren geen vast personeel meer had aangenomen, maar uitsluitend hofmeesters met een kort verband van drie jaar en stewardessen met een contract van vijf jaar. Dat had te maken met de pensioenverplichtingen die de maatschappij op zich zou nemen als ze mannen, resp. vrouwen langer dan die tijd in dienst zouden nemen. Met de komst van de B747's was er ineens een enorme vraag naar, niet alleen stewardessen en hofmeesters maar ook naar "hoger"personeel zoals het "kernkorps" in onze werkkring werd genoemd. Er waren meer AP's nodig en Pursers maar die konden niet meer aangevuld worden, want de voorraad was op. Een paar ambtenaren hebben toen uitgevonden dat stewardessen, die beginnen aan hun vierde jaar van hun contract net zoveel verdienen als een Assistent Purser in zijn eerste jaar. Bingo!
Op een goede dag moest ik op kantoor komen bij de Chef Stewardess en ik herinner me nog dat ik toen dacht, dat ik misschien iets heel fouts had gedaan, maar nee, ze vertelde me met een uitgestreken gezicht dat ik zò goed werkte, dat ik was uitgekozen om de komende drie maanden met een groep andere uitverkorenen als AP zou gaan vliegen op de DC 8. Het was een proef om te zien of we dat wel konden. Nu wilde het geval dat net in diezelfde tijd de afdeling Indelingen met een experiment begonnen was, dat WINST heette, wat zoveel betekende dat juist op dat moment de groep AP's uitgekozen was om hun eigen indeling te gaan maken. Fijn... dus wij, stewardessen Royal Class, mochten de gaten opvullen, dus.. vlogen we voornamelijk Europa, charters en NAD . Niet iets waar ik op had zitten te wachten zeker als je bedenkt dat ik maar vijf jaar de tijd had om iets van de wereld te kunnen zien. Bovendien kregen we geen cent extra voor onze moeite. Zo werden wij bekend als "Eerste Stewardess".

Mijn eerste reis was een catastrofe. Tegelijkertijd met de eerste Eersten was de KLM nl. ook begonnen "zomerstewardessen" en "zomerhofmeesters" aan te nemen voor uitgerekend die drie zomermaanden. In een cursus van zes weken waren ze klaargestoomd om als volwaardig cabinebemanningslid mee te draaien op alle routes.

Zo kwam het dat ik met een zomer-hofmeester en- stewardess, die allebei hun eerste reis maakten, naar Frankfurt ging met een volle bak. We moesten een plateautje serveren met een kopje koffie of thee, zo moeilijk kan dat niet zijn zou je denken, er waren tenslotte maar 120 passagiers die binnen 40 minuten bediend moesten worden. De hofmeester raakte in paniek, want hij herinnerde zich niets meer van de cursus en de stewardess was een Brabants schatje, die juist had onthouden dat ze vooral veel met de pax moest praten. Ik begon steeds harder te rennen, want alle plateautjes moesten toen nog uitgedragen worden en de stewardess schoot niet op met het uitschenken van de koffie en thee en de hofmeester vergat de lege koffiemachines weer vol te maken en de hotcup bij te vullen. Omdat de containers met de maaltijden achter elkaar stonden, wat een ingenieuze manier van werken ten gevolge had ( zo hoefde je maar één container uit de rij te halen, die je dan in de pantry zette, en schoof je de volgende lege container voor de eerste lege container enz.), tenminste als je het volgens de regelen der kunst deed, wat ik tussen mijn werk door aan de hofmeester probeerde uit te leggen.
De passagiers hadden ook nog wat wensen:
-stewardess kunt u even een potje babyvoedsel warm maken ? ( daar maakte de KLM reclame mee)
-ik lust geen koffie of thee, geef mij maar een whisky-soda,
-ik wil decaf koffie,
-mijn vrouw heeft het koud mag ik een deken?
-ons kind moet een pilletje slikken, een glaasje water graag en een beetje snel,
-mijn koffer is zoek, hoe moet dat nu als ik aangekomen ben in Frankfurt ?
Etc. etc...
Zo goed en kwaad als het ging probeerde ik het iedereen naar de zin te maken, maar toen het Fasten Seat Belt Sign aanging moesten er nog minstens 60 plateautjes opgehaald worden. Na een aantal minuten nog 30.., 20..., het No Smoking Sign ging aan toen was het nog een kwestie van seconden, nog maar 10... en toen zag ik door de raampjes de huizen, auto's en wegen steeds groter en sneller onder onze romp doorschieten. De hofmeester wist niet meer waar de container was voor de laatste 10 plateaus, ik zei : "laat maar vallen, zitten, nu !" We hadden net op tijd onze seatbelts vastgemaakt toen de wielen contact maakten met de landingsbaan. Er werd nogal hard geremd, dus de restjes van de salades, cakejes, koffie en thee vermengden zich met de sappen, die uit de toiletten sijpelden.
Toen de deur openging om de passagiers te laten uitstappen en de grondmedewerker de toestand op de vloer zag, zei hij : "Gottverdammtnochmal waß ist daß hier für eine Schweinerei ?"
Jawohl, Herr Oberstormführer, daß hätte Ich auch gerne gewußt.

Na de drie maanden proefperiode werd ons aangeboden vrijwillig verder te werken als "eerste" , er zou zelfs een vergoeding tegenover komen te staan. Maar met in mijn achterhoofd het idee, dat ik nog amper twee jaar te gaan had en nog lang niet overal geweest was, heb ik dat aanbod toen afgewezen.

Het vliegend cabinepersoneel, bestond nu uit het vaste personeel ( kernkorps): Pursers met 4 banden, Assistent Pursers met 3 banden, Hofmeesters met 2 banden, aangevuld met het korte verband personeel :hofmeesters KV met 1 band, royal class stewardess en de economy class stewardess . Sinds 1968 was er een hele nieuwe soort stewardess gecreëerd, nl de SAR: stewardess allround, waartoe ik ook behoorde. We deden het werk van de stewardessen, de hofmeesters en nu ook al dat van de AP. Als je de lijn doortrekt was de volgende stap in haar carrière niet moeilijk te voorspellen.... de SAR als Purser ! En bovendien zou zij dat werk voor de KLM een stuk goedkoper doen.

illustratie komt uit het boekje "LIFE ALOFT" van Astrid van Verschuer

vrijdag 5 december 2008

Eén keer per jaar




















Eén van de ergste opdrachten, die ik op mijn indelingskaartje kon vinden was: "Flight Safety", "EHBO" of "Medische Keuring" .

Ik weet niet hoe het kwam, maar altijd als ik naar Flight Safety moest, had ik de avond daarvoor teveel gedronken of was het laat geworden, of.. ik weet het niet, misschien wel daarom...

Om op tijd op Schiphol-Oost te zijn moest ik om 6.00 hrs de deur uit, omdat ik met het openbare vervoer reisde. Altijd als ik zo vroeg op moest staan deed ik de hele nacht geen oog dicht, bang als ik was me te verslapen. Zo zat ik dan katterig bij het ochtendgloren in de bus de flight safety handboeken te bestuderen, want ik zou het een afgang vinden als ik zakte voor het afsluitende examen.
In de eerste jaren kregen we nog "open" vragen : waar zit de bijl, zijn de zuurstofflessen , de waterblussers? Enzovoort. Gelukkig zijn ze later overgestapt op multiple choice, zodat door eliminatie van de foute antwoorden, de goede makkelijker gevonden konden worden.
Maar vóór het examen moesten we, in de mock-up, als we het commando : "evacuate aircraft" hoorden, vliegtuigen uitspringen terwijl een dikke rook de cabine vulde en buiten door de raampjes een rode gloed te zien was en wee je gebeente als je vergat de baby uit de wieg te redden. Ze hadden sommige uitgangen geblokkeerd, zodat er maar één uitgang beschikbaar was, daarna werden de glijbanen opgeblazen en kregen we het commando " High heels off, jump !" Als we gingen "ditchen" moesten we weten hoe de boten uit hun schuilplaatsen werden gehaald, hoe ze opgeblazen moesten worden en wat de beste techniek was om erin te springen en er daarna ook ìn te blijven. O.a. de heren Van Driel en Hutten die namen herinner ik me nog) drukten ons op het hart : "Pas op : vooral de radio niet vergeten en de EHBO-kit !" Ze legden aan ons uit hoe we moesten overleven in de woestijn en op de Noordpool. Zo was er een methode om water maken en igloos te bouwen en als het erg koud werd op de Noordpool was de beste manier om warm te blijven de "sandwichmethode" , wat inhield dat je met iedereen die de crash overleefd had "lepeltje aan lepeltje" ging liggen, een methode die tijdens het oefenen kon rekenen op grote bijval onder de mannen.
Maar het allerergste vond ik: het blussen van vuurtjes (de lucht in het brandhok kan ik me nog levendig voor de geest halen .) Waarom weet ik niet, maar als ìk aan de beurt kwam, was de CO2 blusser altijd leeg, zodat ik in confrontatie met een enorm kerosinevuur, waarvan de vlammen hoog boven mijn hoofd oplaaiden, alleen nog maar O2 spoot en de instructeurs eraan te pas moesten komen om de brand te blussen. Daarvóór hadden ze al een stoel in de fik gestoken, die je dan moest smoren met een deken, door hem voorzichtig over de vuurhaard te laten zakken en zachtjes te kloppen of te strijken òf, godbeterthet, erop te gaan zitten. Ach niks om bang voor te zijn natuurlijk . Maar ik was als de dood voor vuur, dus probeerde ik altijd zo ver mogelijk achteraan in de rij te gaan staan, in de hoop dat ze me zouden overslaan, wat helaas nooit gelukt is.

