donderdag 3 december 2009

Manneke Pis in Rome
























We kwamen uit Afrika en zouden een 24 uurs stop in Rome maken. Normaal zou dat leuk zijn, ware het niet dat we vlakbij het vliegveld Fiumicino in een naargeestig hotel in Ostia waren ondergebracht. Bovendien was het ook nog winter, dus een dagje aan het strand of zwembad (of sightseeën in de antieke stad van Ostia) zat er niet in, dus besloten de hofmeester KV en ik, als we wakker werden ( we waren 's morgens vroeg aangekomen) met de metro naar Rome te gaan, want die stad kende hij niet. Ik ook niet, hoewel ik er een keer op een nachtstop was geweest, maar toen had ik niets van de stad gezien omdat we met de crew, op het terras van ons hotel, doorgezakt waren met een paar campari-soda's.
Ik werd wakker in een ongezellige koude kamer, waar niet eens een kleedje op de plavuizen lag om mijn voeten warm te houden. We waren te laat voor het ontbijt geweest. Na wat stukken droog stokbrood met wat sterke koffie te hebben genuttigd begaven we ons vol goede moed naar het metrostation, waar vandaan een boemeltje ons in een uur naar het Stazione di Termini in het hartje van Rome zou brengen.
Het was lunchtijd geweest toen we er aankwamen, dus vond ik dat we eerst maar eens goed moesten gaan eten, voordat we aan het toeristische gedeelte zouden beginnen. We vonden een trattoria die behoorlijk vol zat met Romeinen dus niet al te veel ingesteld op buitenlanders, dachten we, en bestelden ieder pasta en daarna een vleesgerecht met een flesje vino rosso erbij. Daar zaten we dan, ieder aan de overkant van het tafeltje, elkaar aan te kijken. Kees ( zo zal ik hem maar noemen) was nou niet bepaald, wat je noemt, een vlotte causeur en ik had moeite het gesprek gaande te houden: je moet toch wat ? Toen de rekening kwam moest ik me nog een beetje kwaad maken, omdat het eindbedrag veel te hoog was. Ach een paar optelfouten zijn gauw gemaakt, maar de waard had er niet op gerekend dat ik Italiaans sprak en bovendien wèl kon tellen. Kwaad liep ik de tent uit met Kees in mijn kielzog, zonder een fooi te geven hoewel dat meestal wel mijn gewoonte is. Er zijn tenslotte grenzen aan mijn goedwillendheid. Tot overmaat van ramp was het ook nog gaan motregenen, dus liepen we weldra als natte honden door de straten. Als volleerde gids las ik de plattegrond en zo kwamen we na een tijdje terecht bij de Spaanse trappen op de Piazza di Spagna.
























Daarna slenterden we wat door de luxe winkelstraten, waaronder de Via del Corso, waar alle beroemde wereldmerken vertegenwoordigd zijn. Het was een smalle, donkere straat en het zag er heel anders uit dan ik me in mijn dromen had voorgesteld. Daarna wilde ik wel naar de Trevi Fontein, omdat ik het beeld in mijn hoofd had van Anita Ekberg die op een zwoele zomernacht een frisse duik in het water neemt, misschien om wat af te koelen bij de aanblik van Marcello Mastroianni.
Wat een desillusie. Ik had me een groot plein voorgesteld met de fontein in het midden, stond hij in een heel smal straatje waar nauwelijks ruimte was voor al die toeristen. In de druilerige regen waren een aantal Japanners bezig, met de rug naar het water toe, liremuntjes over hun linkerschouder in het water te werpen, terwijl ze een wens deden. 'Ach baat het niet, schaadt het niet', dacht ik en deed hetzelfde. Kees wist niet wat hij zag en haalde zijn schouders op. Hij kon het geld niet missen, denk ik.
Het was al donker geworden toen we terug liepen naar het station, waar we net de trein misten.
De volgende zou tegelijkertijd de laatste zijn en we moesten 45 minuten wachten voor hij vertrok. De trein stopte bij iedere lantaarnpaal en het leek wel of er geen eind aan kwam. Na een half uur begon Kees een beetje ongemakkelijk op zijn stoel heen en weer te schuiven.
'Wat is er' , vroeg ik.
'Ik moet nodig plassen.' Hij trok een benauwd gezicht.
'Nou, dat is dan jammer', zei ik, 'je zal het een half uurtje moeten ophouden, want er zijn nou eenmaal geen toiletten in de metro.'
'Maar als ik moet dan moet ik meteen, ik kan het niet ophouden.'
'Verdomme', ergerde ik me, 'staan we 45 minuten op het station in Rome en dan gaat hij niet, terwijl hij weet dat als hij moet hij het niet op kan houden.'
Kees stond met een ruk op en liep naar de deur. Ik zag op zijn broek ter hoogte van zijn gulp een zich snel uitbreidende natte plek verschijnen. Ik dacht koortsachtig na.
'OK, bij de volgende halte ga je er snel uit, plast op het perron, en je springt weer in de trein als de waarschuwing komt dat de deuren dichtgaan', stelde ik voor.
Zo gezegd zo gedaan. De trein stopte en hij sprong eruit, ritste zijn gulp open, haalde zijn piemel tevoorschijn en produceerde een krachtige straal pies, die hij over de rails aan de andere kant van het perron sproeide. De waarschuwing om te vertrekken kwam, maar hij was nog lang niet uitgeplast en hij maakte geen aanstalten om de trein weer in te komen. Ik moest razendsnel een beslissing nemen. Ik kon natuurlijk zonder hem wegrijden, waar ik eigenlijk het meeste voor voelde, maar ik zag hem niet in zijn eentje de weg terug vinden naar het hotel, dus stapte ik, met tegenzin, ook uit. Samen uit, samen thuis, nietwaar ? Leuk was anders.
De rode achterlichtjes van de trein waren allang uit het zicht verdwenen toen hij eindelijk uitgeplast was.
Zo dat luchtte op en wat nu?
Het station lag aan een lange rechte weg met als verlichting, zo nu en dan, de koplampen van voorbij rijdende auto's.
De enige oplossing was om te gaan liften want om te lopen was het veel te ver.
Ik ging langs de kant van de weg staan en stak mijn duim omhoog. Niet lang daarna stopte een auto en ik legde aan de chauffeur uit dat we airline crew waren en de laatste trein gemist hadden naar Ostia en nu vervoer zochten naar ons hotel.
Hij was heel vriendelijk en bood ons een lift aan. Pfff, gelukkig. Opgelucht lieten we ons binnen 10 minuten naar ons hotel rijden. Echter daar aangekomen vroeg de man om geld. Ik protesteerde want ik vond dat hij ons had moeten zeggen dat hij betaald wilde worden voor zijn vriendelijkheid. Hij liep mee naar de receptie en zei tegen de receptionist dat hij niet wegging voordat hij $ 50,- van ons had ontvangen. Ik legde uit dat hij ons niet had gezegd dat hij een taxi was en dat we hem best wel wat wilden geven, maar dat $ 50,- buiten alle proporties was. Na veel heen en weer gepraat waarbij het woord' carabinieri' enige keren viel, kwamen we op de helft uit en ik betaalde de $ 25,- om van het gezeur af te zijn.
'Nou Kees,' plaagde ik hem toen we naar onze kamers liepen,' dat was een duur plasje'. Hij lachte als een boer die kiespijn had.
Hopelijk heeft hij uit deze ervaring wel een lesje geleerd: plas als je de gelegenheid hebt, anders kan het je duur komen te staan!



Geen opmerkingen: