zaterdag 16 februari 2008

Ohayo gozaimasu

Helemaal alleen in Tokyo, dat was ik, aan het einde van de herfst, begin van de winter, na anderhalf jaar vliegen.

Dat kwam zo. De KLM vloog met twee verschillende types DC8 : de korte over de pool via Anchorage, en een verlengde via Bangkok, naar Tokyo. Op het stukje Tokyo - Bangkok via Manila en vice versa had men één extra stewardess nodig en die bleef in haar eentje drie maanden in Tokyo gestationeerd. Zo kwam het, dat ik begin november voor de allereerste keer in Tokyo aankwam, heg noch steg kennende. Ik had me goed voorbereid door zoveel mogelijk over het land, de geschiedenis, de cultuur, religie, zeden en gewoonten, het landschap etc. te lezen, maar in werkelijkheid blijk je daar bitter weinig aan te hebben, want niemand sprak toen Engels, behalve dan de KLM stationmanager, Mr. Nakamura en zijn secretaresse en één receptionist van het Tokyo Prince Hotel, waar ik een kamer(tje) had op de 21e verdieping met uitzicht op de Tokyo Tower, een replica van de Eiffeltoren in Parijs.

De eerste drie weken waren dan ook het moeilijkste, daarna had ik geleerd om aan de reacties van de Japanners af te lezen of ze me begrepen of niet. Als ze heel ijverig gingen zoeken naar iets, dan wist ik dat ze mijn vraag niet begrepen hadden. Het was nl. niet beleefd om "nee "te zeggen, of "ik begrijp u niet". Zo kwam het bv. voor, dat ik 20 minuten aan de telefoon wachtte, omdat de telefoniste, die me moest doorverbinden, me niet verstaan had. Dan zei ik maar: "arigato gozaimasu" en belde de receptionist, die dan het nummer wat ik wilde bellen, voor haar vertaalde. Gelukkig waren inmiddels de straatnaambordjes en de stationnamen in Tokyo (daarbuiten niet) ondertiteld in de westerse taal zodat ik met een plattegrond en door goed op te letten, me kon verplaatsen. Voordat ik het echter wist, had ik hun manier van bewegen overgenomen en boog met ze mee en als ik moest lachen deed ik een hand voor mijn mond, zoals Japanse vrouwen dat doen en riep vrolijk "hai" i.p.v. "ja" terwijl ik boog.

Vooral het buigen is een hachelijke zaak want er is standsverschil en je moet precies je positie weten in de hiërarchie. De laagste moet het laatste en het diepste buigen. Zo keek ik vaak naar recepties in het hotel, waar mensen bij het afscheid tegenover elkaar stonden en bij het buigen stiekem keken hoe diep de ander boog. Het kon soms wel een tijdje duren voordat het ritueel beëindigd was, omdat ze kennelijk niet konden besluiten wie van de twee de laatste moest zijn.

Overal stonden vrouwen diep te buigen: als je een warenhuis binnenliep stonden ze bij de ingang en wensten je welkom en nog een fijne dag. Ze stonden bij de roltrap, bogen en maakten de band, waar je hand op lag, met een doekje voor je schoon. Bij de ingang van de vele restaurants, coffeeshops, winkeltjes, overal om je heen werd er gebogen en een vriendelijk boodschap gekwetterd.


Iets anders waar ik ook vreselijk aan moest wennen was het eten. Tegenwoordig eet iedereen sashimi en sushi, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, maar toen was het voor de westerling nog onbekend voedsel. Restaurants waar westers werd gekookt, waren er nauwelijks. Eén Duits restaurant, waar je Sauerkraut mit Eisbein kon eten en één Frans restaurant, waar je biefstuk van 75 gr. kon eten met een salade, patates frites en een glas rode wijn, voor een ongehoorde prijs, dat wel. Na een paar weken begon ik vreselijk te verlangen naar een stevige Nederlandse maaltijd.

Op mijn kamer had ik televisie, maar alle zenders waren in het Japans. Wel goed om de aard van de Japanners te leren begrijpen. Ze zonden ook 'soaps' uit, die zich vaak afspeelden in die kleine houten huisjes met tatamimatten en shoji ( schuifdeuren). Iedereen zat op de grond en schuifelde op zijn knieën rond. De emoties liepen vaak hoog op en het leek me allemaal nogal melodramatisch, wat er zich daar afspeelde. Sindsdien ben ik ook van mening, dat de Japanners de 'Italianen' zijn van het Verre Oosten. Het viel me op, dat de vrouwen allemaal met hoge, kleine stemmetjes praatten en de mannen met een lage, barse stem. Later hoorde ik ook, dat de gesproken mannen- en vrouwentaal geheel verschillend van elkaar zijn.
Ik had één favoriet programma. Op vrijdagavond draaide er een samurai-serie met een hele knappe Japanner in de hoofdrol. Over het algemeen vond ik de Japanse mannen, die ik om me heen zag, weinig aantrekkelijk, maar deze was een snoepje. Zonder de taal te begrijpen begreep ik wel waar het over ging. Hij was een held, die opkwam voor de armen en verdrukten en vocht tegen de wrede krijgsheren. Er kwamen veel stok- en zwaardgevechten in voor, die hij natuurlijk allemaal glansrijk won. Zijn beloning kwam in de vorm van aanbiddende geisha's. De sumo-wedstrijden, die daarna werden uitgezonden waren ook fascinerend om te zien. Al die vetgemeste jongemannen met hun dikke billen, die met hun hele gewicht tegen elkaar opbotsten, na wat zout en rijst te hebben gestrooid. De zwaarste won meestal, door de andere bij zijn lendedoek te grijpen en hem buiten de ring te smijten. De scheidsrechter in zijn mooie kimono kraaide wat uit en dan was de volgende aan de beurt. Het talrijke publiek vond het prachtig.
Met de radio had ik geluk, want vanwege de Amerikaanse krijgsmacht, die gebaseerd is op het eiland Okinawa, was er een Amerikaanse zender, die het Japanse-, Amerikaanse- en wereldnieuws uitzond en eigenlijk de hele dag Amerikaanse popmuziek. De no. 1 tophit was toen: Dionne Warwick's Burt Bacharach song: I 'll never fall in love again.

Ik genoot van mijn vreemde standplaats en iedere week het weekend in Bangkok, maar er was één ding waar ik geen rekening mee had gehouden, nl. het gebrek aan een seksleven. Ik was ervan uit gegaan, dat het wel uit te houden zou zijn om drie maanden lang zonder man te leven, maar ik begon na een paar weken mannen aantrekkelijk te vinden die ik anders geen blik waardig zou hebben gekeurd. O,o,o, dat was een zorgelijke ontwikkeling. Héél zorgelijk! Als dat maar goedging....





Geen opmerkingen: