zondag 5 december 2010

bemanning tussen de schapen
























De door de ondergaande zon gekleurde wolken werden door een harde wind voortgedreven en vanuit de boom waaronder ik stond kwam het exotische gekwetter van honderden parkieten. Hier op deze heuvel, ergens in de outback van 'Down Under', bestond de rest van de wereld even niet meer en had ik wel voor eeuwig willen blijven staan.
Helaas, toen het donker werd moest ik wel terug. Ik rende ( door het overvloedige eten was ik maar gaan hardlopen om dat volle gevoel kwijt te raken,) met tegenzin terug naar de farm waar we met vijf bemanningsleden een paar dagen geleden, vanuit Sydney, naartoe waren gereisd. Onderweg zag ik de silhouetten van boer Struan, Willem en Carolien op hun paarden, die een kudde koeien aan het opdrijven waren en, tegen de horizon, Hans, haast zwevend over de hobbels in de weg: een vliegend figuurtje op een motor met zijn blonde haar achter zich aan stromend.














We hadden de afgelopen dagen doorgebracht met het kijken naar de manier waarop de schapen werden geschoren, de koeien opgedreven en de kalfjes, de kippen en de ezeltjes gevoerd.
Als uitstapje hadden we, in een bos op een uitstekend rotsblok gezeten met uitzicht over een prachtige vallei. Pat, de vrouw van Struan had een lekkere picknick voor ons bereid en de bekende Lindemans wijn' in a 5 quart carton' ontbrak natuurlijk ook niet. Onderweg, lopend op het bospad, waren we verrast door een overstekende' Skippy' . Geinig hadden we dat gevonden ! Zo kreeg je vanzelf een Australië-gevoel !

In het woonvertrek van de farm stond een krakkemikkige piano met een honkey-tonk geluid, waar ik, gelukkig, zeker drie uur per dag achter zat. Ik speelde de klassieke stukken waarvan ik het bladpapier had gevonden, maar ook wel songs van de Beatles. Iedereen vond het prachtig, vooral de 1e Arabesque van Debussy, die ik uit mijn hoofd speelde.
Vóór het eten, dat door Pat bereid werd ( zij had een Cordon Bleu-opleiding gedaan) zaten we met een glaasje wijn voor de open haard te genieten. Daarna aten we schapenbout, of schapenribstuk, of schapenfilet,( ja wat anders op een schapenfarm ? ) met nog wat meer wijn.
Daarna werd er gepraat, vooral héél véél gepraat, soms tot in de kleine uurtjes. Tjonge, er was nogal veel trouble op de farm! Daarna sliepen we met zijn vijfen op één kamer ! Wel zo gezellig, want het was behoorlijk koud in de Australische winternacht !

De laatste avond van ons verblijf waren we uitgenodigd om met Struan mee te gaan naar een bijeenkomst van de Rotary Club in zijn dorpje, dat een aantal mijlen verderop lag. De aanwezige boeren vonden het wel interessant! Een airline-crew in hun midden, dat gebeurde maar 1 x in hun leven...!
Ieder van ons moest een voordracht houden over ons werk en ons leven. Ik was daar heen gegaan als Texas Jane, compleet in cowboy-outfit, dus dat moest ik wel op de één of andere manier verbinden met mijn werk. Het was wel gezellig hoor, maar ik moest er niet aan denken dat ik hier zou moeten wonen, wat zou ik me vreselijk vervelen !
























Op de terugweg, reden we in onze gehuurde auto langs een wijnproeverij. Mmmm...Jammer dat we niet meer flessen konden meenemen dan we konden dragen. Tenslotte moesten we ook nog met de trein.

Na vier dagen op de farm te hebben doorgebracht kwamen we weer, een aantal ervaringen rijker, terug in de bewoonde wereld! We realiseerden ons voor de zoveelste keer wat een fijne baan we eigenlijk hadden, want zouden we zelf boer(in) zoals Struan en Pat willen zijn ver weg van de 'beschaving', met als enig gezelschap de dieren? We waren het met elkaar eens : niet voor ons, dankjewel !


zaterdag 25 september 2010

Naar Kandy met Randy
























Het was op 26 december 2004, dat we met verbijstering keken naar de gevolgen van de tsunami, die niet alleen de kust van Thailand maar ook die van Sri Lanka, teisterde. Vooral het bericht dat de trein van Colombo naar Galle in zijn geheel uit de rails was gelicht en een eind verderop door de reusachtige golven was neergesmeten, maakte het nieuws voor mij aanschouwelijker, omdat ik met een groep collega's daar, halverwege de 80-er jaren, zelf in gezeten had. We waren op weg geweest naar een vakantieplaatsje aan het strand om daar van onze vrije dagen te genieten. Het treintje zag er primitief uit met zijn harde houten banken en rechte zittingen en dan zaten wij nog in de eerste klas ! Het hotelletje was ook nogal basic, maar we vonden het wel avontuurlijk om midden tussen de 'lokalen' te zitten. Hoe lokaal bleek wel 's avonds toen we, met onze blote voeten in het zand, op het terrasje van een strandrestaurant hadden gezeten en verse kreeft, waarvan we hadden gezien dat die even daarvoor uit de zee was gehaald, hadden besteld. Na een tijdje moest ik naar het toilet, maar toen ik daar binnen kwam en de toestand in het kleine kamertje overzag, en vooral toen ik de geur gewaarwerd die me tegemoet walmde, ben ik snel omgedraaid en naar buiten gegaan. In het voorbijgaan van de keuken zag ik dat de hygiënische toestand aldaar niet veel beter was. Daar de nood hoog was heb ik ten einde raad een plaatsje in de struiken opgezocht. Mijn vermoeden was overigens dat ik die avond niet de enige op dat eiland ben geweest die dat heeft gedaan, want de herinnering aan de, hurkende mensen op de 'shitting fields' in India stond me nog levendig voor ogen.
Sri Lanka, vanaf 1984 landden we in Colombo en naar gelang het reisschema, bleven we daar meerdere dagen overstaan.
De eerste paar jaren logeerden we in een hotel aan het strand. Daar verbleef ik echter nooit, want zodra we aangekomen waren kwam Randy, die met een Nederlandse getrouwd was, naar het crewhotel om zich aan te bieden als onze reisleider.

Als kennismaking herinner ik me een ééndagstrip in de richting van Kandy. Nieuwsgierig keek ik naar het landschap. Het zag er romantisch uit met overal wuivende palmen en kleurige bloemen in een golvend heuvellandschap. Er tussendoor lagen de rijstvelden waarin de hogere bergen aan de horizon zich spiegelden. De huisjes varieerden van witte bungalows tot houten kotjes, maar allen hadden een tuin eromheen. Als je nog iets beter keek zag je in iedere tuin een vuilnishoop en als je uit de auto zou gaan, zou je die ook nog kunnen ruiken. Als ik mijn ogen dicht deed waande ik me in Pakistan of India door het doordringende " kra-kra" geroep van de enorme kraaien die je overal, met hun sinistere zwarte verenpak en dreigende kraalogen, leken te volgen ( iedere vergelijking met Hitchcock's film 'The Birds' is niet toevallig.)
De enige weg van Colombo naar Kandy in het centrum van het eiland en naar Trincomalee in het noordoosten was smal en vol kuilen en hobbels, dus echt comfortabel was het zitten in de auto niet en het ging ook niet snel, maar als je iets wilt zien moet je dat er voor over hebben.
We werden naar een olifantenreservaat gebracht en zagen daar grote en kleine olifanten naast en in het water. Wat me opviel was dat geen van de olifanten nog hun slagtanden hadden. Een olifant is een olifant en wij als doorgewinterde reizigers die wel eens meer een olifant hadden gezien, wilden dan ook snel weer verder. Een bezoek aan een theefabriek was het volgende toeristische uitstapje. We keken naar de vrouwtjes die thee aan het sorteren waren in een stoffige ruimte. Na de beroemde Ceylon thee en zakken met kruiden voor het thuisfront te hebben gekocht, reden we weer terug naar het hotel.

De tweede keer dat ik er kwam hadden we vier dagen om een uitstapje te maken. We besloten naar Trincomalee, een havenstadje in het noordoosten van het eiland, te gaan. Over diezelfde smalle weg als op mijn eerste trip hobbelden we, zes eindeloze uren lang, in een gammel busje naar onze bestemming. Randy bracht ons op de hoogte van de politieke situatie op het eiland en afgaande op wat hij ons vertelde, was de situatie niet bepaald rooskleurig. Hij verhaalde over de spanningen die er recentelijk waren ontstaan tussen de Tamils en de Singalese bevolking. Hoewel de Tamils met 18% in de minderheid waren, bezetten ze vrijwel alle belangrijke posten en dat zette kwaad bloed bij de anderen. Bovendien wilden de Tamils zich afscheiden en een onafhankelijke staat vormen, samen met de Tamils in Zuid-India aan de overkant van het water. Behalve dat ze verschillende talen spreken, vermoed ik dat de verschillende religies ook wel een rol zouden hebben kunnen spelen, als je in aanmerking neemt dat de Tamils Hindoes zijn en de Singalezen voornamelijk Boeddhisten. Aan welke kant Randy stond werd duidelijk toen hij bevestigde dat hij zelf een Singalees was.

In Trincomalee, de hoofdstad van de Tamils, aangekomen kregen we bungalows toegewezen met een open dak. 's Nachts als we vanuit bed omhoog keken zagen we de sterren schitteren aan ons plafond en 's morgens werden we gewekt door het gezellige kwetteren van de vele aapjes, die nieuwsgierig naar beneden keken. We maakten een tochtje over zee, snorkelden in het heldere zeewater, bezichtigden een protserige Hindoe tempel en de oude havenmuren van de stad. Daarna was het tijd om op weg naar Kandy te gaan om de processies van de ‘Esala Perahera’ ( een festival als eerbetoon aan Boeddha’s belangrijkste relikwie, de heilige tand, die ieder jaar bij volle maan in juli of augustus plaatsvinden,) te gaan bekijken.
's Avonds stonden we langs de kant van de weg en bij het licht van fakkels zagen we rijkversierde olifanten met daartussen dansers, acrobaten, steltlopers, zwaardvechters, slangenbezweerders en vuurspuwers, voorbij trekken. Dit spektakel vormde het hoogtepunt van onze trip, we waanden ons soms zelfs even terug in de Middeleeuwen.

Helaas werd het op mijn volgende stops duidelijk dat, zoals Randy al voorspeld had, er een burgeroorlog was uitgebroken. Eerst gingen we nog wel naar een hotel in de stad, maar daar werd ons aangeraden niet de straat op te gaan, want er werd regelmatig geschoten of er explodeerde ergens een bom. Soms als we op het vliegveld aankwamen konden we niet eens meer naar de stad omdat er maar één toegangsweg was en daar werd op dat moment gevochten.
Soms vraagt een weldenkend mens zich af, of al dat geld dat nu aan wapens werd uitgegeven niet beter gebruikt had kunnen worden voor het verbeteren van, bijvoorbeeld, de gebrekkige infrastructuur of aan een efficiënte vuilnisophaaldienst, riolering, of waterleiding, om maar een paar dingen op te noemen. Helaas zal het wel nooit, of anders zeer langzaam, veranderen zolang op dat eiland de strijd om de macht tussen en onder de invloedrijkste families ( Bandaranaike..!) belangrijker voor hen is dan het welzijn van het volk, dat merendeels in grote armoede leeft.

Kort daarna werd Colombo helemaal niet meer aangedaan en dat was jammer voor ons, want nu waren er geen tripjes meer naar Kandy, maar het moet vooral jammer geweest zijn voor Randy.












zondag 8 augustus 2010

Bio Vakantie Oord Aruba

Een paar dagen slippen op Aruba, dat wilde iedereen wel. Ik had enthousiaste verhalen van mijn collega's gehoord, dat je zo vanuit de deur van je hotelkamer, het witte, blinkende zand op kon lopen, de turquoise zee in.
Deze reis, die bekend stond als het 'Bio Vakantieoord' moest je een half jaar van te voren aanvragen, want anders kwam je er niet op. De eerste keer was mijn poging mislukt, omdat we op de heenweg wegens mist in Lissabon waren gestrand en de volgende nacht doorgestuurd werden naar Rio.
Eindelijk was het dan gelukt en vol verwachting keek ik vanuit de crewbus naar het vlakke, kale landschap en naar de straten van Oranjestad, waar ik weinig spectaculairs zag, behalve dan wat felgekleurde koloniale geveltjes. En verder...wie kijkt er nu graag naar olie-raffinaderijen ?
In het hotel aangekomen kreeg ik inderdaad een bungalow aan het ( weliswaar opgespoten) strand, een terrasje voor mijn deur, met vlak voor mijn neus het beloofde uitzicht op strand en zee.

















Mijn DC10 bemanning was heel gezellig en de twee co-piloten hadden ons in Lissabon meegenomen naar het marineschip MS Banckert van de Nederlandse Koninklijke Marine,












MS 'Banckert'

dat in de haven aangemeerd lag. Eén van de vliegers, Henk, had als helicopterpiloot bij de KM gevlogen en ging even zijn oude maatjes opzoeken, die ons heel gastvrij een rondleiding gaven. Het was verhelderend om te zien onder welke, vaak claustrofobische, omstandigheden de bemanning op zo'n schip moet leven. Daarna hadden we nog gezellig gegeten bij 'Bom Jardim.'

De eerste dag wat gezwommen en 's avonds gegeten in een, door de Amerikaanse toeristen veel bezochte, steaktent. Langs het strand teruggelopen en buiten nog een afzakkertje genomen.
Voor de volgende dag hadden we drie buggy's gehuurd om het eiland te gaan verkennen. De mannen deden een wedstrijdje en scheurden, zo hard als dat gaat met die karren, over de hobbelige wegen.
Gerrit was in een overmoedige bui en toen we even op een strand zouden stoppen om naar de woeste golven te gaan kijken, stuurde hij, à la James Bond, heel romantisch onze auto de branding in. Iedereen vond het prachtig ! Alleen... toen hij in zijn achteruit terug het strand op wilde rijden groeven de wielen zich onmiddellijk diep in het zand weg. O jee... We gingen met zijn allen stenen in de omgeving zoeken en legden die onder de achterwielen, zodat de auto niet nog verder weg zou zakken. Helaas lukte het ons niet het karretje vlot te trekken en na een tijdje vruchteloos aanmodderen ging Henk hulp halen in een dorpje dichtbij.

















buggy in de branding

Hij kwam terug met een aantal Arubanen in een takelwagentje, en... met een krat pils. Dat laatste was goed gedacht, want op het strand was geen enkele beschutting tegen de zon te vinden en de hardwerkende mannen kregen al gauw veel dorst !
Gelukkig slaagden ze er na een uur of wat in, de buggy uit het water te trekken, en tot onze verbazing startte de motor onmiddellijk, hoewel er flink wat zeewater onder de motorkap moet zijn gespoeld. Door de opgelopen vertraging moesten we onze plannen aanpassen en we besloten eerst maar eens te gaan lunchen in het dichtbij gelegen, slaperige, dorpje. Op het dorpspleintje zaten wat mannen te dobbelen en te kaarten; die hadden kennelijk geen werk. Ach ja, wat moet je dan anders doen in zo'n gat ? Na de lunch reden we tussen cacteeën door naar de 'natural bridge' een brug van koraal die voor de N.O. kust ligt. De golven van de branding rolden onder de brug door en natuurlijk moesten we in allerlei standen vóór en op die brug poseren. Ditmaal geen buggy, maar 'broekjes in de branding!'
























Helaas hadden we door de vertraging op het strand geen tijd meer gehad om nog iets anders te gaan bekijken, bovendien moesten we op tijd terug zijn voor de BBQ, die georganiseerd was ter ere van de laatste reis van de BWK.
Het was nog even spannend of we de borgsom voor de buggy, die een paar uur in zee had gestaan, terug zouden krijgen, maar gelukkig checkten ze bij het verhuurbedrijf niet onder de motorkap, ze vertrouwden die vliegers van de KLM voor de volle 100% !
De volgende dag vlogen we terug naar Amsterdam. Vlak na de start zag ik uit het raampje de olieraffinaderijen voorbij glijden.

















Vond ik het jammer om van dit eiland te vertrekken ? Ik bedacht me dat ik, behalve het avontuur met de buggy, eigenlijk niet veel over het eiland verhalen kon. Er was gewoon niet zo veel te beleven, tenminste als je niet van zand, zon, cacteeën en gokken (en tegenwoordig disco' s (( denk aan Joram van der Sloot))) houdt en niet te vergeten van die eeuwige, harde passaatwind. Ik had het na die ene keer wel gezien.

Ayo Aruba!

zondag 20 juni 2010

Airbus Promotie Toer

Vanmorgen landde hij voor de eerste keer op Schiphol Airport: De Airbus 380, die op Promotie Toer was langs de Europese vliegvelden.

















Airbus en Promotie Toer, daar had ik zo mijn eigen ervaringen mee, al is het alweer 27 jaar geleden dat ik, met een KLM bemanning, zo'n Toer gemaakt heb. Met de A310, het eerste type Airbus die de KLM heeft aangeschaft. Alsof de tijd stilgestaan heeft, blijken mijn herinneringen nog springlevend.

In het begin van de 1980-er jaren had de KLM besloten de A310 aan te schaffen voor haar middellange afstanden, als vervanging, te zijner tijd, van de DC8-63. Waar de KLM niet op had gerekend was, dat de vliegers eisten dat er een BWK in de cockpit zou worden te werk gesteld. Echter in de KLM-toestellen die in Lyon klaar voor aflevering stonden, was er geen plaats meer voor een BWK. Door het conflict dat om deze reden tussen de vliegers en de KLM was ontstaan verroestten, ergens in een hangar in Frankrijk, een paar ongebruikte blauwe vogels. Daar had Airbus Industries iets op gevonden...! Ze stelden voor een KLM cabine-bemanning te huren om het vliegtuig te demonstreren aan, hopelijk, toekomstige kopers over de hele wereld. Een aantal leden onder het cabinepersoneel, waaronder ik, kreeg snel een cursus en de flight safety voor de A310 en één crew ging naar Zuid-Amerika en de andere, die van mij, naar Afrika en India.

Vol verwachting vlogen we als passagiers, via Parijs, naar Lyon. Daar aangekomen werden we gelijk naar de hangar gebracht, waar onze Airbus klaar werd gemaakt voor onze promotie-reis. We zagen het toestel voor de eerste keer van binnen en de indeling van het interieur deed me sterk denken aan de DC10, het door mij zo verfoeide toestel. Het was een komen en gaan van technici en cateraars en een mevrouw van de KLM-catering, die ons zou begeleiden op deze reis, legde ons uit wat we zo allemaal onderweg zouden gaan serveren aan de uitgenodigde gasten. Mmmmm.... heerlijke hapjes , zoals pâté en kaviaar stonden op het menu en de beste champagnes, rode en witte wijnen uit Frankrijk zouden daarbij geschonken worden.
Op kosten werd niet bespaard !

De volgende dag gingen we, met aan de stuurknuppel test-piloten (en één KLM Captain) en in de cabine een aantal technici en administratief personeel, op weg naar Harare in Zimbabwe, onze eerste promotie-stop op het programma. Boven Afrika kwamen er steeds zorgelijker berichten uit de cockpit, we kregen namelijk op het laatste moment geen toestemming om in Harare te gaan landen. Het bleek dat de Minister van Verkeer uiteindelijk de voorkeur wilde geven aan de B737, de concurrent van de A310. Waar moesten we nu naar toe ? Er werd besloten te landen in Libreville, Gabon, voor de Fransen een bekend gebied.
We werden ondergebracht in een hotel aan zee.
















Hotel in Libreville, Gabon

Na een dagje luieren aan het strand vlogen we door naar Tanananarivo op Madagascar, waar we tegen de avond aankwamen. Het landschap was golvend en de tweebaansweg voerde ons langs oerwouden afgewisseld door terrasvormige velden met armoedige dorpjes daartussen. In de stad werden we ondergebracht in het Hilton Hotel, waar we die avond werden










Tanananarivo, uitzicht vanuit het Hilton Hotel

uitgenodigd deel te nemen aan een uitgebreid buffet. Een lokale dansgroep liet de typische dansen van het eiland zien terwijl wij ons te goed deden aan de heerlijke lokale gerechten. De champagne en wijnen waren ook niet te versmaden.

De volgende morgen moesten we al vroeg aantreden voor twee demonstratie-vluchten.
Aan boord werden we geassisteerd door 2 lokale stewardessen, die gekleed waren in Indiase sari's.
Iedereen kreeg een tasje met cadeau's erin, die ze allemaal op de grond voor zich neer zetten. Het publiek bestond voornamelijk uit families met kinderen, waarschijnlijk kwamen ze uit de elite van het eiland. In de cockpit was het een gedrang van jewelste, want ook tijdens de start en landing stond het er altijd vol met belangrijke mannen.
De test-piloten trokken zich niets aan van het feit dat wij met plateaus door de cabine liepen, want zonder dat ze ons vooraf waarschuwden werden er steile bochten gevlogen en spectaculaire duikvluchten uitgevoerd, met als gevolg dat het in de cabine en in de pantries één grote chaos was. Wel leuk voor de mensen die in de cockpit stonden, want aan hen moest het vliegtuig tenslotte worden verkocht.
Tijdens de landing werd getest hoe hard het toestel kon remmen, zodat alle uitgedeelde tasjes voorin de pantry lagen.
Nadat we twee van die vluchten hadden gemaakt konden we nog vrijwillig meegaan met een test-vlucht, maar daar bedankte ik hartelijk voor. Ze testten maar zonder mij. Had ik dan zo weinig vertrouwen in de capaciteiten van het vliegtuig? Nee dat niet, maar wel in één van de test-piloten die, ook aan boord, dubbele gin-tonic's bestelde als aperitief en daarbovenop nog een paar glazen wijn bij zijn maaltijd nam !

Na één dag werken mochten we gaan uitrusten in Mauritius in een luxe hotel aan zee. Airbus Industries betaalde alles en we werden getrakteerd op de heerlijkste lunches en diners. Het turquoise water van de zee was prachtig helder en het zand oogverblindend wit. Een droom-bestemming ! Helaas moesten we de volgende dag weer verder naar Bombay.

Ik kende Bombay nog van 12 jaar daarvoor toen ik een half jaar uitgeleend was geweest aan Garuda. Toen was het de droge tijd geweest; nu zaten we midden in het moesson-seizoen. We probeerden met een taxi een ritje te maken door de stad, maar de aanblik van de krioelende mensenmassa's, waaronder er velen op de grond zaten en lagen, was zo deprimerend dat we snel weer terug reden naar ons hotel.
Na onze demonstratie-vluchten te hebben afgewerkt werden we 's avonds uitgenodigd voor een gala-diner, waar alle belangrijke mannen aanwezig zouden zijn: de president van Airbus Industries Bernard Lathière, bijgenaamd "Mr. Airbus", en J.R.D. Tata de machtigste man van India en eigenaar van Air India. Terwijl de mannen elkaar de loef probeerden af te steken met geestige speeches, vloeide de drank rijkelijk. Aan het eind was iedereen dronken, maar het schijnt dat in de zakenwereld op die manier belangrijke deals worden afgesloten.
Air India zou daarna vele Airbussen bestellen.

De volgende morgen vroeg vlogen we terug naar Lyon. Aan het eind van de vlucht kregen we van Bernard Lathière een kleine toespraak om ons te bedanken voor onze inspanningen en daarna opende hij persoonlijk de champagne-flessen. Hij bracht een toast uit op de geslaagde Promotie-Toer en nodigde ons uit met hem een paar glaasjes te drinken.
























Nadat het conflict met de vliegers was opgelost, vloog ik een paar maanden later vele malen naar LHR met de 2 toestellen die het eerst werden afgeleverd.
Gelukkig werden er door onze vliegers geen vreemde capriolen uitgehaald en de gin-tonics bleven in de trolleys.

Nu 27 jaar later is het dus de A380 die met zijn enorme omvang het luchtruim gaat vullen.
Ik ben benieuwd of ik er ooit nog eens in zal gaan vliegen als één van de 850 passagiers !






donderdag 1 april 2010

Pinochet&Co
























En tu remota tierra ha caido toda esta luz difícil,
este destino de los hombres
que te hace defender una flor misteriosa
sola, en la immensidad de América dormida. *

uit: Canto general de Chile
Pablo Neruda

"...En maar schommelen en maar kijken naar de kont van het paard !
In een rijtuigie, in een rijtuigie,
in een rijtuigie helemaal naar Vinkeveen."

Achterin de bus waren de stewardessen, uit verveling, begonnen liedjes uit hun kindertijd te zingen. Ik bedacht me met schrik dat, toen de serie "Ja zuster, nee zuster" in 1968 stopte, ik al bij de KLM vloog. Het was niet voor het eerst dat ik het generatieverschil opmerkte. Eigenlijk was dat er altijd al geweest, immers toen ik zelf was gaan vliegen waren de meeste van mijn collega' s ook een stuk ouder geweest dan ik. Wat zouden die hebben gezongen ?
"In de bus van Bussum naar Naarden
ineens een klap en toen..
In de bus van Bussum naar Naarden
gaf je mij een zoen ? "
We waren echter niet op weg naar Vinkeveen, noch van Bussum naar Naarden, maar op de terugweg van Valparaiso naar Santiago de Chili. We stonden een paar dagen over in Santiago en hadden besloten een dagtocht naar de zee te maken. Na in Valparaiso de stad te hebben verkend en later de vissers in hun houten primitieve bootjes te hebben zien aankomen en vertrekken vanaf het strand, waren we ergens langs de weg, met uitzicht op de branding die op de rotsen uiteenspatte, in een lokale eettent verse vis gaan eten met uiteraard wat lekkere glaasjes Chileense wijn erbij.

De hele reis was tot nu toe anders verlopen dan geplanned, want we waren op weg van Rio naar Santiago gestrand in Buenos Aires wegens mist in Santiago, dat kwam wel meer voor in juni. Onverwachts was ons op die manier een 24 uurs stop in de schoot gevallen in een stad waarvan we alleen maar het vliegveld kenden. Na een paar uur slaap hadden we ons op weg begeven naar het centrum. We zagen een Italiaans aandoende stad met brede boulevards. We wilden naar de Plaza de Mayo lopen om te kijken of daar misschien "dwaze moeders" rondliepen om te protesteren tegen de verdwijningen van hun kinderen. Het was echter al tegen zonsondergang geweest toen we bij de regeringsgebouwen aan waren gekomen en het begon al behoorlijk koud te worden, (we zagen zelfs vrouwen met bontjassen aan lopen,) misschien dat het plein daarom zo'n verlaten indruk maakte. 's Avonds hadden we in een restaurantje, in één van de nauwe straatjes in het oude gedeelte van de stad, de beroemde Argentijnse biefstuk gegeten.

Vanachter het busraampje keek ik naar het licht glooiende landschap. Ik zag landbouwgronden met daartussen rijen olmen, eigenlijk helemaal niet wat ik had verwacht, het deed eerder aan Europa denken.
Zo nu en dan passeerden we wat armoedige huisjes, die een troosteloze aanblik boden. Het begon al een beetje donker te worden en aan de horizon kleurde de zon de sneeuw, op de toppen van het Andesgebergte, roze.
Voor de zoveelste keer vroeg ik me af, waarom ik de atmosfeer in Zuid-Amerikaanse landen vaak zo onbehagelijk vond, zelfs soms op het sinistere af. Waren het de militaire regimes van de generaals, kolonels of zelfs van sergeanten, de staten van beleg, avondklokken en alomtegenwoordige gewapende soldaten en politie die dat gevoel opriepen ? Of was het misschien de uitdrukkingsloze blik in de ogen van de, Mongools uitziende, autochtone bevolking ?Of waren de melancholische klanken van een panfluit uit de Andes, die je hier overal hoorde, de oorzaak ? Of de altijd bestaande kans dat je beroofd zou kunnen worden, of zelfs vermoord?
Maar het is ook mogelijk dat het komt omdat ik er bijna uitsluitend in de winter kwam. Er hing dan vaak zo'n koude mistige sluier als een grauwe, klamme deken over het land en de steden.
Was dat niet meestal het geval geweest als ik naar Lima moest ? De laatste keer had ik zelfs met de bemannning drie dagen in het "El Pueblo Resort", een hotel dat gebouwd is als een typisch koloniaal stadje, gelogeerd. Het mistte natuurlijk weer eens en we zaten ver van Lima vandaan. De bemanning vóór ons was in de bus van het vliegveld naar het hotel beroofd, dus op stap gaan leek ons niet zo'n goed idee. Wat doe je dan ? Lezen, eten en drinken en véél slapen !
Een paar maanden daarvoor was ik zelfs 24 uur in Montevideo geweest, op een reis waarop we Poolse zeelui van en naar Paramaribo hadden vervoerd. De stad zag er ongeveer hetzelfde uit als Buenos Aires, dat aan de overkant van de Rio de la Plata ligt. Het verschil was echter dat het wel leek alsof we terug in de tijd, in de veertiger en vijftiger jaren, waren beland. Dat was vooral zichtbaar aan de op straat rond rijdende auto's. De KLM was zo aardig geweest om ons een bus met een gids te bezorgen, waarmee we de bezienswaardigheden in en rond de stad bekeken. Zo kregen we een rondleiding door het kolossale parlementsgebouw, waarbinnen de gids verhaalde over de heldendaden van de koloniale Spanjaarden door de eeuwen heen.
Ja,ja... moordpartijen zullen ze bedoelen. Misschien was dat ook een reden waarom het me hier niet beviel: de erfgenamen van die Spanjaarden waren nu de grootgrondbezitters die het hier, met behulp van het leger, nog altijd voor het zeggen hadden. Reden we nu op ditzelfde moment niet door een land dat door Pinochet met geweld van zijn democratie was beroofd ? We hadden een paar dagen geleden zelf nog de kogelgaten in de muren van het presidentiële paleis, waarin Allende zich op de dag van zijn dood had verschanst, gezien.
Luid gezang achter me onderbrak me in mijn overpeinzingen :

"..ik geef je een stekkie, een stekkie
van de fuch-fuch-fuch-fuch-fuchsia..."

Ik schoot in de lach. Speciaal voor mijn reis naar Chili had ik Pablo Neruda´s gedichtenbundel : De "Canto General de Chile," gekocht, waarin hij in ballingschap, de schoonheid van de bergen, rivieren, woestijnen en de oceaan bezingt en ook de barre omstandigheden waarin het gewone volk moet zien te overleven. Ik dacht aan een strofe in een gedicht waarin hij schrijft over het "moeizame licht" en de "eenzame onpeilbare bloem" en ik had in een flits een link gelegd tussen Annie M.G. en Pablo.
Ik fantaseerde dat het wel een mooi gebaar zou zijn als een Nederlandse kwekerij een nieuwe fuchsia naar Generaal Pinochet zou vernoemen en hem die dan officieel zou laten overhandigen door een stotterende Amnesty International functionaris. Jammer dat mijn fantasie de bevolking geen stap verder zou helpen om hun vermisten terug te krijgen.

Helaas zou Pinochet nog jaren op het pluche in het presidentièle paleis blijven zitten , maar iedere keer als ik daarna de generaal ergens op foto´s of op films zag, moest ik denken aan het stekkie van de fuch-fuch-fuch-fuch-fuchsia!

*
Op jouw verre aarde viel al dit moeizame licht,
deze lotsbestemming van de mens,
die jouw tot bescherming dwingt
van een eenzame onpeilbare bloem
in het onmetelijke Amerika dat slaapt.

Vertaling: Barber van de Pol

maandag 8 maart 2010

Op Spetses
























De veerpont torende hoog boven de haven van Hydra uit. Ik keek naar het gekrioel van de mensen op de kade beneden me. Ik vond dat het stadje er aantrekkelijk uitzag, een beetje zoals St.Tropez aan de Côte d'Azur.
We waren op de terugweg van Spetses naar Piraeus en de boot maakte bij alle Saronische Golf eilanden,Hydra, Poros en Aegina een tussenstop.

In de jaren tussen 1967 en 1974 ( de jaren van het kolonelsregime) werd er met een scheef oog naar je gekeken als je op vakantie ging naar Griekenland. Evenmin ging je naar het Spanje van Franco of het Portugal van Salazar. Als stewardess had ik echter geen keuze gehad en zodoende verbleef ik regelmatig in Athene.
De eerste keer dat ik in Athene kwam (in 1968) had ik met de bemanning gegeten in een kleine taverna ergens in de Plaka. Mijn collega-stewardess ging op kamers wonen en zei dat de eenvoudige houten boeren stoelen waar we op zaten, precies de stoelen waren waar ze al een tijdje in Nederland naar op zoek was geweest, maar nergens had kunnen vinden. De captain vroeg aan de eigenaar of de stoelen misschien te koop waren en voor hoeveel ? Een prijs werd afgesproken en we liepen terug naar het hotel met vier stoelen, die gedragen werden door de captain en de copiloot. Halverwege werden we aangehouden door een paar politiemannen, die wilden weten waar we die stoelen vandaan hadden gehaald? Ze dachten dat we ze gestolen hadden. Met moeite kon de captain ze ervan overtuigen dat ze gekocht waren, hoewel hij geen rekening kon laten zien. Het was wel even spannend of ze hem op zijn eerlijke gezicht zouden geloven, maar na druk onderling overleg lieten de agenten ons gaan.
Een andere keer, begin jaren zeventig, stond ik tijdens het Griekse Paasfeest met mijn bemanning's avonds laat op het plein bij de kathedraal van Athene. De straatverlichting was gedoofd en we keken naar een lange rij van kerkgangers, die allemaal een brandende kaars omhoog hielden. Langzaam schuifelden ze aan ons voorbij. Iedereen was doodstil. Toen zei ik iets over Papandreou, maar bedoelde Papadopoulos, want ik haalde die namen altijd door elkaar; om mij heen had toen een luid gesis geklonken... Ik schrok, wat...? Toen wist ik het weer: Papandreou zat in de oppositie en was naar het buitenland uitgeweken !
Op weer een andere reis had ik met een copiloot na het avondeten over de Plaka gelopen om een bar te zoeken waar we nog even iets konden drinken. Alle tenten waren gesloten geweest tot we voorbij een lokaal kwamen waar wat licht tussen de luiken doorkierde. We probeerden naar binnen te gaan, maar stuitten op een bewaker. Na enig gepraat heen en weer mochten we naar binnen. De ruimte stond vol met lange banken en tafels met daarvoor een podium. We gingen zitten en kregen een karaf wijn geserveerd.
Een aantal mensen met gitaren ging op het podium zitten en begon te spelen en te zingen. Iedereen, behalve wij, zong mee. Theodarakis ! Protestliederen tegen het regime. Het kippenvel stond op onze armen. We verwachtten ieder moment dat de deur zou worden ingetrapt en we allemaal zouden worden ingerekend door de militairen van de kolonels. Morgenochtend tijdens "calling time" zouden ze een copiloot en een stewardess missen ! Na heel lang zoeken werden we dan gevonden in de gevangenis. Een diplomatieke rel zou uitbreken tussen Den Haag en Athene en Van der Stoel, persoonlijk, zou ons moeten komen redden! Er gebeurde echter niets en we liepen ongestoord terug naar ons hotel.

Het was ondertussen al weer vijf jaar geleden dat de kolonels waren verdreven en A5 en ik hadden besloten om de eerste twee weken van november naar het eiland Spetses te gaan, in de hoop dat het daar mooi weer zou zijn. A5 had heel optimistisch besloten om zijn surfplank mee te nemen, die wel een lastig obstakel bleek te zijn om in het vliegtuig, taxi en veerboot mee te krijgen. Uiteindelijk was dat, met veel moeite, gelukt.
We kwamen na ruim vier uren varen vanaf Piraeus, na zonsondergang, op Spetses aan. Er brandden maar weinig lichtjes en de lokale VVV was gesloten. De, vooral jonge, toeristen die in de zomer de bars en disco's bevolkten waren verdwenen en de lokale bevolking was weer onder elkaar. Van de baas van het restaurant op de kade, Yannis, hoorden we dat ook alle hotels op het eiland gesloten waren. We hadden echter gereserveerd bij een vrouw die een pension runde in het straatje achter zijn lokaal. Helaas was ze niet thuis, maar geen nood, als we vast bij hem gingen eten zou hij haar laten opsporen, want ze zat ergens op een verjaardagsfeestje, wist hij. En inderdaad na een uur kwam een klein Grieks vrouwtje aanzetten, die ons meenam naar haar huisje. Ze glimlachte haar zilveren tanden bloot en bood ons de salon aan waar een bed in stond. Dat paste precies tussen de tafel en het raam. De rest van het meubilair bestond uit een pronkkast met glaswerk, een dressoir met daar bovenop foto's waarop leden van het Griekse koningshuis stonden en een grote tafel, bedekt met een kanten kleedje. Verwarming was er niet en de sanitaire voorzieningen waren nogal primitief, want er was geen geyser of boiler in huis, dus moesten we pannetjes water koken als we ons met warm water wilden wassen. De bewoners zelf heb ik in die twee weken niet in de buurt van de badkamer gezien.

Het weer wilde ook al niet meewerken, want het begon, gelijk al tijdens de eerste nacht, flink te stormen. We hoorden de wind in de pijnbomen suizen en de regen kletterde tegen het raam.
's Middags, toen het droog werd, wandelden we langs het water naar de punt van het eiland vanwaar je een prachtig weids uitzicht had op de Pelopponesos, aan de overkant van de zee.
De lucht was heerlijk zuiver en rook naar de pijn- en eucalyptus-bomen, gemengd met die typische kruidige Griekse geur, die ik blindelings overal zou kunnen herkennen: een mengsel van rozemarijn, lavendel en tijm. Kleine cyclaampjes stonden overal langs de paadjes te bloeien en het enige geluid dat je hoorde, was het geruis van de zee.
's Avonds waren we voor een aperitief uitgenodigd bij Eleni, onze gastvrouw. Een conversatie was niet mogelijk vanwege de taalbarrière, daarvoor in de plaats keken we met zijn allen naar het nieuws en daarna naar een voetbalwedstrijd van Panathinaikos.

Voor het ontbijt zorgden we zelf. Voor het avondeten gingen we naar één van de drie geopende restaurantjes, die bijna allemaal het bekende Griekse menu serveerden: Griekse sla, dolmades, kaasblintzes, geroosterd vlees met of zonder spiesjes, visjes ( een soort sprotjes,) en friet erbij. Er stond altijd wel een jukebox in het lokaal waaruit ( te) luid een Griekse smartlap galmde, een dorpsgek die achter een flipperkast stond te lummelen, een televisie met een voetbalwedstrijd erop en vissers met getaande gezichten, die ons aan zaten te staren. Ze waren ons goed gezind want er was altijd wel iemand die ons een kilo retsina aanbood, of een Metaxa, of één of ander zoet likeurtje bij de koffie, wat wel aardig was maar ons verplichtte om het op te drinken.

Op een avond, toen we nog even een luchtje gingen scheppen, kwamen we langs een afgelegen taverna waar kennelijk een bruiloftsfeest in volle gang was. We keken nieuwsgierig door de ramen naar binnen. Dat hadden we niet moeten doen, de deur vloog open en we werden met enige dwang mee naar binnen getrokken. Ze zetten ons aan een tafel met een bord vol eten en een glas retsina voor onze neus. Een oud vrouwtje begon met een schelle stem een volksliedje te zingen, waarop de anderen antwoordden. Daarna ging de jukebox aan en de mannen gingen de dansvloer op om de sirtaki te dansen. Eén man kon het ietsje beter dan de anderen en begon zich vreselijk uit te sloven, Zorba de Griek was er niets bij ! Het zag eruit alsof hij met één voet vuur uit de stenen vloer probeerde te slaan, wat natuurlijk niet lukte. Na dit enige tijd, met een brede glimlach, want iedereen keek naar ons, aanschouwd te hebben, liepen we buigend naar achteren de deur uit.
Dit was niet de enige keer in die twee weken dat we de sirtaki te zien kregen. Op een zaterdagavond, toen we met een Engels stel die we ontmoet hadden, zaten te eten, gingen ook de voetjes van de vloer. Tot onze ontsteltenis begonnen de andere gasten met borden en glazen naar de dansers te gooien. Ik had dat wel eens eerder in Athene gezien, maar hier ging het er toch wel ietsje ruwer aan toe. Er werd zelfs op een gegeven moment een hele tafel op zijn kant gezet ! Ik vond het toen niet leuk meer, omdat onze kleren onder de vetspetters van de etensresten en de wijndruppels van de omgevallen flessen kwamen te zitten. We probeerden te protesteren, maar toen sloeg de stemming plotseling om van vrolijk naar dreigend, dus leek het ons verstandiger om zo snel mogelijk te verdwijnen.

Het bleef maar stormen en regenen, maar op die enkele dag dat de zon scheen kon er gewindsurfd worden en maakten we lange wandelingen over het gehele eiland. We zagen hoe de houten vissersboten nog met de hand gemaakt werden en we keken naar de eerste koude persing van de olijven in de primitieve coöperatie van de olijfoliefabriek.
Op één van die tochten kwamen we langs het kerkhof en we herinnerden ons dat daar een illustere oud-collega, Willem van Veenendaal ( "Het loze vissertje") begraven lag. We vonden, na enig zoeken, zijn graf dat er verwaarloosd uitzag. Onkruid woekerde tussen de barsten van zijn grafsteen en het kruis, dat er boven op lag, was gebroken. We verwijderden het onkruid en legden de gebroken stukken van het kruis weer tegen elkaar aan. Meer konden we er niet aan doen.

Op de vlucht terug naar Amsterdam was er genoeg plaats en ook de surfplank ging zonder gemor mee in het vrachtruim.
We werden uitgenodigd om in de lounge van de eerste klas van de DC 8-50 te gaan zitten en de collega's verwenden ons met lekkere hapjes en drankjes, zodat het laatste stukje van onze vakantie in majeur eindigde.

Thuis zouden we een lekker heet bad gaan nemen, want primitief is voor een tijdje wel leuk, maar om een hele winter zonder verwarming en heet water te moeten leven, zoals onze gastvrouw op Spetses, dat waren we in Nederland ondertussen allang niet meer gewend.

woensdag 3 maart 2010

Hoe herken je een Nederlander ?
























Door de slurf hoorde ik de voetstappen aankomen van onze eerste passagiers. We waren nèt klaar met de voorbereidingen voor onze vlucht naar Genève. De diplomatieke post en de Tax Free-artikelen voor de crew waren aan boord, de administratie was gedaan en de koffie was gezet. Bij het controleren van het aantal maaltijden had ik geconstateerd dat we, zoals bijna op iedere vlucht, plateaus tekort kwamen. De catering was gewaarschuwd, maar of ze op tijd zouden komen met de aanvulling, dat moest ik nog maar even afwachten. Routineus stelde ik me met mijn collega bij de voordeur op om onze eerste gasten van die dag te verwelkomen. 'Goedemorgen meneer, good morning sir, ohayo gozaimasu, Guten Morgen,' begroette ik de zakenmensen, die bij ons over de drempel stapten. Mijn collega, die nog niet zo lang vloog, vroeg me hoe ik zag in welke taal ik de mensen aan moest spreken. Aha, dat was een interessante vraag. Ik legde uit dat ieder volk zo zijn eigen manier van lopen, kijken, lichaamshouding, haardracht en kleden had. Na een aantal jaren van " trial and error" was de herkenning een soort automatisme geworden, waar ik me eigenlijk allang niet meer van bewust was.
'OK, ik snap het,' zei ze, 'maar waar herken je dan bv. de Nederlanders aan? '
'Nou, dan kijk je het eerste naar de schoenen. Heb je wel eens opgemerkt dat Nederlanders hun schoenen niet poetsen ? Dan moet je die van de Duitsers eens bekijken, in hùn schoenen kun je je gezicht spiegelen.'
We keken naar de schoenen. Mijn collegaatje begon er plezier in te krijgen. Feilloos groette ze de Nederlanders in hun eigen taal. Een kind kan de was doen, nietwaar ?
'En bij "ohayo gozaimasu" moet je oppassen, dat je dat niet tegen een Koreaan zegt, want dan worden ze héél erg kwaad. Ze onderscheiden zich van de Japanners door hun platte gezichten, die de vorm hebben van een volle maan.
Terwijl ik volkenkunde-onderricht gaf, werd de pantrydeur achter onze ruggen, van buitenaf, opengedaan door de catering. Gelijk kwam er een ijskoude luchtstroom op gang die onder onze rokken begon te blazen. Marilyn Monroe was er niks bij. Er klonk gekletter vanachter het pantrygordijn, de aanvullende maaltijd plateaus werden op de grond gekwakt, want de parlevinker had kennelijk haast. Hij moest vast nog heel veel andere vliegtuigen bedienen voordat ze allemaal, binnen de tien minuten, van de startblokken zouden rollen. Achter de cockpitdeur klonk het aflezen van de checklist. Iedereen was al bijna aan boord toen er een van woede tierende passagier op me af kwam lopen. Hij pikte het niet ! Hij had voor een Business-Class ticket betaald, maar was "downgraded" naar de Tourist Class, omdat hij te laat had ingechecked. Nog wel uitgerekend hij, Meneer Jansen, Skipper, VIP, Business Man of the Year etc. Hoe hadden ze het in hun hoofd gehaald ! Ik moest onmiddellijk iemand uit de Business Class oppakken en die eruit zetten ! Bovendien had hij nog niet ontbeten omdat hij had gerekend op het ontbijt aan boord, dat echter in de tourist class niet werd geserveerd. Ik probeerde hem uit te leggen, dat het niet mijn taak was om passagiers van hun stoelen te lichten en als we op tijd wilden vertrekken hij maar het beste achter het gordijn in de touristclass kon gaan zitten. Wat de maaltijd betreft zou ik mijn best doen, want er waren altijd wel passagiers die niet wilden eten. Mopperend, omdat er ook al geen Telegraaf meer over bleek te zijn, schikte hij zich in zijn lot, want als we niet op tijd zouden vertrekken, miste hij, en de meeste van de zakenlui aan boord, zijn vergadering en die was nog belangrijker dan het eten, wist ik uit ervaring.
Toen iedereen aan boord was, bukte ik me om de plateaus van de grond in de maaltijdcontainer te zetten. De captain kwam uit de cockpit te voorschijn en commandeerde me van boord te gaan om het loadsheet op te gaan halen, want hij vond dat de grondstaf er te lang over deed. Hij was één van de minder aangename cockpitcollega's en ik ging gelijk in de contramine. Zodra het loadsheet klaar was kwamen ze het vanzelf wel brengen, bovendien kon ik niet van boord. Als hij het wilde hebben moest hij het zelf maar gaan halen. Hij keek zuur.' Fijn,' dacht ik, 'nog een boze man'. Gelukkig kwam er al iemand van de "grond" door de slurf aanhollen met het gevraagde papier. De deur kon dicht en ik begon aan mijn welkomstpraatje.
Tijdens de service van de maaltijden waren er enkele passagiers die geen belangstelling voor het ontbijt hadden, dus ging ik achter het gordijn naar de toeristenklasse en overhandigde Meneer Jansen een plateau. Hij werd al wat minder boos. Ik legde de passagiers naast hem uit, waarom hij een ontbijt kreeg en zij alleen maar een broodje. Gelukkig begon er niemand daarover te zeuren. Toen ik hem ook nog, een door een andere passagier uitgelezen, Telegraaf overhandigde stond zijn gezicht al wat vriendelijker.
Wie wel zeurde was de captain, die eerst had gewild dat de cockpitdeur, volgens de regels, dicht bleef en na de start van binnenuit probeerde de deur open te krijgen, wat niet lukte omdat ik aan de buitenkant de deurknop vasthield ! Als ik tijd had kon hij een kopje koffie krijgen, maar de passagiers gingen voor!
Na een kwartiertje ging ik eens kijken hoe de toestand daarbinnen in de cockpit eruit zag. De copiloot keek zielig en had rode koontjes, want hij had het warm gekregen omdat al die instrumenten zoveel hitte uitstraalden, en nu moest hij ook nog lang op zijn kopje koffie met een lekker koekje wachten. Ik vond het jammer voor hem, want het was best wel een schatje. Ik zou het op de volgende vlucht, die we samen zouden vliegen, weer goed met hem maken.
Het was prachtig helder weer boven de Alpen en door de raampjes zag ik hoe de zon op de gletschers en de witte bergtoppen, die onder ons door gleden, schitterde. Helaas had ik geen tijd om naar buiten te kijken. Jammer, want we hadden een prachtig zicht op de Mont Blanc.
Bij het uitstappen op het vliegveld van Genève namen we afscheid van onze passagiers met een opgewekt : 'tot ziens, goodbye, sayonara, Auf Wiedersehen,' naar gelang hun uiterlijk.
De voorbereidingen voor de terugreis konden beginnen.

dinsdag 2 maart 2010

Stamboul, Stamboul
























Het was al laat in de avond en na het eten liepen we naar de vuurtoren toe. We klauterden langs enge, glibberige, houten trappen naar beneden. Onderweg waren we een paar keer tegengehouden door gewapende wachten, die ons na enig aarzelen toestemming hadden gegeven om verder te gaan. Helaas stuitten we steeds weer op gesloten hekken en onverrichterzake eindigde onze tocht op de kade van de Bosporus. Terwijl de vleermuizen laag over onze hoofden scheerden, keken we naar de golfjes die met een vreemde vliegende beweging tegen de beschoeiing op klotsten. We hadden eigenlijk, na aankomst in het hotel, naar het havenkwartier van de stad willen gaan, maar er was zo'n enorme onweersbui losgebarsten dat we onze plannen noodgedwongen hadden gewijzigd.

Als een welkome onderbreking had ik weer eens een nachtstop naar Istanbul gekregen, na wekenlang Europa-cycli te hebben gedraaid.
Op weg naar Istanbul maakten we een tussenstop in Athene. Ik vond het eigenlijk verbazingwekkend dat we toestemming van de Grieken kregen om door te vliegen naar Turkije, want deze landen zijn nou niet bepaald bevriend met elkaar. Ik herinnerde me de keren dat we met een zeilboot een kleine afstand voeren van Turkije naar een Grieks eiland en andersom. Je moest dan niet vergeten het gastvlaggetje in de mast razendsnel te verwisselen, anders kwam er grote heibel van.

Maar goed, de vorige keer dat ik hier geweest was, was ik met twee mannen van de cockpit met een taxi van Yesilköy waar we verbleven, naar de oude stad gereden om te gaan sightseeën. Met uitzicht over het water diep beneden ons, liepen we over heuvelachtige smalle straatjes naar de Bazaar. De oude huizen zagen er romantisch uit met hun houten, ingeglaasde veranda 's die uit de bovenverdiepingen staken. In de Bazaar zagen we het oude vertrouwde beeld van volgepropte winkeltjes met spullen die eigenlijk niemand nodig had, met voor de deuren de eigenaren, die probeerden om ons hun winkeltje binnen te lokken. We waren hier niet om iets te kopen; alleen maar om de sfeer op te snuiven. Het bekende 'kijke, kijke, niet kope' werd ons nageroepen, maar daar waren we, door de jaren heen, wel aan gewend geraakt. Hoeveel koperen kannetjes, tapijten, kamelenzadels, waterpijpen, bidkralen en ander onnuttig goed kan een mens in zijn leven aanschaffen ? Dus slenterden we, na de binnenkant van de Bazaar te hebben bewonderd, weer naar buiten en namen een taxi naar de overkant van het water. Toen we over de brug reden zagen we dat de ondergaande zon het water en de stad dieprood kleurde. We lieten ons afzetten bij de Blauwe Moskee en kwamen daar net op het moment aan toen ze wilden gaan sluiten. Ze waren echter zo aardig om voor ons, die maar een paar uur in hun mooie stad verkeerden, nog een rondleiding te organiseren. We waren onder de indruk van de grootte van deze moskee en de zeer smaakvolle versieringen op de muren en plafonds, de reusachtige kroonluchters en de prachtige tapijten, die de hele vloer bedekten.
Terwijl wij werden uitgenodigd op de grond te gaan zitten vertelde de gids ons, vol trots, over de geschiedenis van deze Moskee en het was eigenlijk een wonder dat die er, na al die roerige eeuwen, nog steeds zo schitterend bijlag. Tijdens zijn verhaal over de heldendaden van de Ottomanen dwaalden mijn gedachten af naar een gesprek, dat ik aan boord met een Turks jongetje van negen (die met zijn ouders van Nederland naar Turkije terug was gegaan) had gevoerd. Hij had tegen mij opgeschept dat Turkije het machtigste land van de hele wereld is. 'Was', had ik hem verbeterd, me de voor Turkije smadelijke afloop van de 1e WO herinnerend. Nee hoor, het was nog steeds zo, zei het wijsneusje tegen me, de meester op school had het zelf gezegd. Ik kreeg gelijk een heel ander beeld van de Turken. Waren ze daarom zo vrijpostig en brutaal ? Maar ik realiseerde me tegelijkertijd dat het in mijn tijd in Nederland niet anders was geweest. Leerden we tijdens de vaderlandse geschiedenis ook niet voornamelijk over de grootse daden van onze volkshelden ? "Piet Hein, zijn naam is klein, zijn daden benne groot, hij heeft gewonnen de zilvervloot !" Jaja, het is natuurlijk wel gevaarlijk kinderen al op jonge leeftijd te hersenspoelen, vooral als het over de grootheid van de eigen natie gaat. Van deze nationalistische waangedachten komen alleen maar onaangename oorlogen voort. Heerste er op dit zelfde ogenblik dat wij in de Blauwe Moskee zaten, niet een staat van beleg in Turkije, na de staatsgreep van 1980?
Na ons bezoek aan deze indrukwekkende Moskee was het al te laat geweest om nog naar de Aya Sofia te gaan, die iets verderop lag. We liepen naar het Hilton Hotel waar vroeger de KLM bemanningen hadden geslipt. We bewonderden de prachtige uitzichten op het water vanuit de grote ramen in de receptie hal. Jammer dat we nu in een voorstad bivakkeerden.
Buiten op straat was het verwonderlijk stil. Wie gaat er nu gezellig uit als er zoveel miltairen rondlopen en er een avondklok is ingesteld ?
Met de taxichauffer op de terugweg waren er nog enige strubbelingen, iets wat met geld te maken had, maar al met al was het een geslaagd uitstapje geweest.

De vuurtoren, ons oorspronkelijke doel, hadden we niet kunnen bereiken, dus klommen we weer de berg op en liepen langs villa's, omringd door hun weelderige tuinen, terug naar ons hotel.
De volgende morgen hadden we weer vroeg calling-time. Het was tijd om naar bed te gaan.

woensdag 17 februari 2010

Arm en rijk in Rio
























Het liep tegen de avond en ik zat op mijn balcon van het hotel in Rio te genieten van het uitzicht. Met mijn voeten op de reling en een glaasje champagne in de hand zag ik hoe, van de hoge berg die de vorm had van een reusachtige kikker, hanggliders als eigentijdse Icarussen de diepte in sprongen. Daar cirkelden ze in elegante spiralen naar beneden om met een laatste rondje boven de branding op het strand voor mij te landen. Soms hield ik mijn hart vast als ze laag over de appartementenblokken recht op mij af leken te vliegen, misschien om hun landing nog een beetje uit te stellen. Gelukkig viel er niemand naar beneden terwijl ik daar zat, want dat zou mijn dromerige stemming wreed verstoord hebben.

Ik houd er wel van om aan het eind van de middag met een glaasje wijn in de hand zo'n beetje voor me uit te filosoferen.
Ik was al vele malen in Rio geweest. De eerste keer in 1969 toen we met de bemanning nog in een hotel op het Copacabana-strand logeerden. Toen ik 's middags wakker was geworden en de boulevard op was gelopen en het "Suikerbrood" had zien liggen, had ik even in mijn arm moeten knijpen om te controleren of het geen droom was, of ik daar wel ècht stond, midden in de poster die ik al jarenlang had bewonderd in de etalages van reisbureaus. Het was heel erg heet geweest en ik had geen zin gehad om in mijn eentje op het strand te gaan liggen, maar het feit dat ik daar was, had me een gelukkig gevoel gegeven. Achter het hotel zat een restaurantje waar de crew na aankomst altijd een biertje ging drinken en waar je avocado met garnalen in cocktailsaus kon bestellen, een hors d'oeuvre die ik volgens de ervaren bemanning per se moest proeven. Tot op dat moment was de avocado een, voor mij, totaal onbekende vrucht geweest.
We hadden maar een korte stop omdat er in Rio een bemanning gestationeerd stond die een nachtstop maakte in Santiago de Chili. We kwamen 's morgens aan, na ruim 12 uren te hebben gevlogen vanuit Lissabon, en gingen de volgende avond datzelfde ellenlange stuk weer terug.
Ik was er ook eens geweest tijdens het befaamde carnaval. We hadden op onze vrije avond en nacht op de Copacabana met de uitbundige menigte mee gesamba'd. Wat een ambiance ! Een unieke ervaring, hoewel ik er eigenlijk niet zo van houd om me in grote menigten te begeven.

Dat was allemaal al weer tien jaar geleden en ondertussen was de stationering afgeschaft. We vlogen nu twee maal per week naar Santiago de Chili met op de ene reis een vier dagen stop in Rio en op de andere vier dagen in Santiago.
Ik kwam hier meestal als het winter was op het zuidelijke halfrond, want dan hadden de echte Zuid-Amerika liefhebbers niet zo'n zin om erheen te gaan. Deze keer was het echter wel het goede seizoen, alleen hadden we hier helemaal niet moeten zijn !
Ik had een reis naar Aruba aangevraagd, want enthousiaste collega's hadden me verteld dat het daar zo'n BioVakantie Oord was. Daar was ik wel aan toe na al mijn Europa-gekachel.
We hadden een gezellige crew en in Lissabon waren we met zijn allen uit eten gegaan. Die nacht wachtten we echter tevergeefs op calling-time, want het mistte weer eens in Lissabon, dus vloog de machine over. We waren teleurgesteld, want nu moesten we naar Rio met maar een korte stop. Mopperen hielp niet, dus pasten we onze plannen aan. De dag van aankomst hadden we ons na een paar uur slapen uit bed gesleept om een tochtje te gaan maken naar de Corcovado, de berg waar het Christusbeeld opstaat en vanwaar je een fantastisch uitzicht hebt over de stad, de bergen en de omringende baaien. We namen taxi's om naar het stationnetje onder aan de berg te rijden. Onderweg passeerden we de wereldberoemde stranden Leblon, Ipanema en Copacabana. Door de raampjes zagen we wit zand en blauwe zee geflankeerd door hoge palmbomen, in hoog tempo aan ons voorbij glijden. Met het kabeltreintje reden we door een tropisch oerwoud omhoog. Tussen de exotische planten door kregen we zo nu en dan een glimp te zien van de stad die alsmaar verder in de diepte wegzakte. Het uitzicht bovenop de berg was adembenemend en na een tijdje gingen we met tegenzin weer terug naar beneden.

Niemand, behalve ik, had een camera durven meenemen, omdat we die morgen weer eens afschuwelijke verhalen hadden gehoord over de roofovervallen die onlangs in Rio hadden plaatsgevonden. Bemanningsleden, die de bus hadden genomen naar de stad, waren beroofd van al hun sieraden, geld en camera's. Amerikaanse dames, met van die blauwgespoelde permanentjes en synthetische, felgekleurde broekpakken aan, waren overvallen tegenover de ingang van ons hotel, nadat ze in het geldwisselkantoor hun dollars hadden omgewisseld voor de dagelijks devaluerende cruzeiro's. Dat het gevaarlijk was wisten we wel, maar we waren weer eens met onze neuzen op de feiten gedrukt. Al die luxe die ons omringde had ook zijn keerzijde, nl. dat er een enorme kloof bestond tussen arm en rijk in de meeste landen waar we heen vlogen. Behalve Rio waren er nog veel meer steden in de wereld, vooral in Afrika, waar het gevaarlijk was om als westerling de straat op te gaan. Het werd ons dan ook aangeraden om gouden, zilveren en diamanten juwelen en dure camera's thuis te laten. De kluizen in het hotel waren geen garantie, want ook die werden zo nu en dan leeggeroofd. Fijn is het niet, maar vanuit het oogpunt van de armen moet onze protszucht wel erg onrechtvaardig overkomen. Het was des te schrijnender omdat vlak achter ons luxe hotel de armoedigste sloppenwijken tegen de berg aangeplakt lagen, terwijl aan het strand de mooiste paleisjes stonden die noodgedwongen beveiligd moesten worden door hoge muren met daar bovenop glasscherven en met een gewapende wacht voor de toegangspoort..

Mijn glas was leeg en ik stond op om roomservice te bestellen. Ik besefte dat ik deze weelde nooit van mijn salaris zou hebben kunnen bekostigen en nam me voor, dat zolang het duurde, er heel veel van te genieten !

maandag 8 februari 2010

Moskou Revisited






















We waren net geland op het vliegveld van Praag, waar we een tussenlanding maakten op weg naar Boedapest. Het was hartje winter en ik vond het er mistroostig, grijs en grauw uitzien zoals op alle plaatsen achter het IJzeren Gordijn en de mensen waren niet echt toeschietelijk (zacht gezegd.) Die dag was niet anders en onderaan de trap stond een jonge soldaat met een Kalashnikov over zijn schouder om ervoor te zorgen dat geen enkele verderfelijke westerse invloed over de vieze drempel van onze kist naar buiten sijpelde. Het platform was leeg en desolaat. Ik kon me wel voorstellen waarom, wie zou daar nu vrijwillig willen zijn ?

In 1980, toen ik als purser op Europa ging vliegen, had ik weer een visum voor Moskou gekregen, iets waar ik niet ècht blij mee was geweest. Aan boord zag je al aan de grootte en de zwaarte van de zak diplomatieke post dat we naar een oostblokland gingen ! Post ? Ha..! We dachten eerder aan blikken met bruine bonen, zakken zoute drop, Edammer kazen, rookworsten, BH's, pikante slipjes en kruiswoordpuzzels. Nog schrijnender vonden we het, dat we van onze grondstaf in Warschau en Moskou boodschappenbriefjes mee naar huis kregen met verzoeken om de volgende keer, als we weer een nachtstop hadden, vooral veel verse groenten en fruit, suiker en babyvoedsel voor ze mee te nemen. Je zou toch denken, met al die grote kolchozen in dat enorme wereldrijk, dat ze wel wat meer zouden kunnen produceren dan groene kool. Niet dus, het bleek dat het communistische systeem niet bevorderlijk was voor het stimuleren van diversiteit... zal ik maar zeggen.
Nadat ik er twaalf lange jaren niet meer geweest was vond ik alles onveranderd terug, behalve dan het hotel waar we verbleven: het Oekraïne Hotel in het hartje van de stad was omgewisseld voor het Soyuz Hotel in één van de grauwe buitenwijken. Voor de ingang van het hotel stond een norse bewaker en bij de receptie zat, achter tralies, een chagrijnig vrouwspersoon die ons met tegenzin de sleutel van onze kamers overhandigde en onze dollars in roebels omwisselde. De laatste maanden was ik er een paar keer geweest en wat we daar allemaal meegemaakt hadden, deed me beseffen hoe gelukkig we waren naar het "vrije westen" terug te kunnen vliegen.
De eerste keer waren we met de ondergrondse de stad ingegaan om het Rode Plein te gaan bezichtigen. Met de metro te reizen was een aparte ervaring, omdat de stations er als paleizen uitzien. Je waant je soms in een grote balzaal waar prachtige kroonluchters van de gewelfde plafonds hangen. De keerzijde was dat we veel dronken mannen in de treinen en op de perrons zagen liggen en dat de machinisten, conducteurs en perronpersoneel voornamelijk uit onaantrekkelijk uitziende sovjetvrouwen ( vierkant en grimmig) bestonden.
Toen we 's avonds terugkwamen was het hotel gesloten en de bewaker wilde ons niet binnen laten, want we konden niet bewijzen dat we er ook echt logeerden. Gelukkig zat de dame van de receptie nog achter haar tralies en na enig aandringen van onze kant ( moeilijk als je geen Russisch spreekt) ging hij aan haar vragen of we waren wie we beweerden dat we waren. We mochten erin en hoefden de nacht niet op straat door te brengen. Op de kamers ontbraken de gordijnen en de zon scheen omstreeks 03.00 uur recht in mijn gezicht.
's Morgens zaten we nauwelijks uitgeslapen aan het ontbijt. Ons humeur verbeterde er niet op toen de dienstdoende ober het niet voor elkaar bleek te krijgen om vijf kopjes koffie of thee tegelijkertijd te serveren, evenals de rest van het ontbijt. Na een half uur reden we naar het vliegveld zonder voldoende gedronken en gegeten te hebben.
En dan onlangs, toen we besloten hadden, na de crewborrel op de kamer van de captain, te gaan dansen in de nachtclub van het hotel. De copiloot had, hoewel het streng verboden was roebels in te voeren, op Schiphol bij het Grenswissel Kantoor voor 25 gulden 35 roebels gekocht. Dat was fantastisch, want in het hotel was de exchange rate nog niet eens 1 roebel voor 1 dollar geweest. We bestelden aan de lopende band flessen champagne en al gauw hadden we goed contact met de aanwezige Borissen en Sergeis plus wat mannen van de LOT. We dansten en sjansten tot op een gegeven ogenblik de obers weigerden om ons nog verder flessen champagne te brengen. Ze waren boos en verontwaardigd omdat we zoveel roebels hadden. Zwart natuurlijk. Een aantal mannen kwam op ons tafeltje af en eiste in gebrekkig Duits, dat we bewijzen lieten zien waar we onze roebels gekocht hadden. Waren ze van de KGB ? De captain zei tegen ons dat we naar zijn kamer moesten gaan en dat hij het wel zou oplossen. We namen de nog volle flessen van de tafels mee en na 45 minuten, we begonnen net aan gevangeniscellen te denken, kwam hij met de copiloot terug. Met enige dollars had hij het conflict opgelost. Pfffffff....

Daar moest ik aan denken, terwijl wij daar op onze passagiers stonden te wachten op het vliegveld van Praag.
Zo nu en dan keek ik naar beneden en zag de condenswolkjes uit de neus en mond van de soldaat komen, want het was - 15 graden Celsius. Door medelijden gedreven ging ik na een tijdje de trap af met een bekertje van onze beruchte, groene dikke, soep om hem wat op te warmen. Ik zag dat hij aarzelde maar na een schielijke blik over het verlaten platform, nam hij het dankbaar van me aan.
Toen even later de passagiers instapten keek hij nog even omhoog. Ik wuifde naar hem. Ik had met hem te doen, maar wat was ik blij dat ìk tenminste kon ontsnappen en met nog een laatste blik op de verlaten vlakte deed ik de deur dicht. Daaaag........!






zondag 7 februari 2010

Horb&Co
























We lagen met zijn drieën aan het zwembad van het Torarica Hotel en dronken loom, want het was vochtig en heet, wat Parbo'tjes, toen we de captain zagen die volledig gekleed op ons af liep. Hij kwam ons zeggen dat hij even naar de stad ging, zodat we in ieder geval wisten waar hij was als hij niet meer terug zou komen. Hè ? Hij sprak in raadsels: waarom zou hij niet meer terugkomen ? Hij had bij de receptie van het hotel gehoord dat er vandaag een opstand tegen het militaire gezag zou uitbreken en hij ging even bij het KLM-kantoor informeren wat de procedure was, voor het geval dat... We wisten natuurlijk van de avondklok, waar we ons overigens keurig aan hadden gehouden, maar waaròm was ons niet helemaal duidelijk geweest. Hoewel... bij mijn vorige reis naar Paramaribo had ik al gemerkt dat er onaangename spanningen bestonden tussen de bewoners en bepaalde militairen uit het leger van Bouterse.

Ik was onverwacht opgeroepen voor een reis naar Paramaribo, waar we drie dagen zouden overstaan. Een leuke onderbreking van mijn Europa-cycli met de DC 9.
Ik had op één van mijn reizen daarvoor al eens een dagtrip over de Surinamerivier gemaakt, waar we uitgestapt waren bij Plantage "De Nieuwe Grond", een sinaasappelplantage die half overwoekerd was door het oerwoud. Een Engels echtpaar had hem een half jaar daarvoor overgenomen. Wat ze over hun ervaringen vertelden klonk echter niet hoopvol. De arbeiders waren dagloners en kwamen alleen maar werken als ze geld nodig hadden en op die manier kregen ze niet genoeg werkkrachten om de boel draaiende te houden. Van hun oorspronkelijke idealen was nog maar bitter weinig over en dat was hun aan te zien.
Deze keer was het de man van één van onze stewardessen, die daar gestationeerd stond voor een groot bedrijf, die ervoor zorgde dat we genoeg vertier hadden. Zo bezochten we een markt en gingen daarna kijken naar een Kota Missie Show. We keken, net als toeristen in Nederland als ze Marken en Volendam bezoeken, naar mensen in klederdrachten maar dan ietsje exotischer, vooral de kleine meisjes waren wel lief.
Daarna waren we uitgenodigd voor een party bij Hindoestanen ergens in het oerwoud bij Saramacca. Een feest: daar waren we altijd wel voor in, dus propten we ons in een busje en reden een paar uur over een weg, waar links en rechts alleen maar rimboe te zien was. Toen we aankwamen werden we hartelijk verwelkomd en ons werd verzocht ons zoveel mogelijk tegoed te doen aan het aanwezige voedsel en de drank. Ondertussen hadden we best wel honger en vooral dorst gekregen dus deden we wat van ons verwacht werd. We zaten net gezellig aan tafel toen er een paar jeeps voor de tuin verschenen waaruit een stelletje mannen en vrouwen stapten, die onder begeleiding van lijfwachten met Uzi's in de aanslag, aan een tafel gingen zitten. Wie waren dat, vroegen we ons af ? Men fluisterde dat onder de mannen Horb zat en een ander die Minister van Landbouw was. Het was wel duidelijk wat de vrouwen waren. Geen van deze personen was uitgenodigd. De indringers dronken pure whisky en werden alsmaar luidruchtiger; het was een sinister stelletje en er ging een zekere dreiging van ze uit. We voelden ons niet meer zo op ons gemak, zeker niet als een paar meter verderop een paar kerels met machinegeweren naar je staan te kijken. We besloten daarom het feest vroegtijdig te verlaten en we waren, helaas voor de gastheren, niet de enigen.

Daar moest ik aan denken, terwijl we op de terugkeer van de captain wachtten. Dat duurde niet lang.
'Nou jongens, geen problemen hoor. De opstand is nog even uitgesteld vanwege de vele feesten die er de komende tijd gepland staan, maar daarna gaat het gebeuren. We gaan morgen dus gewoon naar huis.'
Oh, nou gelukkig dan maar. Daar namen we nog een biertje op en gingen 's avonds eten bij de Chinees aan de overkant van het hotel. Nog even dansen bij de Diamond Club en netjes terug naar het hotel voordat om 24.00 uur de avondklok begon.

Een paar maanden later vonden de decembermoorden plaats. Bouterse en zijn maten waren kennelijk iets eerder uitgefeest dan hun tegenstanders.



zaterdag 9 januari 2010

Verliefd

Het was 's morgens vroeg en ik reed op mijn fiets door de stille straten van de stad naar de halte van de KLM-bus, die achter het Centraal Station vertrok. Ik dacht erover na, dat hoewel ik een hekel heb aan vroeg opstaan, het toch wel iets romantisch had zo helemaal alleen over straat te gaan in de anders zo drukke en lawaaierige stad. In de lente werd ik op mijn fietstocht begeleid door het melodieuze lied van de merels; in de zomer was het het geheimzinnige gesjirp van de krekels en in de herfst reed ik door een nevelige stad en rook de geur van afgevallen bladeren. Nu was het hartje winter, de thermometer wees - 15 graden C aan en het wegdek was bedekt met ijskristallen. Ik was op weg naar de bus van 06.00 uur, want ik moest om 7.00 uur op Schiphol melden, dat was nu eenmaal de consequentie als je purser op de DC 9 was.
Week in, week uit, stond ik vaak al om 7.00 uur 's morgens op het bemanningencentrum omdat de meeste vluchten binnen Europa tussen 8.00 en 9.00 uur vertrokken. Het was een vermoeiende maar ook wel een gezellige tijd, omdat de groep pursers op Europa betrekkelijk klein was. Als we elkaar bij Operations tegen het lijf liepen hadden we niet zelden de volgende conversatie:
'Hé Vince, met welke captain vlieg jij vandaag ? '
'Hou je vast ! Ik ga met Appelsientje! '
'Nou, dan heb je nog geluk gehad,' riep Dick, 'want ìk moet met Kerosientje!'
'Ha, ha, jongens,' kwam ik er tussen, ' over geluk gesproken : ik heb Doodstra!'
Ze gaven het ruiterlijk toe: dat was echt het ergste wat je kon overkomen.
Gelukkig waren de meeste vliegers wel aardig ; er waren er zelfs een paar bij die best de zonde waard waren.

Nadat ik me gemeld had, mijn kas had opgehaald, bij Operations langs was geweest voor de passagiersinformatie en mijn Tax Free had besteld, kwam ik weer beneden om mijn postvakje leeg te maken. Er lag een brief in. Ik had hem net in mijn tas gestopt om hem later op mijn gemak te kunnen lezen, toen ik de schrijver ervan in het oog kreeg die bij de balie in de boeken stond te bladeren. Hij was net aangekomen uit Afrika en keek verheugd op toen ik hem aansprak.
'Waar ga je naar toe ?'
'Ik moet naar Genève met een kleine DC 9 en dat ding zit zo provisorisch in elkaar dat daar alleen maar héle intelligente mensen op mogen werken. Daarom moet ik wel.' Hij grinnikte. Niels van het meldingsbureau, die een grote kar voortduwde, liep ons voorbij. Meewarig keken we naar zijn, door de inspanning, rood aangelopen gezicht.
Ik vertelde dat Niels tegen me had gezegd dat hij na een maand vakantie altijd een maand ziek was. Nou, dat begreep hij wel, als hij het werk van Niels zou moeten doen, zou hij na drie weken gek worden. Ik kreeg dan een baan als psychologe om alle gekken op te vangen. Hij moest dan iedere dag ter observatie bij mij langs komen en ik zou promoveren op zijn geval. Ik zou hem wel genezen, maar dat niet vermelden in mijn proefschrift, want anders ging mijn promotie niet door!
We lachten. 'Heb je even tijd om koffie met mij te gaan drinken ?' vroeg hij.
'Ja, hoewel... ik moet over tien minuten "briefen" '
We liepen naar de koffiemachines die onder en achter de trap stonden. Daar waren we tenminste even uit het zicht van de meeste collega's. Hij trok zijn neus naar me op en keek me glimlachend aan.
'Hoe gaat het nu met je ? '
'Goed, en met jou? '
'Ook goed, hoewel... ik heb het eigenlijk veel te druk.'
We zwegen even en keken elkaar in de ogen.
'Waar denk je nu aan? ' vroeg hij na een tijdje.
Ik kreeg het warm omdat ik eraan dacht hoe fijn het zou zijn als we nu ergens ter wereld helemaal alleen met zijn tweeën konden zijn.
























'Hmmmm...' zei ik, 'dat vind ik eigenlijk te moeilijk om nu hier, achter de koffiemachines, te zeggen.'
'Hello, young lovers!' Een collega kwam ons storen om met zijn kwartje een bakje espresso uit de machine te halen. We wachtten tot hij weer verdwenen was.
'Kan je er dan geen rebus van maken, zodat ik die kan lezen als ik weer moet vliegen ?'
Gekke man, hoewel ik in mijn fantasie al aan het tekenen was geslagen.
'Wat doe jij de komende weken? 'vroeg ik, want misschien konden we samen een nachtstop maken. Zelfs Tel Aviv was te prefereren boven een koffiemachine.
'Reserve, beschikbaar en allemaal vroege Londens want er is route-instructie, dus alle vluchten zitten vol. En jij?'
' Allemaal DC9-cycli, maar zo nu en dan heb ik een nachtstop of een wat langere vlucht op de DC 8.'
'Als de route-instructie achter de rug is zal ik kijken of ik iets aan mijn indeler kan ontfutselen. 'Goed ? '
'Goed !'

Ik moest gaan" briefen" en daarna aan boord. De hele reis liep ik met een glimlach op mijn gezicht.

In de bus naar huis keek ik zo nu en dan naar het witte landschap, terwijl ik gekke tekeningen zat te verzinnen voor de rebus.
Het was koud en glad en het begon te sneeuwen toen ik naar huis fietste, maar ik merkte er niets van. De volgende dag zou ik een verrassing in iemand's postvakje stoppen.