maandag 28 januari 2008

Bangkok
























Van Karachi vlogen we overdag, via New Delhi, naar Bangkok, waar we 's avonds aankwamen. Wat een groot verschil met Karachi, de mensen zagen er schoon en verzorgd uit en glimlachten vriendelijk. Er hoefde niemand omgekocht te worden en de bus naar ons hotel stond al klaar. Omdat het donker was kon ik het landschap, waar we doorheen reden, niet zien, wel bleek het verkeer rommelig en druk te zijn. Het hotel heette Plaswijck en de volgende morgen zou ik zien waarom. Het bestond uit een oud hoofdgebouw en een aantal houten barakken, waar onze kamers in gesitueerd waren. We werden verwelkomd met vers geperst mandarijnensap en de koffers waren al op weg naar onze kamers. Ook dit hotel was uitsluitend voor de KLM-bemanning bestemd. Geld had je er niet nodig, behalve voor wat fooien en als je een biertje wilde bestellen.Tegenover het hoofdgebouw aan de andere kant van het zwembad en de tennisbaan, lag de bar, die door de crew liefkozend tot 'het praathuis' was omgedoopt. Daar had altijd wel iemand dienst om de dorstige en hongerige crewleden van drank en eten te voorzien.

























Het eten was voortreffelijk en je kon buiten etensuren altijd een steaksandwich met uien en/of champignons, of saté bestellen met komkommer- en hetepepertjessalade. De avondlucht rook zwaar naar tropische bloemen ( later zag ik dat het de plumeriabloesem betrof) en gonsde van de cicaden.
In het praathuis zaten de verschillende bemanningen aan de bar of waren aan het biljarten, kaarten of tafelvoetballen. Maar naarmate de avond vorderde en er meer drank in de man was werd de stemming anders. Sommigen hadden misschien een beetje te veel op en begonnen avances te maken of slappe verhalen of schuine moppen te vertellen.
Het was me al wel opgevallen, dat er sprake was van paarvorming in de bemanningen. Veel stelletjes ( legaal of niet) vlogen samen en degenen, die alleen waren zochten iemand onder de anderen van de moeite waard. Zo had ik ongewoon veel aanspraak, maar het werd me door de jaren heen wel duidelijk dat het niets bijzonders was; alle meisjes kregen wel belangstelling van iemand van het andere geslacht. In Bangkok hadden de mannen echter nog een alternatief, ze konden nl. naar het 'badhuis' gaan. Van die mogelijkheid werd dan ook ruimschoots gebruik gemaakt en daar werd helemaal niet geheimzinnig over gedaan.
Die eerste avond kreeg ik onderricht in het tafelvoetbal van iemand uit een andere bemanning. Samen versloegen we ieder ander paar. Niet omdat ik er iets van kon, maar hij was er heel goed in. Daarna praatten we nog wat en omdat ik het zonde vond om in mijn eerste tropennacht binnen in een rokerige ruimte rond te hangen stelde hij voor naar buiten te gaan. Aan de rand van het zwembad vonden we ligstoelen en een tafeltje. Hij dronk Schotse whisky met ijs en hoewel ik dat nog nooit gedronken had, nam ik ook een glas. Ons gesprek was heel geanimeerd en ik genoot van de prachtige nacht, tot... op een gegeven moment de hemel aan de horizon licht begon te kleuren en de eerste vogels begonnen te kwetteren. Oh nee... ik constateerde, dat ik op de rand van dronkenschap was en wilde zo snel mogelijk naar mijn kamer. Heel galant bracht mijn gesprekspartner me daar naar toe en we spraken af elkaar later, bij het zwembad, te treffen. Toen ik wakker werd had ik hoofdpijn, dus draaide me nog maar een paar keer om. 's Middags ging het gelukkig weer een beetje beter en was ik in staat om naar het zwembad te gaan en wat fruit te eten. Het was heet en alle bedden aan het zwembad waren bezet door zonnende crewleden. Mijn gesprekspartner van de vorige avond maakte een bed voor me vrij en zette een parasol op. In het zwembad(je) trok hij me door het water, zodat ik me niet in hoefde te spannen. Ik zag nu ook dat we omringd waren door plassen,' klongs 'genaamd en begreep hoe de naam Plaswijck was ontstaan.
Hij moest die avond vliegen en we zouden elkaar op die reis niet meer tegenkomen.

De volgende dag nam ik de crewbus naar de stad, waar ik rondgeleid werd door mijn collega's. We werden afgezet op New Road, tegenover het postkantoor. Ze lieten me zien waar je kleding op maat kon laten maken ( de bemanningen hadden vaste adressen), zijde kon kopen en
antiek of juwelen . Voor een kopje koffie liepen we naar het Oriental Hotel, één van de beroemdste hotels ter wereld. Op het terras keek ik met belangstelling naar het verkeer op de Chao Phrya Rivier ; snelle watertaxi's scheerden voorbij afgewisseld door jonken met roodgekleurde zeilen, punterende vrouwtjes en lange vrachtschuiten, die aan elkaar gekoppeld waren. De tuin van het hotel stond vol met orchideeën in allerlei prachtige kleuren. Voortaan zou een bezoek aan dit terras een vast ritueel worden, iedere keer als ik in Bangkok verbleef.

Al met al vond ik mijn eerste Verre Oosten reis zeer geslaagd en Bangkok zou altijd mijn favoriete bestemming blijven, ook al veranderde de stad in een razendsnel tempo van een traditionele Oosterse stad naar een moderne metropolis.























Posted by Picasa

Krabbetjes vangen in Karachi



















Eindelijk was het dan zover, na 15 maanden Europa en Amerika te hebben gevlogen, mocht ik naar het Verre Oosten, met een paar dagen overstaan in Athene, Karachi en Bangkok. wat een feest! Op Schiphol werd ik door de bemanning gelijk geïnstrueerd wat betreft ons drankgebruik. Iedereen bestelde een fles bij de taxfree-winkel en ik moest gin kopen, want dat hadden ze nog niet in de voorraad, OK. Ik dronk toen weliswaar geen gin, maar ik hoopte, dat er voor mij iets bij zou zitten, wat ik wèl lustte. 

In Athene zaten we in een hotel,"Kings Palace" genaamd, vlak om de hoek van het Syntagmaplein en daar werd na aankomst afgesproken om op één van de vele terrassen een drankje te gaan drinken. De meeste bemanningsleden vond ik er met een glas vol troebel, melkachtig uitziend, water voor hun neus, wat ouzo met ijs bleek te zijn. Dat moest ik beslist ook drinken anders was ik niet in Griekenland geweest, zeiden ze. Nou, het leek een beetje op dropwater, eigenlijk helemaal niet zo vies als het er uitzag, maar een sterk goedje was het wel. Gelukkig hadden ze snel honger en liepen we naar de Plaka, de oude uitgaansbuurt, die schilderachtig tegen de helling van de Akropolis ligt. Ik vond het prachtig ; hier had ik altijd van gedroomd , vakantie terwijl je aan het werk bent. In één van de vele tentjes aten we de gebruikelijke Griekse salades, tsatsiki , dolmades, gyros etc. ,voedsel dat iedereen nu wel kent, maar toen nog vrijwel onbekend was. We dronken er retsina, de harswijn bij, en al moest ik er erg aan wennen, sinds die tijd bestel ik die altijd bij mijn Griekse eten, het hoort er gewoon bij .. een kilo retsina.
Na een paar dagen tochtjes maken (natuurlijk als eerste het Parthenon bezichtigd), ging het 's nachts op weg naar Karachi, met een tussenlanding op Kuwait Airport.
Op het vliegveld van Karachi keek ik mijn ogen uit. Wat een armoede heerste daar, je kon het niet alleen bij wijze van spreken, maar ook letterlijk, ruiken. Na de douane te hebben omgekocht met whisky (het is ten strengste verboden sterke drank in te voeren) mochten we door. Voor de uitgang stonden vele mensen in lompen te bedelen, maar de bemanning had een favoriet: Ali met zijn ene been, die snoepjes uitdeelde. Hij kreeg altijd balpennen, speelgoedjes etc, die we anders aan boord weggaven aan de passagiers, en soms een paar dollar.
We verbleven daar in het Midway Hotel, een hotel uitsluitend voor KLM bemanningsleden en soms voor een enkele, gestrande, passagier . Van het vliegveld vandaan was het 5 minuten lopen.
De kamers lagen aan galerijen in een vierkant met in het midden een grasveld. Op iedere gang had een 'bearer' 24 uur dienst. Hem kon je altijd roepen als je iets nodig had, je ontbijt, sandwiches of een kopje thee. Degene, die je badkamer schoonmaakte was de 'sweeper' , die was duidelijk van een lagere kaste.
Moe, na een nacht vliegen, viel ik als een blok in slaap en toen ik wakker werd, wist ik even niet waar ik was. Ik hoorde buiten 'kra kra kra' , wat ik in latere jaren onmiddellijk zou associëren met Pakistan, India en Sri Lanka. Grote zwarte kraaien, die in zwermen boven het hotel vlogen. Ze deden me soms wel een beetje denken aan de film "The birds" van Alfred Hitchcock.
Op de galerij zaten al wat bemanningsleden te ontbijten en de bearer had het er maar druk mee, af en aan als hij moest lopen voor wéér een wakker geworden bemanningslid, maar een paar roepies maakten veel goed. Bij de crewborrel , later, werd de afspraak gemaakt om de volgende morgen krabbetjes te gaan vangen, dus werden er taxi's besteld die ons naar de haven van Karachi zouden brengen.
Op de weg daar naar toe zagen we veel wildversierde busjes en vrachtwagens rijden en het verkeer mag gerust chaotisch worden genoemd ; ongelofelijk, dat we heelhuids in de smerige haven aankwamen. Daar lagen aan de kade wat primitieve zeilbootjes. De KLM-ers hadden hun 'eigen' boot, die van kapitein Ali en die stond iedere dag trouw klaar met zijn jonge maatjes om ons naar Sands Pit te varen, met een tussenstop in een eveneens smerig dorpje, waar vissenkoppen werden opgehaald, die door de jongens aan een vliegertouwtje werden bevestigd. Eenmaal uit de haven kregen we toestemming om ons om te kleden, of eigenlijk uit te kleden, zodat we konden zonnen. Onze zeilboot was van hout en een smoezelig zeil werd gehesen . Als er een beetje wind stond moest een plank buiten boord worden gestoken waar dan iemand aan het uiteinde op moest gaan zitten, anders sloeg de boot om, wat ook wel eens gebeurde.
Op onze bestemming, een strand, dat midden in de zee uitstak, gingen we voor anker en kregen we allemaal een vliegerklosje, waar aan het uiteinde van het touw een vissenkop vastgebonden zat, die we dan overboord op de bodem lieten zakken. Over de techniek en zo, hoe je het beste een krab kon overhalen jouw visje te eten deden vele verhalen de ronde, maar gewoon niets doen was waarschijnlijk het beste.
Als we beet hadden moesten we roepen, dan werd de krab deskundig in een netje uit het water gevist en wat de mannen daarna met het beestje deden wilden we eigenlijk liever niet weten. Toen er genoeg krab was voor een maaltijd stookten Ali en zijn piraten een vuurtje in het vooronder en dan kregen we krabkoekjes,krabbenpootjes, krabsoep en wat je nog meer met krab kunt combineren, opgediend. Een flesje meegesmokkelde witte wijn erbij en het was een galadiner.
Wij spraken dan ook vele malen onze dank uit, vooral aan onze president-directeur, die deze dag voor ons mogelijk had gemaakt.
Na het eten was er gelegenheid tot een wandeling op het strand, op eigen benen of op die van een kameel en daarna ging het weer hotelwaarts, waar we bruinverbrand en tevreden terugkeken op een geslaagde dag.
Voor het 'shoppen' staken we de weg over naar het 'BOAC-Hotel (waar de bemanningsleden van de Britse luchtvaartmaatschappij logeerden),omdat daar wat winkeltjes waren. Ik ging echter met de BWK mee, want die wilde een tapijt kopen en daarvoor liet hij zich door een taxi naar een 'tapijtfabriek' rijden. De tapijten waren prachtig en we konden met eigen ogen de kleine vingertjes van de kinderen zien, die daar in het halfdonker urenlang op hun hurken aan het knopen waren. Het was een dilemma, zou het boycotten van het kopen van tapijten, die door kinderarbeid worden geproduceerd, de kinderen aan een beter bestaan helpen? Een vraag, die tot op de dag van vandaag nog steeds aktueel is. De BWK kocht er een, voor hem ging het om het hebben, niet over hoe het gemaakt was.
's Morgens wekte de bearer me met een kopje thee "calling-time, memsahib" : het was tijd om naar Bangkok te vliegen.
Posted by Picasa

zaterdag 12 januari 2008

nachtstoppen




















De dagelijkse Europa-vluchten werden soms aangenaam onderbroken door een nachtstop. Ze waren weliswaar erg kort, te kort eigenlijk om iets van die plaatsen te zien, maar toch kreeg je wel een indruk van de sfeer in die steden.
Zo logeerden we in Rome in een hotel, dat tegenover het Forum Romanum lag en zaten we op een zwoele zomeravond buiten op het terras, met een glaasje Cinzano of Campari voor ons, te genieten van het prachtige uitzicht. Het Colosseum was vlakbij, maar na een paar glaasjes hadden we geen puf meer om ernaartoe te lopen. De volgende morgen reden we erlangs, zodat we het toch nog in het voorbijgaan konden bewonderen.
Op de terugvlucht kregen we panne. Òf het lampje was kapot, òf het neusvliegwiel wilde er niet uit. Om dat te controleren werd er op Schiphol even over de verkeerstoren gevlogen. Van daaruit keken ze met een verrekijker of hij eruit hing, dat was gelukkig het geval, maar nu wisten ze weer niet of het 'geborgd' was. De brandweer en de ambulances stonden aan de kant van de baan toen we landden, maar alles ging gelukkig goed. Je schrikt dan wel een beetje en je realiseert je dat het ook fout had kunnen gaan.

Op een herfstige dag vlogen we naar Boekarest. We reden door een statige stad, waar nauwelijks verkeer te zien was. Er reden trams en wat ik me nog herinner is een paard en wagen, sukkelend door een lege mistroostige straat. Het waren de hoogtijdagen van Ceauçescu. Enorme paleizen voor hem, niets voor de Roemenen. In het hotel, kwamen we in een enorme, rokerige, kale eetzaal terecht . Daar zaten allemaal mannen aan lange tafels, die duidelijk een feestje vierden. De ober vertelde ons, dat het eten op was en gaf ons met tegenzin een fles wijn en wat glazen. We waren met zijn vijfen, dus was die fles gauw leeg. De bediening was verdwenen, maar de Purser had er iets op gevonden. Hij ging 'even' naar achteren en kwam terug langs de tafel waar de flessen wijn voor de feestgangers stonden. In het voorbijgaan kwam zijn hand per ongeluk tegen een fles aan, later vond zijn hand ook nog wat lekkere hapjes, dus hadden we toch nog een leuke avond.

Naar Ankara vlogen we in hartje winter. Ook daar kwamen we laat aan, dus reden we door donkere straten. In het hotel was de etenstijd al voorbij, maar konden we in de eetzaal nog wat drinken. Evenals in Boekarest zaten er alleen maar mannen in de zaal en was ik de enige vrouw..... tot er een Oosters muziekje klonk en een buikdanseres ten tonele verscheen. Omdat wij achter een pilaar zaten, stonden we op om haar kunsten te bewonderen. De mannen staarden gebiologeerd naar het kronkelen van haar buik, borsten en heupen. Het hoogtepunt was echter toen ze op de tafel klom en al dansend tussen de schalen, flessen, borden en glazen door laveerde. Ze moest zo nu en dan voorover buigen zodat de mannen geld in haar kleding konden stoppen. Klein geld in haar BH en groot geld in de harembroek.
De volgende ochtend reden we nog even de stad uit, de bergen in , om naar een albast-fabriek te gaan waar we tegen lage prijzen konden kiezen uit duizenden uitgestalde voorwerpen .
Zo heb ik hier nog steeds een mooie vaas en een sigarettendoosje staan, die ik toen gekocht heb.

Naar Beirut zou ik in de komende jaren vele malen vliegen en langere tijd overstaan, maar de eerste keer was een nachtstop. Het was volgens de bemanningsleden een heerlijke stad en ze vertelden me allemaal smakelijke verhalen over hun avonturen daar. We verbleven in Hotel Riviera dat mooi gelegen lag aan de boulevard die langs de Middellandse Zee liep. Ik vond het jammer, dat we nauwelijks 8 uur de tijd hadden, want ik was ongeduldig en kon haast niet wachten tot ik op de langere vluchten ( de zgn. ICA-vluchten) zou worden ingedeeld
Posted by Picasa

dinsdag 1 januari 2008

Hou je maar vast aan de BWK







Op Europa hadden we in 1968 nog vele nachtstoppen met de Lockheed Electra . In de cockpit zaten 2 vliegers ( de Captain en de Co-Pilot) en een BoordWerktuigKundige, de technische man aan boord. Ik kwam er wel eens een kijkje nemen en zat soms op de 4e stoel om nieuwsgierig toe te kijken naar de gang van zaken daar. Vaak was het de BWK die wel even tijd had om me voor te lichten . Maar het belangrijkste wat ik onthouden moest, drukten ze me allemaal op het hart, was, dat als je als stewardess problemen had, je altijd terecht kon bij de BWK . "Hou je maar vast aan de BWK", was dan ook een gevleugelde uitspraak binnen het korps van het vliegend personeel.

Na een paar maanden was het zover...! Ik ging naar Frankfurt en we bleven daar een nacht overstaan. We noemden dat een 'nachtstop'. (Die stoppen waren een welkome afwisseling van het iedere dag heen en weer kachelen naar Schiphol , wat je moest als je 'op Europa' vloog).
Daar aangekomen ging ik op stap met 5 mannen. Eerst een biertje ( nou zeg maar BIER, want we waren tenslotte in Duitsland) drinken en toen eten. Ik liep maar wat met ze mee, want ik kende uiteraard heg noch steg in die stad. Zo liepen ze regelrecht naar hun favoriete restaurant. Daar werd mij aangeraden een 'Rinderfilet mit Meerrettichsahne' te eten, want dat was de favoriet van de KLM-ers. Daarna keken ze stiekem toe hoe ik zou reageren op de scherpe smaak van de mierikswortel. Inderdaad werd ik zeer verrast, want het woord Sahne had ik wel herkend en zodoende gedacht aan een roomsausje. Ik kon er gelukkig wel om lachen, zij ook. Het was best gezellig en ik luisterde wat naar de gesprekken van de mannen, wat er op neer kwam, dat ze het hadden over technische problemen van vliegtuigen, auto's en boten. Gaap,gaap...Het andere favoriete onderwerp bespraken ze waarschijnlijk als ik uit de buurt was.
Na het eten gingen er drie mannen terug naar het hotel en bleef ik over met de BWK en de hofmeester. Ik had nog helemaal geen zin om al te gaan slapen, want dit was tenslotte mijn eerste nachtstop en er moets toch ìets te beleven zijn in die stad ? Nou, dat viel erg tegen, dus dronken we een 'afzakkertje' in een bar en toen was het ècht tijd om terug naar het hotel te gaan. De hofmeester was als eerste in de lift en weg. De BWK liep, heel galant, met me mee naar mijn hotelkamer. Toen ik de kamerdeur opendeed, liep hij al pratend mee naar binnen en zo stonden we nog een tijdje te kletsen, tot ik zei, dat ik nu wel wilde gaan slapen. We wensten elkaar :"welterusten en tot morgen" en weg was hij.
Ik lag net in bed toen er op de deur werd geklopt. Eerst reageerde ik niet, maar het kloppen hield aan, dus stond ik op en keek door het uikijkgaatje. En wie stond daar ? De BWK.
Ik vroeg door de deur heen : "wat is er aan de hand?"
" Ik heb mijn jasje laten liggen op je kamer en die kom ik even ophalen".
Bij nadere inspectie hing er inderdaad een vreemd jasje over een stoel.
De smiecht. Ik vertelde hem door de deur, dat hij morgenvroeg een half uur na 'calling-time' het gewraakte onderwerp af kon komen halen.
Eigenlijk vond ik het wel grappig en het was weer een ervaring erbij. Maar ik zou voortaan beter op moeten gaan letten.