Nog erger vond ik het woord "EHBO" op mijn indeling, want ik lijd aan hematofobie, oftewel ik kan niet tegen bloed. De broeder die aan ons ging uitleggen over "spuiters" en de geur van bloed na een ongeval, etc. kon rekenen op mijn absolute aandacht, zoveel zelfs, dat ik het lokaal moest verlaten omdat ik door het verdachte gonzen in mijn oren en het koude zweet op mijn neus wist, dat het niet lang zou duren voor ik flauw ging vallen. Ik verdacht hem ervan dat hij het expres overdreef om een dergelijke reactie uit te lokken.

De medische keuring was om dezelfde reden een martelgang voor me. Ik werd verondersteld het normaal te vinden om enige buisjes van mijn bloed af te staan aan iemand, die zonder enig medeleven een naald in mijn arm stak. Vaak moest ik ook nog 's middags komen, terwijl erbij had gestaan, dat ik nuchter moest verschijnen. Hoezo, niets eten voor 14.00 uur ? Er zijn mensen die dat niet merken, maar bij mij ontstaat dan een suikertekort wat hetzelfde effect op mij heeft als iemand die een verhaaltje vertelt over slagaderlijke bloedingen.

Als ik de beproevingen met succes had doorstaan, het examen had gehaald en niet was flauwgevallen, zat ik weer opgelucht in de bus naar huis. Een zalig gevoel overspoelde me dan . Heerlijk, daar was ik voorlopig weer een jaartje vanaf; daar ging ik thuis een glaasje op drinken!


Posted by Picasa

zondag 30 november 2008

Oorlog in Cairo ( 1970-1971)





Het was al een jaar oorlog tussen Israël en Egypte, toen ik op mijn indelingskaartje een paar dagen Cairo zag staan. We kwamen s'nachts aan in een verduisterde stad. We verbleven in het Hilton Hotel aan de Nijl waar ik een kamer kreeg met uitzicht op het grote plein achter het hotel, waar ook het Nationale Museum gevestigd is. De volgende morgen, toen ik wakker werd van het getoeter van de duizenden auto's, die hun claxons gebruiken om aan te geven aan welke kant ze willen gaan passeren zag ik zandzakken liggen voor de ingang en daarvóór militairen, die met machinegeweren in de aanslag, de wacht hielden. Ik had met de hofmeester KV een afspraak gemaakt om te gaan sightseeën, want de rest van de bemanning had geen zin. Omdat ik langer vloog dan hij, nam ik het initiatief en charterde een taxi om ons naar de piramiden te brengen. Aldaar aangekomen zagen we dat het er volkomen uitgestorven was. Geen toerist te zien, dus stortten de aanwezige 'gidsen' zich met zijn allen boven op ons, zoals gieren op een kadaver. Gelukkig begreep ik, dat het het beste zou zijn om er één uit te kiezen zodat de rest ons tenminste met rust zou laten. Zogedacht, zo gedaan. Een charmante oplichter had zich opgeworpen als degene die ons dingen zou laten zien, die een buitenlander nog nooit gezien had ! Voor een afgesproken bedrag ging hij ons inwijden in de Egyptische geheimen. Allereerst leidde hij ons naar de piramide van Gizeh om van binnenuit te klimmen naar de schatkamer onder de top . De eerste helft ging nog via traptreden waar je je kon oprichten, weliswaar in het donker, maar nog te doen. De tweede helft bestond uit een smalle houten ladder, die zowel gebruikt werd voor het omhooggaande als het dalende verkeer, met dien verstande dat het een hele nauwe schacht was, waar je alleen maar gebukt doorheen kon en het was er werkelijk stikdonker ! Er kwam maar geen eind aan en ik had moeite geen last te krijgen van claustrofobie. Een Amerikaanse toeriste, die daar halverwege wèl last van had gekregen kwam, al om zich heen maaiend, gillend naar beneden. Toen we dan eindelijk boven in de schatkamer aankwamen wachtte ons een grote desillusie : hij was helemaal leeg ! Een scherpe urinelucht was het enige dat ons eraan herinnerde, dat er recentelijk mensen waren geweest maar van de oudheid: geen spoor ! Teleurgesteld daalden we weer af, gelukkig deze keer zonder iemand tegen te komen. Buiten wachtten de mannen met de kamelen en ondanks dat ik het maar een belachelijk toeristisch gedoe vond, raadde ik mijn maatje aan toch maar samen een tochtje op "het schip van de woestijn" te gaan maken, zodat we ook dat konden afschrijven van de dingen, die je eenmaal in je leven moet hebben gedaan. Daarna kon ik me voorstellen, dat er mensen waren die zeeziek werden van de bewegingen van een lopende kameel. Vervolgens bracht onze gids ons naar de half afgeschoten kop van de Sfinx. Het schijnt dat de soldaten van Napoleon die gebruikt hadden voor hun schietoefeningen. Zo zie je maar dat dat bewijst dat er cultuurbarbaren zijn door de eeuwen heen. De gids deed heel mysterieus, toen hij zei, dat hij ons nu iets zou laten zien, dat eigenlijk een groot geheim was. Hij bracht ons naar een hol, waar een paar botjes lagen. Voor hetzelfde geld waren die van een hond of een geit, maar hij beweerde dat ze van een mummie waren geweest. Jaja. Als laatste werden we meegevoerd naar de winkel van zijn neef ( oom, opa, etc.) waar we souvenirs konden kopen tegen gereduceerde prijzen. We kregen muntthee aangeboden met vele klontjes suiker en dongen af op wat kettinkjes en papyrustekeningen. Met onze aankopen verlieten we de winkel en zo was iedereen weer tevreden. We namen afscheid van de gids als was hij onze beste vriend en reden terug naar het hotel door een donker Cairo.

Jammer voor de bevolking, dat ze vanwege de oorlog geen zaken konden doen , maar voor ons was deze toestand, een oase van rust én verademing geweest. Een rust, die ik tijdens al mijn volgende verblijven in Cairo niet meer zou aantreffen helaas, meer een catastrofale chaos.

Zo ben ik door de jaren heen tot de conclusie gekomen, dat het toerisme eigenlijk een natuurramp betekent voor de laatste cultuurschatten. Overal in de wereld waar er iets moois te zien valt, is het vergeven van de gidsen, prullenverkopers, oplichters en dieven, die je het praktisch onmogelijk maken er van te genieten. Natuurlijk beveel ik oorlog niet aan als remedie, maar deze ervaring was, in ieder geval voor ons, uniek geweest.

In de schaduw van de Pauwentroon




















Het was snikheet in Teheran en er lag een dikke laag smog over de stad, die veroorzaakt wordt door een combinatie van a. ) de ligging op een hoogvlakte ( 1200 m) met aan de horizon het Elbruz-gebergte met toppen van boven de 5500 m en b) het bijzondere drukke en chaotische autoverkeer.
Ik was er al een paar keer eerder geweest, maar altijd in een ander jaargetijde. Vorig voorjaar nog hadden we met de bemanning een tocht gemaakt naar de Kaspische Zee via deze bergen. De captain had toen heel behendig onze gehuurde auto over de met ijs bedekte smalle bergwegen gestuurd, die vaak vlak langs diepe afgronden lagen, terwijl hij bovendien ook nog rekening moest houden met de vele vrachtwagens die voor ons, en tegenover ons, de meest vreemde inhaalmanoeuvres uitvoerden. We vertrouwden op zijn stuurkunsten, tenslotte was hij de captain. We lunchten aan de Kaspische Zee, die er weinig spectaculair uitzag. Kale oevers en een vlakke, saaie, grijze zee. De terugweg was mooier, omdat we langs de Damavand kwamen, een vulkaan van 5671 m hoog, met een vorm die me herinnerde aan die van de Fuji Jama. In een 'chalet' dronken we kopje chai, om daarna heelhuids weer in ons hotel ( het Vanak Hotel) te arriveren, dat overigens nogal 'shabby' was.
De bazaar, moskeeën, museums e.d. had ik toen ook al bezocht, dus was er deze keer niet zo'n behoefte om er in deze hitte op uit te trekken.
De captain deed zijn best om me te versieren en bleef me als een schaduw volgen. Hij was vast heel aantrekkelijk geweest in zijn jongere jaren ( was hij eigenlijk nog best wel) en hij had de prachtigste kleur blauwe ogen, die ik ooit gezien heb, maar hij was minstens 25 jaar ouder dan ik en ik was eigenlijk ook helemaal niet in de stemming . Maar hij belde me uit mijn bed om samen te gaan ontbijten om aansluitend samen aan het zwembad te gaan liggen ( hij wilde me graag insmeren en maakte het rugbandje van mijn bikini los, want hij vond een witte streep op de rug niet sexy staan) en weer vast als ik me om wilde draaien, maar dan moesten die andere bandjes naar beneden, want... enz. 's Avonds liet ik me overhalen om met de cockpitmannen mee te gaan naar een openlucht-restaurant, waarvan de captain zei, dat het het beste van Teheran was. Dat was het ook. Zwoele warme lucht, kaarslicht en heerlijk eten, waar ik en alle aanwezige mannen ( er was niet één andere vrouw te bekennen; Iran werd misschien wel afgeschilderd als pro-westers, maar daar was eigenlijk niet veel van te merken. Vrouwen hoorden thuis in de keuken te zitten ) van genoten. Daarna probeerde hij me nog over te halen met hem alleen iets te gaan ondernemen; subtiele afwijzingen begreep hij niet. Waarschijnlijk hing hij nog de overtuiging aan van : 'de aanhouder wint. ' Ach, ik vond hem wel aandoenlijk, maar ook weer niet zo dat ik hem zijn zin gaf.

De volgende morgen vlogen we weer naar huis.
De sjah zat nog op zijn troon. Nog wel.

woensdag 26 november 2008

Dansen op de piano
























's Morgens vertrekken uit Tokyo en 's morgens op dezelfde dag aankomen in Anchorage. Dat is een hele eigenaardige gewaarwording; eigenlijk ben je een soort tijdreiziger, al is het niet zo dramatisch als je wel eens leest in science-fiction boeken.
Zo kwamen wij, die zomer, aan in Anchorage waar we nog een ander fenomeen konden bewonderen, nl. de midzomernachtzon. Het wordt niet ècht donker 's nachts, omdat de zon zo'n beetje aan de horizon blijft hangen, soms er een beetje onder, soms er een beetje boven; dat geeft een hele aparte, onwezenlijke, sfeer. Het is wel lastig als je gaat slapen, omdat je als je wakker wordt niet meer weet of het nacht of dag is. In de winter is het helemaal moeilijk, omdat het 21 van de 24 uur donker blijft.
Het vliegveld van Anchorage was klein en in de aankomsthal werden we verwelkomd door een enorm grote, opgezette, grizzlybeer. We reden in
een krakkemikkige bus naar ons idem motel (naar ik meen de Travellers Inn geheten), waar iedereen eigenlijk toch wel dol op was. Onderweg reden we langs het water, dat zwart zag van de vliegtuigjes. Het was daar net zo'n normaal vervoermiddel als een auto, omdat de afstanden die daar afgelegd moeten worden zo enorm zijn. De bergen aan de horizon hadden nog een beetje sneeuw op de toppen liggen en de natuur zag er prachtig uit. De stad was typisch Amerikaans, maar straalde toch ook iets provinciaals uit. Ons motel was in een U-vorm gebouwd en bestond uit 2 verdiepingen.
Na aankomst werd er op de kamer van de captain gecrewborreld en daarna gingen we slapen. We spraken af om 's avonds samen te gaan eten en daarna te gaan dansen in de 'pianobar.'
Omdat je in de V.S. om ergens te komen auto's nodig hebt, had de crew drie Amerikaanse sleeën tot haar beschikking, die door onze eigen BWK's onderhouden werden. Er moest een keurig logboek bijgehouden worden, wie de auto's had gebruikt, hoeveel mijlen er waren afgelegd, hoeveel benzine er was getankt, of er bijzonderheden waren voorgevallen, schade, etc.
Zo reden we 's avonds weg, door dat wonderlijke licht, over brede snelwegen met maar weinig verkeer. We kwamen terecht bij een steakhouse omdat er natuurlijk, in Amerika, steak gegeten moet worden, die je bestelt per gewicht. Zo was er voor de kleine eters wel een probleem, omdat het kleinste stukje vlees toch nog altijd 250 gram woog. Meestal werd er door de stewardessen dan ook een steak gedeeld. Enorme lappen vlees eten de mensen daar en dat is ze ook wel aan te zien. Een salade kreeg je automatisch vooraf, maar je moest wel je keuze (welke dressing je wilde hebben : French, Italian of Blue Cheese,) aan de waitress opgeven. Je kreeg een grote portie french fries bij je steak en we namen er een glaasje Californische wijn bij. Om dat te verteren reden we na het eten naar één van de weinige gelegenheden van vertier: de pianobar. Daar moest je geweest zijn, vond de crew, want er werd, heel bijzonder, op de piano gedanst. Het was een kale ruimte met een klein dansvloertje op een verhoging. Erg veel ruimte was er niet, maar dat gaf niet, want dan kon je lekker close dansen, wat A5 en ik niet al te erg vonden. Na nog wat biertjes reden we moe terug door de nacht, die maar niet donker wilde worden.
Ik sliep bij A5 op de kamer ( want hij had een veel grotere kamer dan ik) en toen we midden in de nacht wakker werden ging hij om de hoek bij de supermarkt, die dag en nacht open was, sandwiches en koffie halen, omdat je met al die tijdsverschillen op de meest vreemde opgenblikken trek krijgt.
Op onze vrije dag gingen we met een paar auto's de weg op om het landschap achter de horizon te verkennen. We zagen schitterende bergen, wateren, bossen en gletschers ( de bekendste is de Portage gletcher, die me echter een beetje tegenviel, omdat het blauwe, doorschijnende ijs overdekt was met een laagje zwarte roet.) We wandelden wat door de bossen , waar we werden aangevallen door onwaarschijnlijk grote muskieten, die als ze zich eenmaal vastgebeten hadden , niet makkelijk loslieten. Ik had me dan ook van top tot teen bedekt ( lange broek, sokken en coltrui ), want ik was gewaarschuwd. Een spuitbus met een spul genaamd "Off" , moest de blootliggende delen beschermen tegen hun aanvallen. Het moeilijkste moment vond ik, was toen ik even de bosjes inmoest; ik kwam handen tekort om van me af te wuiven. Ach, we konden er nog wel om lachen. Gelukkig kwamen we geen beren tegen.
Op de terugweg werd het stil in de auto's. Het tijdsverschil had toegeslagen en iedereen, behalve de chauffeurs, lag half te slapen, al luisterend naar de Carpenters en Perry Como ( 'It's impossible...',) die op dat moment hoog op de hitparades stonden. Van uitgaan, die avond, kwam niets meer terecht, al wilden sommige mannen uit de crew best nog even naar de 'Bush Company', een uitspanning voor stoere kerels, die in de (olie) 'bush' werkten en zich daar kwamen verlekkeren aan de paaldansende vrouwen. Gelukkig hadden wij een dergelijk 'ontspanning' niet nodig.
De volgende ochtend zouden we terugvliegen naar Tokyo, waar we de avond van de volgende dag zouden aankomen.
Tijdreizen in omgekeerde richting.

maandag 27 oktober 2008

Love Story



Het was prachtig weer en A5 en ik liepen samen door de zonneschijn. Wat is de wereld toch mooi als je verliefd bent! De toekomst ligt voor je open en je hebt de illusie, dat er alleen maar verrassende en mooie dingen voor je in het verschiet liggen.
We praatten over onze stationeringen in deze stad, voor hem wat langer geleden dan voor mij.
Hij vertelde me, dat hij hier zonder vrouw en kinderen drie maanden had gestaan en verliefd was geworden op een Japanse vrouw. Hij had met haar een heerlijke tijd doorgebracht, maar hij moest weer terug en ondanks het feit dat hij haar had gevraagd niet naar het vliegveld te komen was ze er toch geweest om afscheid van hem te nemen . Zij stond aan de andere kant van het raam en ze keken voor het laatst naar elkaar met tranen in hun ogen. Zo romantisch !
Het deed hem denken aan de film "Love Story" , die hij laatst in New York had gezien. Ondanks, dat je weet, dat het maar gespeeld werd, hadden de tranen langs zijn wangen gelopen evenals bij de stewardess, toen Ali McGraw doodging.
We zwierven rond met in ons hoofd de heimwee naar een tijd, die nooit meer terug zou komen en eindigden de dag in het Korakuen park, waar hij, met haar, vaak had gegeten.
Na het eten slenterden we het park in en het toeval wilde dat er juist die nacht het vuurvliegjesfestival plaatsvond. Kinderen liepen er rond met kooitjes, waarin ze de vuurvliegjes probeerden te vangen. De vuurvliegjes gingen allemaal tegelijk aan en uit en omdat dat de enige verlichting in het park was, creëerde dat een sprookjeasachtige sfeer. We praatten over ons leven en vergaten de tijd, tot we ons realiseerden dat we nog de enigen in het park waren en de verlichting al een tijdje brandde.
Na een heerlijke dag gingen we ieder op onze kamer slapen, want de volgende morgen moesten we weer vroeg op om door naar Anchorage te vliegen.

We 've only just begun




'We 've only just begun' zongen de Carpenters, terwijl ik het gordijn openschoof. Ik keek naar de waterval, die ononderbroken in de vijver, beneden, kletterde. Daar zwommen de veelkleurige karpers lui door elkaar heen en de tuinlieden, die witte handschoenen droegen knipten de azaleaheggen. Ik dacht aan gisteren toen we geland waren met aan weerszijden van de baan brandweerwagens en ambulances. We waren gestart in Bangkok, en zouden via Manila naar Tokyo vliegen. Na de start in Manila was er iets misgegaan : 'een hydraulisch lek 'werd aan ons, cabinebemanning, meegedeeld. Wat had dat voor consequenties ? Er kon van alles misgaan, maar vooral tijdens de landing in Tokyo, waar het regende. Het landingsgestel kon , als het al uitklapte, tijdens de landing weer inklappen. In de cockpit zaten de vliegers en BWK's met het A(ircraft) O(perations) M(anual) voor hun neus en wij konden niets anders doen, dan alle bagage van de passagiers uit de rekken boven hun hoofden halen en dat elders, bv. in de toiletten, stouwen. De captain zou omroepen, dat dat nodig was omdat hij een harde landing verwachtte in Tokyo.
Dat was spannend ! De steward vroeg aan me, tijdens de landing:" moet ik nu de noodhouding aannemen ?" Ik, als ervaren stewardess (!) verzekerde hem, dat we vanuit de cockpit het bevel daarvoor zouden krijgen, maar als dat niet kwam konden we gewoon blijven zitten op ons klapbankje.
Gelukkig was alles goed gegaan en konden we ongedeerd naar het hotel afreizen. Daarna werd iedereen een beetje dronken, omdat we beseften dat het net zo goed fout had kunnen aflopen.
En toen gebeurde het. A5 had al vanaf Athene, Karachi en Bangkok geprobeerd om te te versieren, maar ik had hem afgeweerd, weliswaar met moeite, maar toch.. Echter na gisteren , nadat ik me gerealiseerd had, dat ik wel dood had kunnen zijn, had ik toegegeven. Het schijnt waar te zijn, dat je eerder verliefd wordt in gevaarlijke situaties. Gewoon een kwestie van hormonen of overlevingsstrategie of i.d.
Ik keek naar de waterval, de vijver, de koi en de prachtige Zen-tuin. De zon scheen. Het beloofde een mooie dag te worden en ik ging vandaag genieten van mijn terugkeer in Tokyo.
Ik leefde nog en het leven was mooi!

dinsdag 2 september 2008

Een week in Brazza

Daar heb ik het nog niet over gehad: Donker Afrika.
Het moest er wel een keer van komen: een langere vlucht naar Afrika. De ervaringen in Monrovia hadden me in ieder geval niet enthousiast gemaakt. We zaten daar in een een eng hotel bij het vliegveld, dat Robertsfield heette, waar het enige vertier het kijken naar de overkant van de rivier was, waar op de oever wat primitieve hutjes midden in het oerwoud stonden. De mensen waren onvriendelijk, we werden zelfs wel gediscrimineerd; nu wisten we ook eens hoe dat voelde. Een trip naar de stad werd niet aanbevolen: dat was te gevaarlijk . Naar het strand kon wel, mooi wit zand en een gevaarlijke branding. Er was nooit iemand te bekennen, wat wel mooi was voor de naaktlopers onder ons. Eens reden we een dorpje binnen op de terugweg. We bekeken de gebruikelijke ronde hutten van de bewoners, maar zo´n bezoek was waarschijnlijk alleen interessant voor antropologen. Primitief w
as het er. Ja.

Dus was ik benieuwd wat ons te wachten stond op onze vlucht naar Johannesburg, met een week overstaan in Brazzaville ( Frans Congo ) met midden in, een dagje heen en weer naar JNB.

We arriveerden´s morgens, tegen zonsopgang, op een klein vliegveld met wat bloemenperkjes. De station-manager loodste ons snel langs de douane , waarschijnlijk kocht hij ze om met whisky zodat we niet gecontroleerd zouden worden. Niet ver van het vliegveld wachtte ons hotel. De crew werd gehuisvest in bungalowtjes, die in een bos stonden. Onze opdracht was de week zinvol door te brengen in een politiek onstabiele omgeving, waar bovendien niets te beleven viel.

De crewborrel werd vaak gehouden in een huis verderop in de straat, waar enige KLM-ers een appartement hadden gehuurd, omdat ze er drie maanden gestationeerd stonden. Het was er vaak een gezellige boel, omdat de enkele buitenlanders die daar woonden, af kwamen op de drank. Zo was "Broeder Piet " van de missie een vaste klant, want waar kon hij anders jenever drinken ?
Overdag hadden we het zwembad om bij rond te hangen. Overigens wel uniek gelegen, want in de verte zag je Kinshasa (het vroeger Leopoldville) liggen aan de overkant van de Congo-rivier.
s' Avonds liepen we over de verlaten, met bomen omzoomde lanen, naar het restaurant van "Madame", een Française die achtergebleven was na de dekolonisatie van Frans Congo. Wie verwacht er zulk lekker eten in Afrika? Bij de voorgerechten stonden: uiensoep, pâté en escargots provençale. Iedereen bestelde de slakken, behalve ik, want dat vond ik eng om die te eten. Ze zeurden net zolang en zwaaiden steeds met, tussen het slakkengereedschap geklemde beestje voor mijn gezicht, totdat ik er eentje proefde. De slak had de neutrale smaak van aarde, maar het lekkerste vond ik de knoflooksaus en het verse stokbrood, die erbij geserveerd werden om het laatste beetje van de saus mee op te deppen. Sindsdien was ik er verslingerd aan.

We waren jong en wilden wel eens wat en zo kwamen we op een avond terecht in de wijk Poto Poto die op een heuvel boven de villawijk lag waarvandaan 's nachts, door het open raam van de hotelkamer, de Afrikaanse stemmen en andere huiselijke geluiden binnenwaaiden. De lokale disco lag in de open lucht en door een gat in de muur stapten we naar binnen. Het was er zo donker, dat we alleen de witte tanden en het oogwit
van de aanwezige gasten konden zien. Ze ontvingen ons heel hartelijk en al gauw hadden we ons gemengd tussen de Afrikanen die ons breed lachend probeerden te leren hoe je op zijn Afrikaans beweegt. Wat waren we houterig vergeleken bij hen ! maar we hadden wel veel plezier en het bier was goedkoop, dus gaven we vele rondjes weg.

Op onze stop van een paar uur in Jo'burg kochten we vlees, worstjes en wijn in, om eenmaal terug in Brazza een BBQ te kunnen organiseren aan de oever van de Congo-rivier.
We gingen nog even langs de markt om houtskool, stokbrood en de ingrediënten voor de sla in te kopen die, wij stewardessen, klaarmaakten in de wastafel op onze hotelkamer.
Ik herinner me de ontspannen atmosfeer: de mannen, die een vuurtje stookten en het vlees op de BBQ legden; de stewardessen die de tafel dekten en wijn, bier en water serveerden.
Sommigen van ons probeerden in een holle boomstam, die aan de oever lag een stukje de rivier op te varen, maar door de snelle stroming zagen ze er toch maar gauw vanaf.
























Het was een onvergetelijke middag : de zon die boven het water onderging, de pirogues die langsgleden en de exotische klanken van de Afrikaanse taal, die ons via de rivier bereikten.
Sinds deze ervaring kan ik me voorstellen dat er mensen zijn, die verslaafd raken aan Afrika.


dinsdag 26 augustus 2008

Nieuwe Look




Tegelijkertijd met de introductie van de jumbo-vliegtuigen kregen wij, stewardessen, een nieuw uniform dat meer overeen zou komen met de "huiskleur" van de KLM.

Het grijsblauw van het mantelpakje werd nu omgewisseld voor een hardblauwe combinatie van vele te verwisselen onderdelen. Helaas was de stof onaangenaam synthetisch, en naar later bleek, ook nog uiterst gevaarlijk als er brand
 zou uitbreken.

Het ontwerp zou van een beroemde Franse couturier zijn, maar kwade tongen beweerden, dat de vrouwen van de directeuren zoveel inspraak hadden gehad, dat er van het oorspronkelijke ontwerp niet veel meer over was. Bovendien was er kennelijk geen rekening gehouden met het feit, dat Nederlandse vrouwen wat groter en breder zijn dan Franse. Kortom: wij voelden ons niet op ons gemak in deze nieuwe outfit.

Helaas zou het nog enige jaren duren, voordat we "verlost" zouden worden

dinsdag 12 augustus 2008

Verandering van jumbo-proporties


















Zo vloog ik met grote tevredenheid de hele wereld rond. Mijn favoriete bestemmingen lagen in het Verre Oosten, misschien kwam dat, omdat ik sinds mijn stationering in Tokyo verliefd was geraakt op de sfeer daar. Natuurlijk moest ik ook naar andere bestemmingen vliegen, zoals Noord-, Midden-, en Zuid-Amerika, Midden-Oosten, Afrika en een enkele keer Europa ( voornamelijk chartervluchten naar vakantiebestemmingen). Dus was het een hele schok, toen de komst van de eerste jumbo-vliegtuigen werd aangekondigd en ik, met een groep meest seniore vliegers, pursers, assistent-pursers, hofmeesters en stewardessen werd uitgekozen om de eerste vlucht te maken naar New York op 16 januari 1971 met de PH-BUA, de "Mississippi".
Het contrast met de Lockheed Electra, op welks laatste vlucht ik had gewerkt, naar Brussel op 31 december 1968, was groot. Niet alleen de schaalvergroting was enorm, maar ook de technische vooruitgang. Zo waren er nu drie rijen passagiers naast elkaar met twee gangpaden ertussen, i.pv. twee pantries kwamen er vijf en voor de eerste klas was er een lounge op het upperdeck, die je kon bereiken met een wenteltrap. We gingen werken aan trollies en hoefden dus niet meer te sjouwen met zware plateaus. Een grote vooruitgang was ook de introductie van aparte toilettenblokken, die voor de verandering eens niet bij de pantry waren gesitueerd, zodat de passagiers niet het gangpad naar de keuken konden blokkeren als ze naar het toilet moesten ( meestal allemaal tegelijk.) De deuren waren voorzien van "handles," die je op "automatic" moest zetten, om de glijbanen aan de deuren te bevestigen, zodat we onze schone handen niet meer vuil hoefden te maken, door ze op de grond te moeten vast maken, zoals op de andere vliegtuigtypes het geval was. De glijbanen werden automatisch opgeblazen als de deuren in een geval van nood geopend moesten worden en konden omgebouwd worden tot boten ( behalve bij de deuren boven de vleugels,) voor het geval we in een oceaan terecht kwamen.
Voor het vermaak van de passagiers waren er schermen waar films op vertoond konden worden en in de stoel zat een aansluiting voor een koptelefoon, om naar de film en muziekkanalen te luisteren.


Op de eerste vlucht waren er veel journalisten en belangrijke topfiguren aanwezig. Met enige vertraging stegen we dan eindelijk op ( voor het cabinepersoneel de eerste keer) voor onze vlucht naar New York. Het was wennen voor iedereen en het liep dan ook niet helemaal vlekkeloos, maar we hadden tijd genoeg om uit te zoeken, waar alles zat en hoe het werkte.
Bij aankomst in New York was er een groot feest, echter niet voor de bemanning, die ging gewoon naar hun hotel. Dat vonden we niet leuk, ze hadden ons toch op zijn minst kunnen uitnodigen, of iets speciaals voor ons kunnen regelen. Nu zaten we met zijn dertienen ons eigen meegebrachte drankje te drinken op de kamer van de purser ( de cockpitcrew zat in een sjieker hotel.)
Omdat er maar één Boeing 747 was, moesten we in New York wachten, tot hij weer terugkwam. Met alle aanloopproblemen die er waren, zaten we soms vier dagen ( één maal 6 dagen) te wachten, tot we weer naar huis konden vliegen. Omdat ze nog maar weinig mensen hadden opgeleid, moest ik drie maanden onafgebroken New York vliegen en dat in de winter. Ik vond dat helemaal niet leuk. Het was er vaak bitter koud, we zaten ver weg van het centrum en de leden van de bemanning waren allemaal minimaal 25 jaar ouder dan de stewardessen en hadden niet zo'n zin om leuke dingen te doen, dus liep ik vaak in mijn eentje rond. Soms ging ik even binnen bij een Japans winkeltje uit pure nostalgie . Ik had heimwee naar de tijd, dat ik in Tokyo gestationeerd was, nu 2 jaar geleden, en de geuren, de muziek, boeken en de Japanse theeserviezen gaven me even de illusie, dat ik daar weer was.
Na 3 maanden kwam dan eindelijk de tweede B747 in de roulatie, de PH-BUB "Donau".
Op 10 april 1971 was de inauguratie-vlucht naar Wenen, waar het toestel gedoopt zou worden door Robert Stolz :"de operette-koning", toendertijd al 91 jaar oud. Als reeds geroutineerde stewardess werd ik op die vlucht ingedeeld. Het toestel zat helemaal vol met genodigden , die een paar dagen gingen genieten van de gastvrijheid van de KLM. Na aankomst was er een uitgebreid programma opgesteld, waarvan de doop van de "Donau"door Prof. Robert Stolz als eerste op het programma stond. We stonden allemaal keurig in het gelid om aan hem voorgesteld te worden. Daarna werd hij op een catering-platform naar boven gehesen, want de trap kon hij niet meer oplopen,om een bokaal champagne over de naam "Donau"uit te gieten, waardoor de naam officieel werd. Zijn ( jaren jongere )vrouw Einzi moest hem assisteren, want het liep niet helemaal vlekkeloos ( bevende handen?) .
Enfin, na deze voorstelling vertrok iedereen om te gaan feestvieren en wij vlogen terug naar Amsterdam, met een volle machine. Weer was er niets voor de bemanning geregeld, niet eens een souvenirtje of ook een glas champagne, voor de moeite, na aankomst. Daar hebben we wat op gevonden, door onszelf de LP, die aan de passagiers werd uitgereikt als aandenken aan deze vlucht, cadeau te geven.

zondag 27 juli 2008

Marry me, Fly free













Stel je voor: tot 1970 werden stewardessen ontslagen als ze gingen trouwen. Inderdaad, tot 38 jaar geleden, was het enige recht van de vrouw: het aanrecht ! Dat zeiden de mannen een beetje spottend tegen ons, omdat ze heimelijk geloofden, dat het terecht was. Maar ja, er was een wet aangenomen in het parlement, die het, op grond van gelijke rechten voor mannen en vrouwen, de werkgevers nog langer verbood vrouwen om die reden te ontslaan. We spreken hier over de tijd dat het gezin als 'de hoeksteen van de samenleving' werd beschouwd en de man als ' hoofd van het gezin' , zoiets als 'Father knows best.' Een getrouwde vrouw kon bv. geen lening bij een bank aanvragen, zonder dat haar man daarvoor toestemming had gegeven, zelfs als zij, van de twee, de broodwinner was. Als gevolg van de emancipatiewetten zouden er in de loop der jaren vele nieuwe regels worden ingevoerd.

Maar terug in 1970 verschenen de eerste "mevrouwen" stewardess.

Zelf zat ik in een lastig parket, vond ik. Ik wist niet zeker of ik wel wilde trouwen, maar A1 wilde graag met mij mee op langere reizen en verre vliegvakanties en dat kon alleen maar als we getrouwd waren. Zijn eigen kort-verband-contract als hofmeester was beëindigd en hoewel hij graag had willen doorvliegen was dat, in die tijd, niet mogelijk. Een goede reden om te trouwen ? Ik liet me overhalen en zo werd ik 'de mevrouw van'. In ieder geval hadden we op die manier voortaan geen last meer van receptionisten, gezagvoerders en andere moraalridders, die het ons wilden verbieden ( wat wel was voorgekomen) om samen op één kamer te slapen.

Zo ongeveer om diezelfde tijd verschenen in de winkeltjes van ons hotel te Karachi de eerste T-shirts met de tekst 'Marry me, Fly free . Deze slogan is sindsdien niet meer weg te denken uit de vliegwereld. Als dit geen lokkertje is voor onwillige vrij(st)ers?

Maar goed, ik was dat jaar één van de eerste stewardessen, die trouwden. Dit was de eerste stap op een hele lange weg.
Nu was het zaak geen kindertjes te krijgen, want dan vloog je er alsnog uit.

woensdag 14 mei 2008

Onder onze passagiers


De meeste mensen, die je vertelt dat je gevlogen hebt, willen altijd dolgraag weten of je nog interessante en beroemde mensen aan boord hebt gehad. Dit komt onmiddellijk na de vraag of je nog spannende dingen hebt meegemaakt qua ongelukken en bijna -ongelukken.

Inderdaad, iedereen die iets voorstelt vliegt wel eens ergens naar toe.

Ik begin met de mensen die bekend zijn als musicus, zanger(es) , popgroep of entertainer.

Op het eerste plaatje staan de Beach Boys. Ik spreek hier over het jaar 1968, toen ik net vloog. En op onze vlucht naar Londen, op de Lockheed Electra, zat deze beroemde popgroep.
Natuurlijk was ik nieuwsgierig hoe ze eruit zagen. Maar wat zag ik : een stelletje dronken of gedrogeerde mannen, die nauwelijks nog reageerden op de mensen om hen heen.

Toen ik jaren later Herman Brood en zijn Wild Romance aan boord had, herkende ik dit verschijnsel.
Ze stonken naar zweet, sex, drank en rock and roll, en er was niks wild romantisch aan hen te ontdekken. Ze zaten aan boord van München naar Amsterdam en het was ,volgens mij, een enorme afknapper om de popgroep in deze staat te zien. Ik kon me niet voorstellen, dat er vrouwen waren die als 'groupies' achter deze drugsverslaafden aan zaten. Brrrrr...

Evengoed een afknapper vormde de meidengroep LUV. Wat een leeghoofdige schepsels! Ze kwamen aan boord zonder make-up en tijdens de vlucht, die een uur duurde, zaten ze met hun beauty-case voor hun neuzen om zoveel mogelijk pancake op hun gezichten te smeren, om de gevolgen van een late nacht te camoufleren of /en hun oninteressante gezichten wat opvallender te maken. Een paar jaar later had ik Carlo Nasi aan boord met het dochtertje, die hij samen met Patti Brard had gekregen, het arme kind zat onder de huiduitslag vanwege allerlei allergieën, maar moeder was er niet bij, wel een kindermeisje.

Marco Bakker en Willeke van Ammelrooij waren een keer aan boord naar het Verre Oosten, omdat hij op een cruiseschip , dat vanaf Singapore naar Sydney zou varen, een contract had om te zingen. Toen ze aan boord kwamen in Amsterdam, waren ze 'upgraded' naar de Business Class, terwijl ze tickets bezaten voor de Tourist Class. Dat was mooi voor ze, maar we kregen pech onderweg en het werd al snel duidelijk, dat hij te laat zou aankomen in Singapore om het cruiseschip nog te kunnen halen. De KLM heeft echt alles gedaan om ze op een vlucht te krijgen bij een andere maatschappij, zodat hij zijn contract niet hoefde te verbreken. Toch wel handig om een BN-er te zijn.

Walter van Hauwe was aan boord naar het Verre Oosten en omdat ik geinteresseerd ben in klassieke muziek heb ik hem, ergens gezeten tussen de 380 passagiers, opgezocht om een praatje met hem te maken. Op dat moment in zijn carrière ging alles goed, maar in zijn privé leven was er iets tragisch gebeurd en ik heb een tijdje met hem daarover gepraat. Het leven gaat door, maar op zo'n moment is het moeilijk om troost te geven, al zou je dat graag willen.

Een andere fluitist, waar ik lang mee heb gepraat was Chris Hinze. Hij zat in de Business Class op een vlucht naar New York. Maar hij wilde nu juist in de Tourist Class zitten , omdat het daar half leeg was en hij graag wilde slapen over 3 lege stoelen. Natuurlijk deed ik mijn best om dat voor hem te regelen, maar geslapen heeft hij niet, want we hebben urenlang gepraat over zijn leven, familie, muziek en zijn geloof in 'bovennatuurlijke krachten'. Zulke contacten zijn maar kort, maar maken een levenslange indruk en ik luister nu anders naar zijn muziek.
Nog een beroemde musicus, die we aan boord hadden was Ton Koopman , die in Tokyo een clavecimbelconcert zou gaan geven. We werden uitgenodigd het concert bij te wonen en konden later in de kleedkamer de Japanse fans bekijken, die met een enthousiaste bewondering de 'meester'kwamen feliciteren met bloemen, cadeautjes en diepe buigingen.

Wie nog meer ? Ron Brandsteder, de ex van Patty Brard. Willem Duys , die altijd heen en weer reisde tussen Amsterdam en Nice, omdat hij daar woonde. Hij wilde iedere keer 'upgraded'worden, omdat hij een BN-er was. Iedere keer als het hem lukte, was wel mooi meegenomen.

Jenny Arean en toendertijd haar minnaar Ischa Meier. Het viel me op, hoe klein ze allebei waren. André van Duin met zijn toenmalige partner , zonder bekkengetrek, op weg naar Londen om naar musicals en andere shows te kijken.

De laatste in mijn collage is Randy Crawford, die we aan boord hadden van L.A. naar Amsterdam. Ze had toen een tophit, die zelfs nu nog wel eens gedraaid wordt : "One day I"ll fly away". Even playbacken in een Hilversumse tv studio en 24 uur later weer terug.

Uiteraard zijn er nog veel meer mensen geweest, waar ik een kort maar vaak interessant contact mee had. Eén daarvan was met Lucette M. Oostenbroek, die een aantal keren bij mij aan boord was, samen met haar partner. Ik praatte met hen over mijn tijd in Tokyo en de diepe indruk die de Japanse cultuur op mij had gemaakt. Zo noemde ik bv. het 3-regelige haiku gedicht, waar de regels zijn samengesteld uit 5-7-5 lettergrepen resp. Ik had vele boekdelen van deze dichtvorm aangeschaft, omdat die me enorm aansprak . Ze worden ingedeeld in seizoenen. Ze waren zo verrast dat te horen, want Lucette had net een gedichtenbundel met haiku's uitgegeven met de titel "De eerste morgen". Het is eigenlijk een natuurdagboek, dat bijgehouden is gedurende een jaar. In mei hoort ze de nachtegaal zingen en dit is de haiku, die ze daarover heeft geschreven:
*
hoe verrukkelijk!
de eerste nachtegaalzang
en een uil die roept
*
Ik besluit vandaag met deze regels, omdat ze uitstekend aansluiten bij de actuele werkelijkheid.


Posted by Picasa

zaterdag 10 mei 2008

Sayonara Tokyo

Aan alle goede dingen komt een eind, dus, helaas, de laatste dagen van mijn stationering waren aangebroken. Ik wilde helemaal niet terug naar mijn vorige leven, maar ik zag geen alternatief.
Ik probeerde me te verheugen op het weerzien met A1 , maar het wilde niet helemaal lukken.
We zouden elkaar ontmoeten in Bangkok, vervolgens zou hij met me meevliegen op mijn laatste vlucht naar Tokyo en daarna mee terug naar Nederland, via een stop in Anchorage.
Zoals ik al vreesde had ik gemengde gevoelens toen ik hem zag. Hij was teleurgesteld dat ik niet enthousiaster was dan hij had verwacht. Dus i.p.v. grote vreugde hadden we gelijk die eerste nacht een moeilijk gesprek.
Ondanks dat, was hij tot de conclusie gekomen dat hij met mij wilde gaan samenwonen en zelfs trouwen zoals ik graag gewild had vóórdat ik naar Tokyo was gegaan. We spraken af dat we geen overhaaste beslissingen zouden nemen en voorlopig samen zouden gaan wonen. Als het dan niet goed ging zou het eenvoudig zijn om uit elkaar te gaan.
De rest van de reis verliep in goede harmonie. We hadden elkaar dan ook heel veel te vertellen.
Toen was het zover : sayonara Tokyo, Kamakura, Nikko, Atami, Hakone, de miljoenen mensen, kimono's, tempels, godenbeelden, parken, Ginza, winkels, warenhuizen, sukiyaki, sashimi, samurai , sake, sneltreinen en groene thee .
Ik mocht in de cockpit zitten bij de start en nam afscheid van de de Fuji Yama die ik vaak bij helder weer, tijdens de landing, boven de skyline van Tokyo uit had zien steken.
Ik ging weer terug naar huis en ik wist dat ik een totaal ander mens was dan degene die drie maanden daarvoor uit Nederland was vertrokken.


Posted by Picasa

woensdag 2 april 2008

Nieuwjaar in Tokyo





















SUNCAPPED
The white stork wears a cap as round and red
As sunrise seen behind Mount Fuji's head.
-HÔ-Ô


De tijd vloog om en na het Kerstfeest, wat in Japan helemaal niets voorstelt was het tijd om Nieuwjaar te vieren, wat voor de Japanners de belangrijkste dag van het jaar is. Op oudejaarsavond was de KLM-bemanning uitgenodigd voor een diner in het Tokyo Prince Hotel. Ik zat aan tafel met de cockpitcrew en de KLM-vertegenwoordiger in Japan, een hele aantrekkelijke en charmante man, helaas een beetje te oud voor mij.
Met hem kon ik het goed vinden en samen dronken we rode wijn en dansten we op de 60-er jaren muziek. De captain was kwaad, want hij had al laten weten dat hij een oogje op me had, maar ik negeerde hem de hele avond. De volgende dag kwam hij zijn geld terugvragen dat hij aan mij had besteed ( een paar kopjes koffie en een paar treintickets, die hij voor me afgerekend had, ondanks dat ik aangeboden had voor mezelf te betalen ).























Op nieuwjaarsdag, togen we, met nog een paar miljoen Tokyoieten naar het Meiji Park om de zegen van de Goden te vragen voor het nieuwe jaar. De Japanners bijna allemaal in kimono, wat een prachtig gezicht was. Het geluid van het geschuifel van houten slippers over grint ( van de brede laan naar de hoofdtempel) was oorverdovend. Bij de tempel stonden stalletjes waar je briefjes kon kopen, waarin de toekomst voor het komende jaar werd voorspeld; zoiets als de briefjes, waar het 'fortune cookie' in verpakt zit bij de 'Chinees'. Die briefjes werden vastgebonden aan de takken van een oude ceremoniële boom. Helaas waren de teksten in het Japans geschreven, dus voor ons niet leesbaar.
Met mijn Olympus Camera maakte ik vele opnamen, helaas in dia's, die prachtig zijn om naar te kijken op een groot scherm, maar die later nooit meer worden bekeken, omdat ze ergens achter in een kast in een doos zitten.
Nog één maand te gaan en dan moest ik weer naar huis, maar ik had helemaal geen zin !
Het was wel vleiend, dat in die laatste weken een paar mannen terugkwamen, naar later bleek speciaal door hen aangevraagd, om mij weer te kunnen zien. Ze namen Nederlandse kaas mee en drop en stonden ineens, onverwacht, voor mijn deur. Jammer genoeg waren dat niet de mannen waar ik iets voor voelde, maar om niet onaardig te zijn ging ik met ze uit en voelde me daarbij zeer ongemakkelijk. Had ik verkeerde signalen afgegeven ? Er was toch echt niets onvertogens gebeurd de vorige keer? Zo draaide ik me in allerlei bochten om ze niet voor het hoofd te hoeven stoten en toch van ze af te komen.
Ik nam me voor niet mijn goede humeur te verliezen en volop te gaan genieten van die laatste paar weken van mijn vrijheid.




woensdag 5 maart 2008

Eerst Nikko zien, dan sterven

De paar dagen iedere week in Tokyo gaven ruimschoots de gelegenheid om dagtripjes te kunnen maken.We waren er wel vroeg voor opgestaan, want de treinrit duurde een paar uur, maar je moest nu eenmaal 1x in je leven in Nikko zijn geweest ( zoals in Europa in Napels) om daarna met een gerust hart te kunnen sterven, want je had immers het mooiste aanschouwd wat er op deze wereld te zien was ? Toen we na een tijdje de voorsteden van Tokyo, met een ratjetoe van ouderwetse houten huisjes en lelijke betonnen nieuwbouw, achter ons hadden gelaten reden we door een vrij vlak landschap, langs meren met bergen op de achtergrond, wel gingen we geleidelijk omhoog, zodat we toen we uitstapten op het station van Nikko verrast werden door de felle kou. Daar hadden we helemaal niet op gerekend, we hadden wel winterjassen aan maar dat we shawls, handschoenen en bontmutsen nodig zouden hebben was niet in ons hoofd opgekomen.

Om warm te blijven probeerden we zo hard mogelijk te lopen, het rode bruggetje over naar het Toshogu tempelcomplex, langs de pagode en onder de houten torii door, het grind knersend onder onze en die van de andere bezoekers' schoenen, wat een oorverdovend lawaai gaf. Prachtige eeuwenoude cipressen torenden hoog boven ons uit en flankeerden het pad . Om de tempels te bezichtigen moet je vele trappen omhoog klimmen, maar als je eenmaal boven bent, vergeet je de inspanningen gauw. Prachtig gekleurd houtwerk schittert je overal tegemoet; in het oog springt het beeldhouwwerk van de drie aapjes, die niets horen, niets zien en zwijgen.

Behalve de tempels, staat er nog een ander beroemd monument, nl. het mausoleum van de eerste Shogun ( vertaald: 'generaal die de barbaren (( de Europeanen)) verslaat'), Iyeasu Tokugawa, die in 1616 stierf. De Tokugawa-clan zou Japan daarna nog 250 jaar lang regeren.

Ik zat een tijdje in de hoofdtempel op de grond en genoot van de leegte binnen, alleen maar tatamimatten en een reusachtige lampion, kijkend naar de prachtige natuur buiten. Ik benijdde de Boeddhistische monniken, die hier hebben gezeten om te mediteren op een onoplosbare 'Zen'-vraag. Helaas kon ik daar niet lang blijven zitten, want we hadden maar beperkt de tijd voordat de trein weer terug naar Tokyo zou vertrekken . We verlangden naar wat warmte, een kop koffie en een hapje eten en we verlieten de tempels op zoek naar een horeca-gelegenheid. Na lang zoeken vonden we een herberg. Eenmaal binnen was er echter een groot probleem, de eigenaar sprak alleen Japans en onze wederzijdse gebarentaal was ook al niet dezelfde. Dat gaf veel hilariteit. Het eten bestellen was niet zo moeilijk, want in de etalage stonden alle beschikbare schotels in plastic nagebootst, dus hoefden we slechts aan te wijzen wat we wilden bestellen. Zo kregen we eten maar ze vergaten van de zenuwen stokjes of ander eetgerei erbij te geven en onze eetgebaren werden niet begrepen. Was het de bedoeling om de noedels met onze vingers naar binnen te werken ? Ik stond teneinde raad maar op, ik was tenslotte de reisgids, om op zoek te gaan naar iets wat op stokjes leek. In een hoekje zag ik ze inderdaad op de toonbank liggen, dus met mijn allerliefste glimlach en buiging bleef ik er voor staan en wees er naar. Veel gebuig terug en inderdaad daar kregen we het. Ik moest al een tijdje nodig naar het toilet, dus vroeg ik naar een plaats, die iedereen wel begrijpt, dacht ik . Ze lieten me wel in een klein kamertje maar er was geen toilet, wastafel of waterkraan te bekennen. Er ging echter wel een deur naar buiten. De nood was hoog dus heb ik maar een bosje opgezocht en daar met gêne mijn behoefte gedaan. Dan maar geen handen wassen, ik zou het wel overleven. De anderen zagen, na mijn verhaal, maar af van een gang naar het kamertje, op het station was vast wel een gat in de grond met twee voetsteunen ernaast, zoals de toiletten er in Japan gewoonlijk uitzien.

Het Nationale Park bevat behalve het tempelcomplex ook nog prachtige natuur, zoals het Chuzenji Meer en meerdere watervallen, maar onze beschikbare tijd liet het niet toe die te gaan bezichtigen. (Deze tocht kan beter in het voor- of najaar worden gemaakt met een overnachting, natuurlijk in een lokale herberg oftewel een 'ryokan' waar je kamertje uit een paar tatamimatten bestaat en je op de grond moet slapen in een zgn. 'futon'.)
De treinreis terug verliep zonder problemen, behalve dat mijn medereizigers een beetje last kregen van het tijdsverschil en de een na de andere in slaap viel, maar dat viel niet op tusen al die Japanners want die reizen sowieso per voorkeur met hun ogen dicht. Ik denk, dat ze dat doen om de andere miljoenen stadgenoten uit hun gedachten te wissen.
Al met al was ik blij, dat ik deze trip gemaakt had. Weer een ervaring, die ik in mijn boekje bijschrijven.

dinsdag 26 februari 2008

Dr. Zhivago in Tokyo




















Op de routes van en naar Tokyo hadden we Japanse stewardessen aan boord om de Japanse passagiers te woord te staan, want die spraken vaak geen andere taal dan Japans.
Na het bezoek aan Noriko en haar nare verloofde ( die me de volgende dag uitnodigde om met hem uit te gaan. Toen ik vroeg of Noriko ook meeging zei hij "nee", dus dat was een mooi excuus geweest om hem af te poeieren) had Hiroko me aangeboden met haar de echte Japanse thee te gaan drinken, niet de gele variant die wij aan boord hadden. Deze thee zag eruit als eendenkroos en was enorm bitter. Gelukkig werden er koekjes bij geserveerd dus dacht ik slim te zijn en er gauw één in mijn mond te stoppen om de bittere smaak te compenseren, maar wat bleek ? Het was een zeewierzoutje ! Brrr.. Uiterlijk hield ik me goed en glimlachte beleefd naar mijn Japanse gastvrouw, die beleefd terug boog.
Dat was wel genoeg Japans op één dag, dus gingen we als afsluiting naar een film die grote bezoekers in de hele wereld had getrokken na het winnen van tien Oscars en drie 'BAFTA's: 'Dr. Zhivago' uit 1965, helaas nagesynchroniseerd in het Japans. Gelukkig kende ik het verhaal al want ik had het boek van Boris Pasternak gelezen, dus kon ik de handelingen op het witte doek aardig volgen. Ik vond die Omar Sharif helemaal niet lijken op een Rus en acteren kon hij al helemaal niet. Broeierig kijken bleek zijn forte te zijn! Het verhaal is eigenlijk heel simpel. Russische revolutie, Moskou, getrouwde man, getrouwde vrouw ( maar niet met elkaar) worden getroffen door een 'coup de foudre' maar het is onmogelijk om elkaar ergens te ontmoeten. Dan komen ze per toeval samen, in the middle of nowhere, ergens op de afgelegen steppen van Siberië terecht. Liefdesscenes werden symbolisch weergegeven door de wind, die 's zomers de graanhalmen zachtjes heen en weer wiegde en 's winters de sneeuw tot metershoge bergen opwierp. En zo drieënhalf uur door. Na twee uur merkte ik op dat de zaal leeg begon te lopen, de ene na de andere Japanner verliet het pand. Eigenlijk begon het mij ook wel te vervelen en zijn ook wij maar opgestapt. Zodoende duurde het nog jaren voordat ik de laatste scene van de film te zien zou krijgen. Die, waarin hij in Moskou op straat loopt en in een voorbijrijdende tram 'haar' meent te ontwaren. Het grijpt hem zo aan dat hij in elkaar zakt en na een laatste broeierige blik aan een hartaanval sterft. Exit Omar Sharif.

Eenmaal weer terug in het hotel, prees ik me zelf gelukkig dat ik niet verbannen was naar Siberië, maar het volgende weekend gewoon weer lekker in Bangkok aan het zwembad zou zitten, zonder sneeuwstormen en zonder Omar Sharif....Heerlijk !

zondag 24 februari 2008

De verloofde van Noriko
























"Hé, wat leuk, dat ik jou weer zie" . Sommige mensen zag je nooit en tegen anderen liep je regelmatig, ergens ter wereld op.
"Weet je nog hoe we dansten op 'My Way' in Jimmy's Bar in NY en hoe we toen weggestuurd werden ?" Het was A2, die uit Anchorage in Tokyo was aangekomen en me op mijn hotelkamer in het Tokyo Prince Hotel opbelde om te vragen of ik zin had iets samen te gaan ondernemen. Natuurlijk wel. Ik was al genoeg alleen en bovendien vond ik hem aardig.
We bezochten de chrysantententoonstelling in het Meiji Park. Daar stonden niet van die kleine chrysantjes die je overal ter wereld in tuintjes kunt zien staan. Welnee, daar zagen we bloemen, zo groot als bloemkolen, die zwaar gestut moesten worden anders zouden de stelen omknakken door het gewicht van de bloemen.
Tijdens zijn vlucht van Anchorage naar Tokyo was A2 door Noriko, de meest seniore Japanse stewardess die in die tijd bij de KLM vloog, uitgenodigd om bij haar en haar Japanse verloofde op bezoek te komen zodat hij met eigen ogen kon zien hoe een traditioneel Japans huis er uit zag. Hij had aan haar gevraagd of ik ook mee mocht komen en dat had ze goed gevonden.
De verloofde kwam ons met zijn Toyota ophalen en we reden over de Tokyose 'highways' naar een buitenwijk waar zijn houten huis stond.
Eenmaal aangekomen bewonderden we het kleine perfecte tuintje voor de ingang. Ons werd verzocht onze schoenen uit te doen en slippers aan te trekken die al klaar stonden, want de tatamimatten mochten niet bezoedeld worden door schoenen . Het vertrek binnen vormde een zit- en slaapkamer tegelijk. Er stonden geen stoelen en tafels want je zat op de grond met een laag tafeltje tussen je in. Voor ons westerlingen is dat heel moeilijk, want op je knieën zitten voor een langere tijd staat gelijk aan marteling. Bovendien is het niet toegestaan met je voeten naar een andere persoon te wijzen, dat is héél onbeleefd, dus schuifel je maar wat van je ene bil op de andere om toch maar het decorum te bewaren.
We praatten wat over de cultuurverschillen tussen de Westerse en de Oosters wereld. De verloofde van Noriko werd, misschien onder invloed van de 'Suntory' whisky die rijkelijk vloeide, plotseling erg fel. Hij vond, dat Japan terug moest gaan naar de oude Samurai-traditie die uniek was voor de Japanse cultuur. De Amerikanen hadden, na WO II, veel teveel invloed gekregen op de Japanse manier van leven en die trend moest teruggedraaid worden. Dat ze dreigden hun unieke cultuur te verliezen kon hij bewijzen aan de hand van het feit dat Noriko niet eens meer de traditionele 'tea-ceremony' wist uit te voeren en dat ze stewardess was geworden voor een westerse airline, wat zo ongeveer te vergelijken was met het beroep van prostituee.
We begrepen dat we hier te maken hadden met een hele conservatieve Japanner die terug wilde keren naar de gloriedagen van het oude keizerlijke Japan. (De schrijver Yukio Mishima zou nog geen jaar later om dezelfde redenen, op traditionele wijze zelfmoord (( Seppuku of Harakiri)) plegen om deze zelfde overtuiging kracht bij te zetten.)
Als argument om hem de hopeloosheid van zijn streven onder ogen te laten zien wezen we hem op de trends die in de hele wereld gaande waren ( die later met de term 'globalisering' zou worden aangeduid) en die onomkeerbaar waren.
Nadat de verloofde ons aan het eind van de avond weer had afgezet bij het hotel, bespraken we ons ongemakkelijke gevoel. We vonden het jammer voor Noriko dat ze te maken had met een verloofde die het beroep van stewardess gelijk stelde aan dat van een 'prostituee', maar er was niet veel wat we eraan konden doen, behalve hopen, dat ze in de toekomst een andere, modernere man zou ontmoeten en de huidige verloofde de bons zou geven.