maandag 1 juni 2009

Cusco en Machu Picchu





      
















       De hele dag rondhangen op een vliegveld als je IPB vloog was ondertussen routine geworden. Soms als het druk was en er niet genoeg zitplaatsen in de vertrekhal waren, zaten we op onze koffers of anders op de grond met de rug tegen een muur. Ik heb op die manier een hele bibliotheek uitgelezen, want ik denk dat ik meer uren met wachten op vliegvelden, dan vlieguren heb gemaakt. Als je niet wist of er wel plaats aan boord was gaf dat soms stress, maar daar waren we aan gewend geraakt. We wisten dat het mogelijk was dat we straks terug zouden moeten om ergens een hotel te zoeken, of je kon proberen iemand van de bemanning aan te schieten om te vragen of ze je misschien mee wilden nemen op een klapbankje of cockpitstoel. Zo bevonden we ons nu op het vliegveld van Lima om terug naar huis te vliegen. We waren vroeg aangekomen uit Cusco met een lokale airline en wachtten tot de KLM incheckbalie openging. Tijd genoeg om terug te denken aan onze reis in het binnenland van Bolivia en Peru.
       Na onze dagen in La Paz, waar we geen kant op konden vanwege de politieke spanningen en het verbod om de stad te verlaten, waren we op de toeristentrein naar het Titicacameer gestapt. Die had anderhalf uur nodig gehad om zigzaggend uit het dal te klimmen. Eenmaal op de hoogvlakte was er niet veel nieuws te zien geweest. Op de heenweg hadden we al het landschap vanuit de bus bekeken. Lopende en zittende Indianen en lama's en zo, in the middle of nowhere. Bij de grens stopte de trein een half uur bij de ruïnes van Tiahuanaco om de toeristen de gelegenheid te geven de beroemde 'Puerta del Sol' te fotograferen. 


















Daarna ging het verder tot de rand van het Titicacameer, waar een soort cruiseschip klaarlag om ons naar Puno te varen.
       We zaten buiten op het dek tijdens de zonsondergang en bewonderden de prachtige kleuren op het water en de bergen op de achtergrond. Toen het donker werd gingen we naar het restaurant waar we niet eens zo'n slecht diner genoten en brachten daarna de nacht door in onze 2-persoonshut tot we de volgende morgen in Puno aanmeerden.
       De trein van Puno naar Cusco gaf een landschap te zien waar we ondertussen immuun voor waren geworden; altiplano en bergtoppen tussen dor graslandschap.
       De volgende morgen vroeg arriveerden we in Cusco. Ik was toe aan eens heerlijk languit in een bed te kunnen slapen, want in de trein was me dat niet gelukt al had ik het in de allergekste standjes geprobeerd, meestal met mijn hoofd op de plaats naast mij met de voeten nog aan de grond. We hadden op de cruise kennis gemaakt met een Zwitsers echtpaar dat ook op weg was naar Machu Picchu. Mijn man wilde met hen, gelijk na aankomst, door naar de beroemde Inca- markt in Pisac maar ik had geen puf meer dus ging hij alleen, samen met de Zwitsers. Terwijl hij voor mij een Indiaans jasje van lamawol kocht, lag ik tussen de lakens die klam aanvoelden, want het was koud en vochtig.
       We trokken onze dagen in Cusco op met het Zwitserse stel en bezichtigden wat toeristen in die plaats gezien moeten hebben : kathedraal, de muren met stenen die tonnen moeten wegen, maar zonder kranen en cement naadloos opgestapeld waren  ( zie Erich von Däniken 's: "Waren de Goden kosmonauten"? ). De Spaanse kolonisten hadden hun best gedaan om alles te vernietigen, maar hadden deze muren als fundament gebruikt voor hun kerken en kloosters.
       Het hoogtepunt vormde onze trip naar Machu Picchu. We namen 's morgens vroeg de trein uit Cusco en reden urenlang langs de rivier de Urubamba. Op het station van Agua Calientes renden mijn man en de Zwitser de trein uit, om als eersten naar boven te kunnen rijden met de klaarstaande busjes, want we wilden een kamer reserveren in het enige hotel op Machu Picchu, dat maar 10 kamers had. Toen de Zwitserse en ik via de ontelbare haarspeldbochten boven aankwamen stonden onze mannen te glunderen, want het was gelukt ! In de laaghangende wolken liepen we, samen met de andere toeristen, tussen de overblijfselen van de antieke gebouwen rond, die eeuwen geleden op mysterieuze wijze verlaten waren door de bewoners. Na een paar uur vertrok iedereen, behalve de mensen die een hotelkamer hadden kunnen bemachtigen. Mijn man en de Zwitsers wilden de berg beklimmen tegenover de dak- deur en vensterloze stad, maar ik had geen zin, ik wilde liever even alleen blijven.
       Daar zat ik dan in mijn eentje.  Het uitzicht was overweldigend. Ik keek naar de steile bergen rondom de ruïnes en de witte wolken die in slierten tussen en onder de hoge toppen door dreven. 
























Het was angstaanjagend stil en het decor deed haast sinister aan. Ik probeerde me gelukkig te voelen, want had ik hier niet altijd van gedroomd om midden in deze prachtige poster, die ik al jaren bij verschillende reisbureaus bewonderd had, te zitten? Maar ik was het niet; er ontbrak iets... iemand... In ieder geval wist ik dat er iets helemaal niet in orde was, maar durfde niet aan de oplossing te denken.
       Een paar uur later zaten we aan de maaltijd, die stipt om 20.00 uur geserveerd werd en om 22.00 uur gingen alle lichten in het hotel uit dus was het verplicht bedtijd, terwijl we net zo gezellig zaten te borrelen met onze nieuwe vrienden. Het was die nacht koud en stil; een stilte die je in onze westerse wereld bijna nergens meer kunt horen.
       Eenmaal terug in Cusco hadden we besloten zo snel mogelijk terug te keren naar huis, want we hadden genoeg gezien voor één reis. Niks geen treinen, bussen of boten meer, maar een vliegtuig dat ons binnen anderhalf uur naar Lima zou brengen.
       Tot onze opluchting was er plaats genoeg op de vlucht naar Amsterdam en werden we door onze collega's verwend met lekkere hapjes, drankjes en cadeautjes.
       Een dag later stonden we, veilig en wel, in de winter van het vlakke Nederland en konden we beginnen aan het verwerken van onze ervaringen.

 

       

Geen opmerkingen: