donderdag 25 december 2008

Elias

We waren net geland op het vliegveld van Beirut en reden in geblindeerde limousines tussen de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila door. Dat geblindeerde moest, want ons oude en vertrouwde, blauwe, KLM-busje was onlangs vanuit die kampen beschoten. Onze uniformen zouden hen misschien op verkeerde gedachten kunnen brengen. Met dat in mijn achterhoofd moest ik weer terugdenken aan mijn ontmoeting met Elias, een jaar eerder.

Sinds de B747 op het Verre Oosten was gaan vliegen stond ik vaak enige dagen over in Beirut. Tijdens vorige verblijven, toen we daar met de DC 8 kwamen, had ik al het gebruikelijke uitstapje gemaakt naar de Bekaa Vallei, via de beruchte driebaansweg over de bergen naar Damascus. Vooral levensgevaarlijk vanwege de roekeloze stuurkunst van de chauffeurs. Ook Byblos had ik al bezichtigd


















Byblos, 1971

al bezichtigd en op de Hamra, de beroemde winkelstraat van Beirut kende ik iedere winkel van binnen en van buiten. Maar hoeveel schoenen met plateauzolen en leren zadeltassen ( beiden toendertijd in de mode), kamelenzadels en gouden sieraden heeft een mens, zelfs een stewardess, nodig ? Na een tijdje kwam ik erachter dat er tennisbanen achter ons hotel (Riviera) lagen, die behoorden tot de Amerikaanse Universiteit en met mijn tennisraquet onder de arm klom ik regelmatig de helling op om een uurtje te gaan 'sparren' met coaches Aziz en George, die me bovendien na het tennissen hadden ingewijd in de geheimen van trictrac ( een variant van backgammon), dat overal in de middenoostenlanden gespeeld wordt. Ik werd er na een tijdje zelfs vrij goed in, dus deed ik vaak mee met wedstrijdjes als ze mensen nodig hadden. In de schaduw en geur van de Middellandse Zeedennen, het geluid van de cicaden in mijn oren en met het eeuwenoude uitzicht van schitterende zonnetjes op het azuurblauw van de zee, bracht ik daar menig gelukkig uurtje door.
Op die bewuste dag, waaraan ik nu moest denken, had Aziz me gevraagd of ik zin had tegen zijn broer, Elias, die op vakantie was, te tennissen. Een goede speler, had hij eraan toegevoegd. En inderdaad dat was zo, we speelden een paar sets en dronken daarna samen een biertje. We voerden een geanimeerd gesprek en hij vroeg of ik die avond zin had met hem ècht Libanees te gaan eten, want hij wist een goed restaurant in de buurt.
Op de afgesproken tijd, liepen we op de boulevard langs de zee, terwijl de zon onderging. Er stond een zacht briesje en het was zo'n moment, dat alles lijkt te kloppen.
Tijdens het eten werd het gesprek alsmaar interessanter, omdat hij me zijn levensverhaal vertelde. Hij was op zijn 16e Libanon uitgezet als 'persona non grata .'
"Maar waarom dan ?" : vroeg ik.
"Omdat ik lid was geworden van de 'Al Fatah' , de partij van Yasser Arafat, die de bevrijding van Palestina nastreeft."
"Oh ?" Ik wist niks.
Ik had wel eens iets opgevangen, 'Exodus' gelezen van Leon Uris, de film gezien en van de Balfour-declaratie gehoord, maar hoe het was om iemand te zijn die in het toenmalige Palestina woonde wist ik niets, of weinig. Hij vertelde me de geschiedenis van zijn familie: in 1946 waren ze gevlucht uit Jaffa, vader, moeder en 10 kinderen en terecht gekomen in één van de vluchtelingenkampen van Beirut. Ze hadden aanvankelijk gedacht, dat het maar een tijdelijk verblijf zou zijn, dat de wereld zich hun lot wel zou aantrekken, maar er gebeurde niets. Ja, de staat Israël werd uitgeroepen in 1948, met grote instemming van de hele westerse wereld. De kampbewoners reageerden verbitterd, maar ze hadden niet de middelen gehad om te protesteren. Ze hebben daarna grotendeels geweigerd om te integreren in de Libanese samenleving, omdat hun enige drijfveer, terugkeer naar Palestina was. Elias' vader, had na enige jaren het kamp verlaten om in het oostelijke deel van Beirut, zijn oude beroep van bakker weer op te nemen. Echter, zijn droom om ooit terug te keren naar Jaffa, had hij nooit opgegeven. Na zijn uitzetting was Elias als statenloze, via Denemarken in Noorwegen beland, waar hij politiek asiel had gekregen. Nu bezat hij een Noors paspoort, wat hem in staat had gesteld terug naar Libanon te reizen.
Ik merkte dat ik door zijn gepassioneerde betoog helemaal in de ban raakte. Gefascineerd ving ik de woorden: geweld, wapens opnemen, oorlog, etc. op, en ik vond het eigenlijk heel opwindend om iemand aan te horen, die zulke idealen koesterde dat hij er zijn leven voor over had. Hij vond, dat het niet genoeg was om te sympathiseren met hun ideaal, je was met hen en dan vocht je mee, of je was tegen hen en dan vochten ze tegen jou. Die ideeën vond ik romantisch.
Na het eten liepen we de zwoele nacht in en we passeerden het strand, waar langs de vloedlijn mooie jonge paartjes flaneerden. Hij wees op ze, en zei, dat het zijn broeders en zusters waren, die met hem de strijd zouden aangaan tegen de Joden, de Amerikanen en alle landen en mensen, die vóór de staat Israël waren.
Terug in het hotel liep hij mee naar binnen, maar Joseph, de vriendelijke receptionist met de immer rode gelaatskleur, verbood hem nog verder te gaan.

We hielden echter contact en een paar maanden later zijn mijn man en ik, op zijn uitnodiging, naar Oslo gevlogen om nader met hem kennis te maken. Ik herinner me, dat we voor het raam zitten van een restaurant boven aan de skispringschans van Holmenkollen en uitkijken over besneeuwde hellingen en in de diepte de lichtjes van Oslo. We discussiëren over het feit of er geweld gebruikt moest worden in het Palestijnse/Israëlische conflict of niet. Hij vond van wel en mijn man vond van niet. Ik zat er een beetje tussen. Aan de ene kant haatte ik geweld, maar aan de andere kant kon ik me de frustratie van de Palestijnen heel goed voorstellen.
Wat er daarna gebeurde tijdens de Olympische Spelen in 1972 van München en de daarop volgende wraakactie van de Mossad : "The wrath of God" was slechts het begin van de nieuwe 'honderdjarige' oorlog.

De kampen, waar Elias me een keer mee naar toe had willen nemen, maar waar hij geen toestemming voor had gekregen van de heersende 'Abu', lagen al achter ons.
Tijdens mijn verblijf en alle volgende vermeed ik de tennisclub, want ik wist niet hoe ik moest reageren als Aziz of George een beroep op me zouden doen, die verband zou hebben met mijn werk als stewardess van de KLM.
Nou ja, ik geef het toe: ik was gewoon heel erg bang geworden en, naar wat niet veel later zou blijken, terecht.

Elias is waarschijnlijk omgekomen door een bombriefaanslag, maar zeker zal ik het nooit weten.

zaterdag 20 december 2008

Wel en wee in Bombay. Vliegen bij Garuda.

























Na drie lange maanden als eerste Eerste te hebben gezwoegd met zware plateaus, boxen, containers en serveerkarren in een baan, die voorheen altijd verricht was door mannen, moest ik weer op kantoor komen bij de Chef Stewardess. "Wat krijgen we nu weer?" dacht ik, maar er wachtte me een verrassing. Mijn verzuchting tijdens ons vorige gesprek dat ik liever een slechte stewardess was geweest, want die hoefde immers het werk van de AP niet te doen, had ze kennelijk goed in haar oren geknoopt. Ze deelde me mee dat ik, als beloning voor mijn harde werken, het komende seizoen uitgekozen was om enige malen uitgeleend te worden aan de Indonesische Vliegtuigmaatschappij Garuda. Er bestond nl. een samenwerkingsverband tussen de twee airlines, waarbij een AP en een Eerste Klas Stewardess van de KLM op Garuda-vluchten van Amsterdam naar Jakarta v.v. zouden worden ingezet om onze expertise over te brengen op het Indonesische cabinepersoneel.
Bij de crews stonden deze vluchten al gauw bekend als 'de honeymoon'.
Inderdaad ben ik drie maal ingedeeld op zo'n vlucht. De 2e keer dat ik op mijn indelingskaartje een 14-daagse zag staan met stops in Athene, Bombay en Jakarta had mijn man nèt vakantie en dit was een uitgelezen kans voor hem om eens met me mee te gaan. De AP nam het gelukkig sportief op al had hij zich misschien een andere voorstelling gemaakt van onze gezamenlijke reis. We vlogen op een DC 8-50, met nog een kleine lounge voorin het vliegtuig ten behoeve van de 1e klas passagiers.
Op die reis vloog ik voor de 2e keer met Purser Jantje, een vrolijke man die me hele nachten wakker hield door in de lounge krontjong-liedjes voor me te zingen. Werken mocht ik niet van hem. Iedere keer als ik op wilde staan om iets met de passagiers te gaan doen, zette hij me weer terug in de lounge. Als excuus zei hij, dat de passagiers allemaal Garuda-medewerkers waren die met rust gelaten wilden worden, maar ik denk stiekem dat hij liever niet had dat ik op zijn vingers keek. Achterin had de AP wèl veel werk, maar ik hoefde ook daar niet mee te helpen. Tijdens de lange nachten, in de rustige uurtjes, zaten hij en mijn man gezellig te schaken en ze hadden samen de grootste lol.
Op de heenweg stonden we 4 dagen in Bombay. We kwamen 's morgens vroeg aan en de wegen waren nog uitgestorven. Wel zagen we mensen, die in grote rioleerbuizen woonden en op kartonnen matjes op de trottoirs sliepen. Wij logeerden in het Taj Mahal Hotel ( de Garuda-bemanning verbleef in een ander, goedkoper hotel) en de AP overtuigde de receptionist ervan dat mijn man en ik op huwelijksreis waren en of we niet een suite konden krijgen ? Fantastisch zo'n luxe, met uitzicht op het water en de 'Gateway of India'. We hadden zelfs een antichambre waar bedienden zaten te wachten op onze opdrachten. Hun gemompel ( je hoorde bij wijze van spreken hun hoofden heen-en-weer wiebelen) vermengde zich vaag met die van het verkeer. Een schril contrast met de situatie buiten, op het moment dat je het hotel verliet. We werden dan onmiddellijk omsingeld door een steeds groter wordend leger bedelende kinderen in lompen, ernstig gehandicapten ( één jongen zonder benen die zich voortbewoog op een soort plank met wieltjes, was zo handig dat hij vlak voor je voeten bleef rijden tot je hem uit wanhoop maar een paar roepies gaf ) , moeders die babies onder je neus duwden, zwerende stompjes van ledematen die zich naar je uitstrekten en nog meer niet te beschrijven taferelen. Het genieten van je omgeving werd op deze manier ernstig belemmerd, al deden we ons best. We moesten het eeuwige dilemma onder ogen zien, dat als je niets gaf, je je schuldig voelde, maar als je wèl wat gaf, de meute behoeftigen uit alle hoeken en gaten tevoorschijn zou komen om aan te groeien tot onoverzienbare proporties.
Mijn man had zich opgeworpen als reisleider, want hij had zich goed ingelezen. Dus moesten we een treinreisje gaan maken naar Pune. Op het prachtige Victoria Station kochten we kaartjes naar het oord en we kregen aanwijzingen hoe laat de trein vertrok en van welk perron. Een half uurtje na de officiële vertrektijd stonden we nog steeds te wachten dus gingen we maar eens informeren. Wat bleek: die dag ging er helemaal geen trein. Tja, ze zullen ons wel dom hebben gevonden dat we toch een kaartje hadden gekocht en op die trein gingen staan wachten. Na een gesprek met de lokettist kregen we wel ons geld terug, min administratiekosten natuurlijk.
Wat nu ? De 'Tower of Silence' dan maar, de toren waar de Parsees hun doden neerleggen om door de gieren opgepeuzeld te worden. Nee, daar konden we niet in, want er waren net enkele 'begrafenissen' aan de gang. Eigenlijk wilde ik het ook liever niet zien. Het kijken naar de rond de toren cirkelende doodgravers was al genoeg, de rest kon ik me wel voorstellen.
We hielden een taxi aan, die ons een beetje zou rondleiden langs de bezienswaardigheden. Zo reden we naar de openbare wasplaats, waar de hotels en de rijke Indiërs hun was uitbesteedden. Die avond bekeek ik mijn handdoeken en lakens toch op een andere manier; het gezegde: "wat niet weet, wat niet deert" is niet voor niets uitgevonden. Daarna ging het naar de hoerenbuurt, waar de vrouwen in een soort kooien staan, met een gordijn achter de tralies dat net niet tot de grond reikte. Zo te zien was er niet meer ruimte dan anderhalve meter. Mijn man en ik boden de AP een wipje aan ter compensatie voor zijn seksuele frustraties, maar hij weigerde beleefd ons aanbod.
Het straatbeeld was chaotisch: door buffels voortgetrokken wagens, auto's, vrachtwagens, uitpuilende bussen, riksja's, voetgangers, mensen die op de stoepen zaten en lagen, herkauwende 'heilige koeien'  midden op kruispunten en op straten, omringd door hun eigen hopen vliegdoorzoemde stront en overal enorme zwermen kraaien. Het was heet en de lucht om ons heen was gevuld met die onuitsprekelijke geuren en geluiden die ik later blind zou kunnen herkennen op het moment dat de vliegtuigdeur openging: yes, this is India!
De volgende dagen zouden we nog een tempel bezoeken, waar net een bruiloft aan de gang was en mensen bloemen offerden en weer bij een andere waar de stenen besmeurd waren met geitenbloed ter ere van de godin Kali.
Een interessant uitstapje maakten we met een bootje dat vanaf de Gateway of India naar Elephanta , een eiland voor de kust, voer. Daar waren in grotten duizenden jaren oude beelden te bekijken. Maar alles wat we zagen was verval, bederf, vuil en verrotting. We vroegen ons af waarom er zo'n groot verschil was met bv. Thailand, waar ook armoede heerste, maar waar het toch niet zo schrijnend was om naar te kijken als wat we hier zagen. Zonder ons echt te verdiepen in de oorsprong van de verschillen vermoedden we dat het te maken had met het verschil tussen de hindoeïstische (van het kastenstelsel ) en de boeddhistische cultuur.
Het enige pluspuntje voor ons , vonden we, was dat alles er zo goedkoop was, zoals goud, zilver, sierstenen en zijde. We kochten voor de hele familie- en vriendenkring zijden jurken, kaftans, sari's, T-shirts, overhemden, kettingen, armbanden en wat ik verder nog vergeten ben, voor maar een handjevol dollars. Afdingen deden we omdat de etiquette dat vereiste, maar eigenlijk hoefde dat niet eens.
Ik weet niet meer hoe het kwam, maar op de laatste avond, toen we in het hotel een diner hadden geboekt, waar er een optreden zou zijn van een beroemde zangeres, die onder begeleiding van enige sitars authentieke Indiase liederen ten gehore zou brengen, werd ik, toen ik mijn eten zag en rook, enorm misselijk en moest ik de zaal in allerijl verlaten. Misschien bestond er in mijn onderbewustzijn een link met wat ik tijdens de vorige dagen overal gezien en geroken had. Later toen we op Delhi zouden gaan vliegen kende iedereen de term Delhi Belly wel, dit was iets dergelijks denk ik : een Bombay Belly.
Zo vloog ik, nog een beetje wit om de neus, naar Jakarta, maar gelukkig waren er alleen maar vrienden van Jantje aan boord, dus kon ik een beetje bijkomen, voordat ik aan de geuren van de kreteks en satehs zou worden blootgesteld.

maandag 15 december 2008

De eerste Eersten

Achteraf zou je kunnen zeggen, dat ik bovenop een golf van vernieuwingen surfde.

Het geval wilde, dat de KLM al jaren geen vast personeel meer had aangenomen, maar uitsluitend hofmeesters met een kort verband van drie jaar en stewardessen met een contract van vijf jaar. Dat had te maken met de pensioenverplichtingen die de maatschappij op zich zou nemen als ze mannen, resp. vrouwen langer dan die tijd in dienst zouden nemen. Met de komst van de B747's was er ineens een enorme vraag naar, niet alleen stewardessen en hofmeesters maar ook naar "hoger"personeel zoals het "kernkorps" in onze werkkring werd genoemd. Er waren meer AP's nodig en Pursers maar die konden niet meer aangevuld worden, want de voorraad was op. Een paar ambtenaren hebben toen uitgevonden dat stewardessen, die beginnen aan hun vierde jaar van hun contract net zoveel verdienen als een Assistent Purser in zijn eerste jaar. Bingo!
Op een goede dag moest ik op kantoor komen bij de Chef Stewardess en ik herinner me nog dat ik toen dacht, dat ik misschien iets heel fouts had gedaan, maar nee, ze vertelde me met een uitgestreken gezicht dat ik zò goed werkte, dat ik was uitgekozen om de komende drie maanden met een groep andere uitverkorenen als AP zou gaan vliegen op de DC 8. Het was een proef om te zien of we dat wel konden. Nu wilde het geval dat net in diezelfde tijd de afdeling Indelingen met een experiment begonnen was, dat WINST heette, wat zoveel betekende dat juist op dat moment de groep AP's uitgekozen was om hun eigen indeling te gaan maken. Fijn... dus wij, stewardessen Royal Class, mochten de gaten opvullen, dus.. vlogen we voornamelijk Europa, charters en NAD . Niet iets waar ik op had zitten te wachten zeker als je bedenkt dat ik maar vijf jaar de tijd had om iets van de wereld te kunnen zien. Bovendien kregen we geen cent extra voor onze moeite. Zo werden wij bekend als "Eerste Stewardess".

Mijn eerste reis was een catastrofe. Tegelijkertijd met de eerste Eersten was de KLM nl. ook begonnen "zomerstewardessen" en "zomerhofmeesters" aan te nemen voor uitgerekend die drie zomermaanden. In een cursus van zes weken waren ze klaargestoomd om als volwaardig cabinebemanningslid mee te draaien op alle routes.

Zo kwam het dat ik met een zomer-hofmeester en- stewardess, die allebei hun eerste reis maakten, naar Frankfurt ging met een volle bak. We moesten een plateautje serveren met een kopje koffie of thee, zo moeilijk kan dat niet zijn zou je denken, er waren tenslotte maar 120 passagiers die binnen 40 minuten bediend moesten worden. De hofmeester raakte in paniek, want hij herinnerde zich niets meer van de cursus en de stewardess was een Brabants schatje, die juist had onthouden dat ze vooral veel met de pax moest praten. Ik begon steeds harder te rennen, want alle plateautjes moesten toen nog uitgedragen worden en de stewardess schoot niet op met het uitschenken van de koffie en thee en de hofmeester vergat de lege koffiemachines weer vol te maken en de hotcup bij te vullen. Omdat de containers met de maaltijden achter elkaar stonden, wat een ingenieuze manier van werken ten gevolge had ( zo hoefde je maar één container uit de rij te halen, die je dan in de pantry zette, en schoof je de volgende lege container voor de eerste lege container enz.), tenminste als je het volgens de regelen der kunst deed, wat ik tussen mijn werk door aan de hofmeester probeerde uit te leggen.
De passagiers hadden ook nog wat wensen:
-stewardess kunt u even een potje babyvoedsel warm maken ? ( daar maakte de KLM reclame mee)
-ik lust geen koffie of thee, geef mij maar een whisky-soda,
-ik wil decaf koffie,
-mijn vrouw heeft het koud mag ik een deken?
-ons kind moet een pilletje slikken, een glaasje water graag en een beetje snel,
-mijn koffer is zoek, hoe moet dat nu als ik aangekomen ben in Frankfurt ?
Etc. etc...
Zo goed en kwaad als het ging probeerde ik het iedereen naar de zin te maken, maar toen het Fasten Seat Belt Sign aanging moesten er nog minstens 60 plateautjes opgehaald worden. Na een aantal minuten nog 30.., 20..., het No Smoking Sign ging aan toen was het nog een kwestie van seconden, nog maar 10... en toen zag ik door de raampjes de huizen, auto's en wegen steeds groter en sneller onder onze romp doorschieten. De hofmeester wist niet meer waar de container was voor de laatste 10 plateaus, ik zei : "laat maar vallen, zitten, nu !" We hadden net op tijd onze seatbelts vastgemaakt toen de wielen contact maakten met de landingsbaan. Er werd nogal hard geremd, dus de restjes van de salades, cakejes, koffie en thee vermengden zich met de sappen, die uit de toiletten sijpelden.
Toen de deur openging om de passagiers te laten uitstappen en de grondmedewerker de toestand op de vloer zag, zei hij : "Gottverdammtnochmal waß ist daß hier für eine Schweinerei ?"
Jawohl, Herr Oberstormführer, daß hätte Ich auch gerne gewußt.

Na de drie maanden proefperiode werd ons aangeboden vrijwillig verder te werken als "eerste" , er zou zelfs een vergoeding tegenover komen te staan. Maar met in mijn achterhoofd het idee, dat ik nog amper twee jaar te gaan had en nog lang niet overal geweest was, heb ik dat aanbod toen afgewezen.

Het vliegend cabinepersoneel, bestond nu uit het vaste personeel ( kernkorps): Pursers met 4 banden, Assistent Pursers met 3 banden, Hofmeesters met 2 banden, aangevuld met het korte verband personeel :hofmeesters KV met 1 band, royal class stewardess en de economy class stewardess . Sinds 1968 was er een hele nieuwe soort stewardess gecreëerd, nl de SAR: stewardess allround, waartoe ik ook behoorde. We deden het werk van de stewardessen, de hofmeesters en nu ook al dat van de AP. Als je de lijn doortrekt was de volgende stap in haar carrière niet moeilijk te voorspellen.... de SAR als Purser ! En bovendien zou zij dat werk voor de KLM een stuk goedkoper doen.

illustratie komt uit het boekje "LIFE ALOFT" van Astrid van Verschuer

vrijdag 5 december 2008

Eén keer per jaar




















Eén van de ergste opdrachten, die ik op mijn indelingskaartje kon vinden was: "Flight Safety", "EHBO" of "Medische Keuring" .

Ik weet niet hoe het kwam, maar altijd als ik naar Flight Safety moest, had ik de avond daarvoor teveel gedronken of was het laat geworden, of.. ik weet het niet, misschien wel daarom...

Om op tijd op Schiphol-Oost te zijn moest ik om 6.00 hrs de deur uit, omdat ik met het openbare vervoer reisde. Altijd als ik zo vroeg op moest staan deed ik de hele nacht geen oog dicht, bang als ik was me te verslapen. Zo zat ik dan katterig bij het ochtendgloren in de bus de flight safety handboeken te bestuderen, want ik zou het een afgang vinden als ik zakte voor het afsluitende examen.
In de eerste jaren kregen we nog "open" vragen : waar zit de bijl, zijn de zuurstofflessen , de waterblussers? Enzovoort. Gelukkig zijn ze later overgestapt op multiple choice, zodat door eliminatie van de foute antwoorden, de goede makkelijker gevonden konden worden.
Maar vóór het examen moesten we, in de mock-up, als we het commando : "evacuate aircraft" hoorden, vliegtuigen uitspringen terwijl een dikke rook de cabine vulde en buiten door de raampjes een rode gloed te zien was en wee je gebeente als je vergat de baby uit de wieg te redden. Ze hadden sommige uitgangen geblokkeerd, zodat er maar één uitgang beschikbaar was, daarna werden de glijbanen opgeblazen en kregen we het commando " High heels off, jump !" Als we gingen "ditchen" moesten we weten hoe de boten uit hun schuilplaatsen werden gehaald, hoe ze opgeblazen moesten worden en wat de beste techniek was om erin te springen en er daarna ook ìn te blijven. O.a. de heren Van Driel en Hutten die namen herinner ik me nog) drukten ons op het hart : "Pas op : vooral de radio niet vergeten en de EHBO-kit !" Ze legden aan ons uit hoe we moesten overleven in de woestijn en op de Noordpool. Zo was er een methode om water maken en igloos te bouwen en als het erg koud werd op de Noordpool was de beste manier om warm te blijven de "sandwichmethode" , wat inhield dat je met iedereen die de crash overleefd had "lepeltje aan lepeltje" ging liggen, een methode die tijdens het oefenen kon rekenen op grote bijval onder de mannen.
Maar het allerergste vond ik: het blussen van vuurtjes (de lucht in het brandhok kan ik me nog levendig voor de geest halen .) Waarom weet ik niet, maar als ìk aan de beurt kwam, was de CO2 blusser altijd leeg, zodat ik in confrontatie met een enorm kerosinevuur, waarvan de vlammen hoog boven mijn hoofd oplaaiden, alleen nog maar O2 spoot en de instructeurs eraan te pas moesten komen om de brand te blussen. Daarvóór hadden ze al een stoel in de fik gestoken, die je dan moest smoren met een deken, door hem voorzichtig over de vuurhaard te laten zakken en zachtjes te kloppen of te strijken òf, godbeterthet, erop te gaan zitten. Ach niks om bang voor te zijn natuurlijk . Maar ik was als de dood voor vuur, dus probeerde ik altijd zo ver mogelijk achteraan in de rij te gaan staan, in de hoop dat ze me zouden overslaan, wat helaas nooit gelukt is.

Nog erger vond ik het woord "EHBO" op mijn indeling, want ik lijd aan hematofobie, oftewel ik kan niet tegen bloed. De broeder die aan ons ging uitleggen over "spuiters" en de geur van bloed na een ongeval, etc. kon rekenen op mijn absolute aandacht, zoveel zelfs, dat ik het lokaal moest verlaten omdat ik door het verdachte gonzen in mijn oren en het koude zweet op mijn neus wist, dat het niet lang zou duren voor ik flauw ging vallen. Ik verdacht hem ervan dat hij het expres overdreef om een dergelijke reactie uit te lokken.

De medische keuring was om dezelfde reden een martelgang voor me. Ik werd verondersteld het normaal te vinden om enige buisjes van mijn bloed af te staan aan iemand, die zonder enig medeleven een naald in mijn arm stak. Vaak moest ik ook nog 's middags komen, terwijl erbij had gestaan, dat ik nuchter moest verschijnen. Hoezo, niets eten voor 14.00 uur ? Er zijn mensen die dat niet merken, maar bij mij ontstaat dan een suikertekort wat hetzelfde effect op mij heeft als iemand die een verhaaltje vertelt over slagaderlijke bloedingen.

Als ik de beproevingen met succes had doorstaan, het examen had gehaald en niet was flauwgevallen, zat ik weer opgelucht in de bus naar huis. Een zalig gevoel overspoelde me dan . Heerlijk, daar was ik voorlopig weer een jaartje vanaf; daar ging ik thuis een glaasje op drinken!


Posted by Picasa