woensdag 18 januari 2012

De shitting fields van Delhi



Over India schreef Ivan Wolffers onlangs op zijn facebook-pagina: either you hate it or you love it.
He loved it en een vriendin schreef als commentaar dat ze, als de vliegtuigdeur open ging en de geur opsnoof, ze zich onmiddellijk thuis voelde. Daar keek ik van op. Zo herinnerde ik me de geur van rozemarijn en lavendel in Athene, de zwoele wind uit de bergen van Beirut, sateh gemengd met de kruidnagelgeur van kretek-sigaretten in Jakarta, de zilte, vochtige lucht op Schiphol, maar in Bombay en New Delhi ? Curry gemengd met shit ! De shit van de heilige koeien die gedroogd wordt en daarna gebruikt als bouwstenen voor huizen. De uitwerpselen van mensen die overal in de velden en langs de straten worden gedropt. Shit hebben ze genoeg als je bedenkt dat er toen 700 miljoen mensen in India woonden ( in de tussentijd zijn er 400 miljoen bij gekomen) plus evenveel heilige koeien. Een shit-paradijs !!
's Morgens vroeg bij zonsopgang als we met de bemanning in de crewbus langs de velden reden op weg naar de stad, zagen we overal, boven de laaghangende nevel uit, hoofden van gehurkte figuren steken. Vrouwen en kinderen in het ene veld en mannen in het andere. In de biografie over Gandhi had ik gelezen dat hij vroeger al geprobeerd had de bevolking over te halen latrines in hun dorpen te bouwen. Zo te zien was zijn project tevergeefs geweest of vergeten.

Toen ik eens, in mijn comfortabele kamer van het Sheraton Hotel in New Delhi, vroeg wakker was keek ik door het raam naar buiten. Diep beneden mij zag ik een stoffige krottenwijk van provisorisch in elkaar geknutselde hutjes van lappen plastic, planken en golfplaten. Zou daar het bedienend personeel van het hotel wonen ? Uit één daarvan kwam een man tevoorschijn die in de bosjes verdween, waar hij neerhurkte om zijn behoefte te doen. Toen hij daarmee klaar was veegde hij zijn linkerhand aan zijn kleren af, liep naar een taxi, nam plaats achter het stuur en reed naar de hoofdingang van het hotel. Ik dacht aan het geld dat hij aanraakte en wij daarna als wisselgeld in onze handen kregen. Gelukkig had ik voor dergelijk biljetten en munten altijd een aparte portemonnee bij me en op de kamer een kraan om mijn handen grondig te kunnen wassen.
Later zat ik in het zonnetje bij het zwembad, met een geurig kopje thee naast me en boven me de alom aanwezige krassende kraaien, die als lugubere lijkenpikkers in de lucht cirkelden. In de lokale krant las ik  dat de riolering de toestroom van de miljoenen mensen die vanuit het platteland naar de stad kwamen, niet kon bijhouden. Een derde van de stad was nu aangesloten op het net, maar de rest...? Ze zouden steeds verder gaan achter lopen. Deed iedereen het dan zoals de taxichauffeur van die morgen? En dan te bedenken dat ik zelf zo had gezeurd tegen de housekeeper dat het toilet op mijn kamer bleef doorlopen omdat de knop was afgebroken. Tijdens mijn 36-uurs verblijf bleek het niet mogelijk te zijn om hem te repareren, dus sloot ik zelf het toevoerkraantje af als ik op de kamer was, zodat het irritante geluid van lopend water me niet wakker zou houden.

Ik behoor tot het type mensen dat overgevoelig is voor de chaos in India, en voor de hitte, stank, onbeschrijfelijke smerigheid, armoede, mensenmassa's, opdringerige bedelaars en de geur van sommige kruiden in het voedsel.
Omdat ik een paar keer doodziek was geworden wist ik dat je zelfs in een luxe hotel niet veilig was voor voedselvergiftiging, dus had ik in mijn koffer brood, kaas, gekookte eieren, appels en bananen van huis meegenomen en in een speciaal daarvoor gekochte watercooker kookte ik water voor thee, koffie en bouillon. Zo kwam ik die paar dagen wel door.
Mij kregen ze niet meer. Ik zou straks weer aan boord zitten zonder Delhi Belly !