dinsdag 17 februari 2009

Oorlog in Beirut
























Ik was koud en nat en staarde mistroostig naar een donkere Middellandse Zee vanaf mijn standplaats aan de reling van de oude Griekse vissersboot. Het was een beetje mistig, zodat er geen sterren te zien waren en zo nu en dan sproeide er wat boegwater over het dek. Ik beneed de stelletjes die bij mij in de buurt zaten, die hadden tenminste elkaar om de ellende mee te delen. Ik dacht aan A1, waar zou hij nu zijn ? Waarschijnlijk zat hij ergens in het Verre Oosten ( Bangkok of Singapore)  op me te wachten en vroeg zich af hoe het mìj was. We hadden gepland om mijn verjaardag in Sydney te vieren, maar op de nacht dat ik de kist in Beirut had moeten overnemen om naar Bangkok te vliegen was het vliegtuig, met hem aan boord, overgevlogen vanwege plotseling uitgebroken gevechten. Ik had een hoekkamer met zeezicht en toen het 'calling-time' was, had ik me er al over verbaasd dat het zo stil was, want ik kon zelfs het zachte geklots van de golven tegen de rotsen horen. Ik was opgestaan en had over een lege boulevard uitgekeken. Even checken met de receptie:
"Yes, ma'am, your plane is not going to land tonight, they are shooting at the airport." 
"Who is they? "
"We don't know, ma'am, but your crew is sitting in the bar, maybe you would like to join them."
Slapen kon ik toen toch al niet meer, dus voegde ik me bij de rest van de bemanning in de bar.
Hoe het precies in elkaar zat wist niemand, maar de receptionist en de hotelmanager vertelden het volgende: de Palestijnen ( PLO ) waren in opstand gekomen tegen het regeringsleger, omdat volgens hen de Palestijnen in het zuiden van het land niet genoeg beschermd werden tegen de aanvallen van de Israëli's. Milities van verschillende Libanese facties, w.o. Maronieten, Druzen, Shiïten en Soennieten hadden zich toen ook maar in de strijd gemengd, maar omdat ze allemaal in burgerkledij opereerden, wist niemand meer wie, wie was.
Er was een 24 uur nachtklok ingesteld en we mochten niet naar buiten, ook niet naar het strand. Zo nu en dan hoorden we wat schieten, maar het voelde heel onwerkelijk aan, alsof je midden in een film zat die zo dadelijk afgelopen zou zijn. We zagen personenauto's op de Corniche rijden waar uit alle ramen machinegeweren staken. Toen we een keer het dak op waren gegaan om naar de overvliegende gevechtsvliegtuigen te kijken, werden we uitgevloekt door de hotelmanager: of we een 'deathwish' hadden? Ook stond ik een keer, op een avond, met een paar mensen op de bovenste trede van het bordes een frisse neus te halen, toen een Volkswagenbusje was gestopt met zwaar bewapende mannen erin. Eén van hen was dreigend op ons afgekomen met zijn machinegeweer in de aanslag  en had erop gestaan dat we onze paspoorten aan hem zouden laten zien. Die hadden we niet, want die bleven altijd op het vliegveld achter. De receptionist legde aan de man, in het Arabisch, uit wat we in Libanon deden. Gelukkig vertrok het busje weer, maar die arme receptionist had het niet meer en hij bezwoer ons voortaan binnen te blijven, want hij had geen idee gehad tot welke groepering deze mannen hadden behoord.
Na zo 'n dag of vier, begon het eten op te raken. Bij de traditionele Indonesische maaltijd, die geloof ik altijd op donderdag te bestellen was, ontbraken de gehaktballetjes! Het geklaag daarover was niet van de lucht. De telefoonlijnen werkten niet meer en er was maar één keer per dag een radio-verbinding met de KLM op Schiphol. Toen ik op een avond de receptie voorbij liep hoorde ik in het voorbijgaan dat de gezagvoerder van de andere crew die lijn gebruikte om tegen zijn bazen in Amsterdam te zeggen, dat ze zijn vrouw moesten opbellen zodat ze zijn golfafspraak kon afzeggen. Het ligt er maar aan waar, tijdens een oorlog, je prioriteiten liggen.
Iedere dag werd er gespeculeerd hoe lang we daar nog zouden moeten zitten. De gezagvoerders hadden op dag vijf een goed bericht: we zouden met een cruiseschip uit de haven van Beirut naar Cyprus worden gebracht om vandaar uit naar Amsterdam te vliegen. Het enige probleem was, dat onze paspoorten op het vliegveld lagen en daar opgehaald moesten worden. De volgende dag was het om 06.00 hrs calling-time en na het ontbijt moesten we, in uniform en met gepakte koffers, klaarstaan.
Maar er gebeurde niets. Het ophalen van de paspoorten bleek een struikelblok te zijn. Er moest een politie-escorte worden geregeld maar die liet op zich wachten. Uiteindelijk vertrokken we om 18.00 hrs, onder militaire begeleiding, op open vrachtwagens naar de haven. Het was begin mei, dus om die tijd was het niet zo warm meer, maar gelukkig was het droog. In de haven wachtte ons een grote desillusie: het cruiseschip bleek een oude, smerige vissersboot te zijn die bemand werd door acht ongeschoren Griekse zeelui. Onze koffers werden aan boord gehesen en als proviand kregen we 20 crewboxen mee. Hé, we waren toch met zijn veertigen ? Ja, dat klopte, maar het eten was schaars dus moesten we alles eerlijk delen: ieder de helft. Na een uurtje of wat op zee, toen de kustlijn uit zicht was verdwenen en de zon onderging, ging ik eens op zoek naar een box en met mij nog een paar mensen. Allemaal leeg ! Dat krijg je ervan als niemand verantwoordelijk wordt gesteld voor de contributie. Noch onze gezagvoerders, noch de pursers waren ergens te bekennen. Iets drinken dan maar..., jammer, ook op. Gelukkig was de bootcrew erg aardig en bood ons wat van hun eigen brood en water aan. Hoe lang duurde die oversteek eigenlijk ? Een uur of acht, dacht de kapitein, maar die lag 's nachts onder het stuurwiel te slapen, dus hebben we waarschijnlijk wat extra rondjes gevaren. Buiten op het dek was het guur, maar binnen was er niet genoeg plaats voor ons allemaal. Zo nu en dan ging ik even naar de stuurhut om op te warmen, maar de meeste tijd zat ik buiten. Om een uur of vier in de nacht vroeg de AP van de andere bemanning of ik al geslapen had ? Ik vroeg, waar dat dan zou moeten ? Hij begon vreselijk te vloeken en vertelde me dat er acht slaapplaatsen waren die de boots-bemanning aan ons had afgestaan en dat er vanaf vertrek in Beirut acht stewardessen op hadden gelegen die hadden beweerd dat ze zich niet goed voelden en/of anders zeeziek zouden worden. Hij trok me mee naar de slaaphut, pakte de eerste de beste vrouw beet en sleurde haar van de kooi af. Ik ging dankbaar liggen. Slapen kon ik niet, maar het was tenminste warm. Ik lag na te denken over hoe het er in een langdurige oorlog aan toe zou gaan. Daar had ik nu een glimpje van kunnen opvangen.  Op je medemens hoefde je dan niet te rekenen, dat had ik in deze week wel geleerd. Ik had me niet druk gemaakt, omdat ik wel wist dat ik het een tijdje zonder eten of slaap kon uithouden, maar het gedrag van mijn collega's had me geschokt.
Om 06.00 uur 's morgens meerden we aan en werden we in een bus geladen om naar een hotel te worden gebracht. Na een uur rijden kwamen we aan in een hotel, waar men ons weigerde in te checken.
Geen plaats of zoiets. Na het ontbijt wachtten we gelaten op de volgende ontwikkeling. Het nieuwe plan was om een KLM vliegtuig, dat uit Tripoli kwam een tussenlanding te laten maken en ons op te pikken. Dat gebeurde inderdaad. Daar zaten we dan, bekaf: de cockpitcrew en het kernkorps in de eerste klas en wij in de economy-class. De captains beslisten, dat we er in Athene afmoesten voor een nachtstop en de volgende dag als pax naar huis zouden vliegen. Maar ik, die bezorgd was over hoe het met A1 was ( was hij weer terug naar huis gegaan of zat hij nog steeds ergens langs de route op me te wachten; wat hadden ze hem verteld ?) en enkele andere stessen wilden liever doorvliegen naar huis. De gezagvoerder van de andere bemanning kwam boos naar ons toe en zei, dat onze koffers afgeladen zouden worden in Athene en dat we het motto "Samen uit, samen thuis" kennelijk niet goed begrepen hadden. Ha! Hìj kon met een gerust hart van boord gaan, zijn vrouw had immers vast wel zijn golfafspraak afgezegd !
Eenmaal geland stonden familieleden en ons divisiehoofd ( ik zat in divisie B) op ons te wachten, alleen A1 was er niet. Niemand van de KLM kon mij trouwens iets over hem vertellen.
Treurig ging ik alleen naar huis .
De volgende morgen vroeg ging de slaapkamerdeur open en daar stond A1.  Hij was helemaal overstuur, want hij had de hele tijd, dat ik in Beirut vastzat, geen nieuws over mij kunnen krijgen. Gelukkig hadden aardige bemanningen zich over hem ontfermd en stewardessen hadden zelfs op Plaswijck opgedubbeld, zodat hij daar een kamer had kunnen krijgen. Iedere dag was hij met de hotelbus naar het KLM-kantoor in de stad gegaan, maar die wisten al die tijd niks te vertellen over onze toestand. Iedereen dacht, geloof ik, dat we zwaar beschoten of gebombardeerd werden en dat we misschien wel dood waren. Op het moment, dat hij van onze 'vlucht' per boot had gehoord was hij op het vliegtuig naar huis gestapt.

Omdat ik niet gewerkt had, moest ik na twee dagen verlof al weer vliegen.
Bestemming ? Drie dagen Beirut ! 



Geen opmerkingen: