dinsdag 24 november 2009

De verleidingen voor een piloot

















John W. Waterhouse : Odysseus en de Sirenen.

' Het is beter als je naar je eigen kamer gaat.'
' Weet je dat zeker?'
' Ja, heel zeker. Het zou zonde zijn om zo 'n mooie dag aan het eind te verpesten.'
' Je hebt gelijk, maar...., nou ja... OK.... Jammer.'
S. keek me spijtig aan en liep aarzelend de gang uit. Hij keek nog een paar keer om voordat hij om de hoek verdween.
' Daag... , tot de volgende keer,' mompelde ik.
Toen hij weg was opende ik mijn hoteldeur en ging naar binnen.

Toen ik vanmorgen wakker geworden was, in het comfortabele bed van het Sheraton Hotel in Lissabon, had ik me afgevraagd wat ik zou gaan doen. 's Nachts waren we met een stel van de bemanning naar de discotheek onder het hotel geweest en toen ik om drie uur moe gedanst naar bed wilde gaan, hadden de anderen vrolijk naar me gewuifd. Zij bleven nog even door fuiven gebaarden ze. Ja, ja, dat was duidelijk geweest, die zou ik vandaag waarschijnlijk niet meer zien.
Ik besloot om naar het Rossio Plein te lopen en op het terras van Pastelaría Suiça een kopje koffie te gaan drinken. Dat café was voor de KLM- bemanningen door de jaren heen een vast ontmoetingspunt geworden.
Eenmaal daar zat ik te genieten van het uitzicht. Hoe vaak had ik daar wel niet op alle uren van de dag en de nacht gezeten? "Tout Lissabon" kwam hier voorbij schuiven: de mensen die allemaal ergens naar toe op weg waren, de bussen naar de stadswijken die voor het terras stopten, de fontein midden op het plein, de zwermen duiven die regelmatig op de wieken gingen om daarna weer neer te strijken en de silhouet van de oude kathedraal, die boven en achter de huizen het decor vormde.
Ik wilde net mijn tweede kopje koffie bestellen toen ik een oude bekende zag. Het was piloot S. die ik zo nu en dan ergens ter wereld was tegengekomen. Ik herinnerde me nog elf jaar geleden, toen hij, zo maar "out of the blue", op mijn deur in het Holiday Inn in Montreal had geklopt. We hadden toen een hele tijd in de deuropening van mijn kamer staan praten. Ik zie nog die ellenlange gang voor me ( ik had helemaal aan het eind gezeten.) Hij had me daar bekend dat hij heel gauw verliefd werd en dat hij dat nu op mij was, maar hoewel ik hem sympathiek vond had ik dat niet genoeg gevonden om hem dan maar binnen uit te nodigen. Een paar jaar later had ik hem weer in Beirut, op een zwoele zomernacht, ergens op de Corniche gezien. Samen met een stel anderen hadden we toen, op een terras aan zee, wijn gedronken en veel gelachen om de moppen van een geinige BWK .
Ik wuifde naar hem en hij kwam verheugd naast me zitten.
Na het tweede kopje koffie besloten we naar de Taag te lopen om naar de overkant te varen.
























We liepen door de smalle winkelstraat, onder een poort door, naar de haven. Het was een prachtige novemberdag: de zon scheen op het water en er stond een zacht zeebriesje. Terwijl we met de pont over de rivier voeren keken we naar de bootjes op het water en de schitteringen van de zonnelichtjes op de kabbelende golfjes. Meeuwen vlogen schor krijsend met ons mee.
Aan de overkant gekomen namen we de bus naar Caparica om op het strand in één van de eettentjes vis te gaan eten.
In het geheel verlaten restaurantje dat eigenlijk een strandkeet was die 's winters afgesloten werd met een provisorisch geplaatst, doorzichtig plastic, scherm, zaten we aan een tafeltje met uitzicht op het strand en de branding. We bestelden zeetong en een fles droge vinho verde.
De setting was idyllisch en het voelde aan alsof we binnen een cocon, waarin de tijd opgeheven was, gesponnen zaten. De onderwerpen die we bespraken werden in die atmosfeer vanzelf intiemer.
' Word je nog steeds makkelijk verliefd' , plaagde ik.
' Ik heb al een tijdje een relatie met een stewardess', hij trok plotseling een serieus gezicht.
' Maar je bent ook nog steeds getrouwd ?'
' Ja, dat wel, maar ik ben bang dat mijn vriendin me binnenkort voor het blok gaat zetten, want ze wil dat ik bij haar intrek. Ze zegt dat ze zonder mij niet kan leven.'
Het hele verhaal kwam er uiteindelijk uit. Hij voelde zich verplicht, want zijn vriendin had vóór hem samengewoond met een collega die haar slecht behandeld had. Toen ze nl. een keer van een reis een dag te vroeg op Schiphol was aangekomen, had de autodienst het moment om haar naar huis te brengen zo lang mogelijk uitgesteld. Wilde ze misschien niet eerst nog even een lekker bakje koffie drinken ? Ondertussen hadden ze achter haar rug om geprobeerd haar partner te waarschuwen, want ze hadden de vorige avond een andere stewardess bij hem afgeleverd. Hij had echter de telefoon niet opgenomen, dus uiteindelijk hadden ze haar naar huis moeten brengen, in de hoop dat die andere ondertussen verdwenen zou zijn. Dat was dus niet het geval geweest. Het was op een drama uitgelopen en ze was daarna zodanig getraumatiseerd geraakt dat hij het niet over zijn hart kon verkrijgen haar weer teleur te stellen.
Ja, dat was heel zielig, maar dat kon toch geen reden zijn om...Nee, maar hij kon maar niet tot een besluit komen.
Het kwam me allemaal zo bekend voor. Mijn relatie met A5 was ook niet zonder problemen. Wij waren dan wel allebei gescheiden, dus moreel was het wel in orde, maar ik had natuurlijk allang in de gaten gekregen dat hij zich langs de route nou niet bepaald geremd voelde om achter andere vrouwen aan te gaan. Het deed me denken aan de uitspraak van een andere vlieger die me eens een verklaring had gegeven waarom hij vreemd ging. Hij zei dat hij vroeger heel streng was geweest, maar hoe kon je dat blijven als je de hele tijd omringd werd door zoveel vrouwen ?
Was de oplossing van Odysseus, die zichzelf liet vastbinden aan de mast zodat het hem onmogelijk werd gemaakt te bezwijken voor de verleidelijke zang van de sirenen, een voorbeeld waar de hedendaagse man zich niet meer aan kon spiegelen ?
De verleiding waar wij, in ons beroep allemaal aan bloot stonden, ook de vrouwen overigens, was een gegeven waar we mee moesten leren leven. "Trouw zijn" had dan ook voor de meesten van ons een geheel andere betekenis gekregen. Trouw, in die zin dat je iedere keer terugkeerde naar die ene.
Laat in de middag gingen we terug naar de stad, waar we hand in hand, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, door de herfstige straten slenterden terwijl de zon onderging. Ik ging nog even een delicatessenzaak binnen om een paar flessen port te kopen van de 'colheita' van mijn geboortejaar. Ze kenden me daar nog van de vorige keren en gingen ons voor naar de wijnkelder waar alle schatten weggeborgen lagen. De flessen die ik wilde hebben waren bij het vorderen van mijn jaren alsmaar duurder geworden maar het genot was evenredig aan de prijs.

Op mijn kamer zat ik nog wat na te peinzen over de afgelopen dag. Boven mijn bed hing een reproductie van een schilderij, waarop Don Quichotte op zijn paard, samen met Sancho Panza op een doorgezakt ezeltje, op weg is om tegen de windmolens te vechten. Ik bedacht me dat we allemaal, ieder voor zich, ons eigen gevecht aan het voeren waren. Of we dat eigenlijk wel goed deden of niet, zouden we pas later, misschien als het veel te laat was, ontdekken.
Maar zoals de Fransen zeggen : "C'est la vie."
Met die gedachte ging ik slapen. Over een paar uur was het "calling time", dan was deze dag voorgoed geschiedenis geworden.









maandag 16 november 2009

Vreemde gasten

























Wat hadden ze me nu weer in mijn maag gesplitst ? Vol verwondering las ik mijn indeling : 's morgens om 6.00 uur melden op Schiphol om Koreaanse weeskinderen te begeleiden naar Kopenhagen. Ik, die bewust kinderloos door het leven ging en geen idee had wat ik met die wichten aan moest.

In de taxi naar Schiphol, terwijl vóór ons een sneeuwschuiver de snelweg vrijmaakte, dacht ik aan al die verschillende culturen waar we als cabincrew regelmatig mee geconfronteerd werden en probeerde me voor de geest te halen wat ik zo de laatste tijd had meegemaakt.
-Een Tel Aviv vol met orthodoxe Joden uit New York, die allemaal verschillende kosher maaltijden hadden besteld en als ze de maaltijd voor zich hadden toch liever die van de buurman wilden hebben.
'U bent toch meneer Cohen, van 38 C ?'
'Nee, ik heet Schwartz en ik heb geruild met meneer Levin op 40 B en nu u hier toch bent: ik wil kleurkrijtjes .'
'Maar u bent toch geen kind ?'
'Nee, voor mijn kleinkind in Jerusalem en ik heb toch zo 'n vreselijke pijn in mijn voeten, u heeft toch van die slofjes voor passagiers, breng die gelijk ook maar...'
En dan nog een paar honderd mensen op die vlucht, die allemaal tegelijk gebeld hadden, omdat ze iets van ons wilden hebben. Al die brandende lichtjes boven hun hoofden : het leek wel een vroege Kerst ! Na aankomst waren we kapot, maar ook wel opgelucht geweest. En als je ze van JFK naar AMS vloog, was er ook nog altijd dat gedoe met het rituele bidden bij ons in de pantry, net als we het ontbijt wilden gaan serveren. Wat een geduld ( en berusting) moesten we dan opbrengen !
-En laatst naar het Verre Oosten toen er die groep Japanse mannen was geweest die allemaal stiekem pornotijdschriften hadden zitten lezen en als je dan voorbij kwam die gauw wegstopten. Maar als ze het vliegtuig verlieten was het wel netjes, dat was in ieder geval een pluspunt, dat kon je niet zeggen van de Chinezen die na het uitstappen op hun bestemming een slagveld achter lieten... een vuilnisbelt waardig!
-In Dubai de Arabieren in die volle bak, die geweigerd hadden naast een vrouw te gaan zitten, ook niet die van henzelf.
-Uit New Delhi kregen we Sikhs mee die in Singapore elektronica gingen inkopen voor hun bazen. Omdat ze niet gewend waren aan westerse toiletten kregen we speciaal voor hen een 'sweeper' mee, die de plee's schoon moest houden. Die laatste hadden we ook wel kunnen gebruiken bij het vervoer van de Vietnamese bootvluchtelingen, die we uit het Verre Oosten vaak in groepen van voornamelijk vrouwen, kinderen en een paar oude mannetjes, meekregen. Als we het geluk hadden dat er één een beetje Engels sprak, konden we die tenminste vertellen hoe het toilet gebruikt moest worden, zodat hij dat aan zijn medelandgenoten kon uitleggen, want zonder voorlichting was het wel voorgekomen dat ze boven op de pot waren gaan staan en alles van grote hoogte naar beneden hadden laten vallen.
-Grote groepen uitgezette illegale Turken (onder begeleiding van een paar' veilgheidsspelden', zoals we de marechaussee's noemden,) die lekker zaten te genieten van hun biertjes en sigaretjes en bij het uitstappen in Istanbul brutaal tot afscheid : 'Tot over drie weken', zeiden. Hun legale landgenoten kwamen ondertussen met zoveel handbagage aanzeulen, dat we er nauwelijks plaats voor hadden kunnen vinden, zodat we wel op ons maximale gewicht zullen hebben gezeten.
-We hadden op één van die vluchten ook nog van een grote groep Italianen mogen genieten. Als ze moesten gaan zitten gingen ze staan en andersom, en maar druk door elkaar schreeuwen, gepaard gaande met van die overdreven melodramatische handgebaren. Er was geen land mee te bezeilen geweest, dus al helemaal niet in een vliegtuig.
-Als ik ook nog de zeelui, die bijna allemaal bang waren voor vliegen, junkies, alcoholisten en mannen die op olieplatforms werken, meereken geeft dat een aardig beeld wat we als cabinebemanning zo nu en dan voorbij zagen schuiven.

Aangekomen op Schiphol werd ik naar de toiletten gebracht waar een vermoeide man en vrouw, die vanaf Seoul al 20 uur onderweg waren, met 15 Koreaanse weesjes in de weer waren. De bedoeling was dat ik er 5 onder mijn hoede zou nemen. Ze moesten allemaal gewassen worden, schone luiers om en schone kleertjes aan. Ze zagen er zielig uit: bocheltjes, hazenlipjes, eczeem, mongoloïde afwijkingen, noem maar op, en ze hadden bovendien allemaal diarree. Misschien werden alleen gehandicapte kinderen voor adoptie naar het westen gestuurd? Zo goed en zo kwaad als het ging probeerde ik mijn opdracht uit te voeren maar ik vond het eng , vooral omdat de kinderen bij het aankleden geen enkele elasticiteit vertoonden, ze waren volkomen apathisch. Ik vermoedde dan ook dat ze allemaal ondervoed en uitgedroogd waren.
Aan boord was het een hele heisa, maar alles ging goed tot vlak voor aankomst toen ik bij een jongetje de diarree bij zijn hals uit zijn truitje zag komen. Zo kon ik hem toch niet afleveren bij zijn a.s. ouders ? De toiletten waren bezet en ik vroeg de purser om raad. Zij was vroeger verpleegster geweest op een kinderafdeling van een groot ziekenhuis. 'Geef maar hier', zei ze kordaat, en heeft het kind op de een of andere manier in de pantry verschoond. Godzijdank.
In Kopenhagen kwamen de adoptie-ouders, nadat alle passagiers waren uitgestapt, aan boord. We werden getuige van een hele emotionele vereniging van ouders en kinderen. Eén voor één werden de ouders geroepen en kregen voor het eerst hun kind te zien. 'Mijn' jongetje werd het laatst aan een wat ouder echtpaar toegewezen. Ze hadden een soort skipakje bij zich waar ze, onhandig, het arme kind in probeerden te wurmen. Hij begon heel zielig met een zwak beverig stemmetje te huilen. Ik kreeg er tranen van in mijn ogen. 'Breng hem alsjeblieft zo snel mogelijk naar een ziekenhuis', bad ik. Ik hoopte dat ze snel in de gaten zouden krijgen dat hij ziek was.

Op de terugweg keek ik door het raampje naar het winterlandschap dat onder het vliegtuig door gleed.
Aan de ene kant voelde ik opluchting dat het achter de rug was, maar aan de andere kant was ik bezorgd om dat jongetje en zijn goed bedoelende adoptie-ouders.

Ach misschien is hij nu, dertig jaar later, Deens kampioen Taekwondo.
Ik hoop het.

dinsdag 10 november 2009

Nachtmerrie
























tekeningen van Astrid van Verschuer

Hier, in deze gang moest het zijn. De receptionist had me de sleutel voor kamer 331 gegeven en alle nummers begonnen met een 3. Ik was er bijna: 327, 329, hè... wat is dat nou... 401 ? Misschien om de hoek, even kijken...Verdorie, 701, dat kan toch niet ? Even terug naar de oorspronkelijke gang, maar die kan ik niet meer vinden. Daar sta ik dan, geen enkele collega meer te zien, die zitten natuurlijk allang aan de crewborrel, maar waar? Het beste lijkt het me om weer terug te gaan naar de receptie. Om de hoek vind ik de liften, maar die zitten allemaal vol. Na een tijdje lukt het me een halflege te vinden. Haastig stap ik in. Och wat vervelend nou, hij gaat niet naar beneden maar naar boven. Stop nou, ik wil er uit! De trein rijdt hoog boven een typisch Amerikaans landschap, we zijn New York dus al uit, en stopt nergens, hoe kom ik in godsnaam ooit weer terug in de stad ? Na een urenlange reis met allerlei obstakels, sta ik uiteindelijk weer, dodelijk vermoeid, voor de receptie. De receptionist vraagt me nors, in het Russisch, welk nummer mijn hotelkamer heeft, maar dat kan ik me niet herinneren. Ineens komen een paar van mijn collega's voorbij. Die zijn behoorlijk aangeschoten, ze zwaaien vrolijk naar me en gaan de deur uit. De captain zegt, dat ik zo niet mee kan en de twee stewardessen keuren me geen blik waardig. De purser heeft een lijst waarop mijn kamernummer staat.
Eindelijk ben ik in mijn kamer en als ik het raam uitkijk zie ik een prachtig strand waarop grote golven met donderend geraas aanspoelen.

De telefoon rinkelt me wakker : 'calling-time' zegt een stem. O jee, ik moet mijn koffer nog inpakken. Ik begin mijn spullen bij elkaar te zoeken en stapel die op naast mijn koffer. Eén voor één gaat alles erin, maar het is veel te veel, zo krijg ik hem nooit dicht. Nou, nog maar wat eruit halen, o, verd....daar op die stoel ligt ook nog wat, helemaal vergeten. Ik kijk op de klok, het uur is om, maar de koffer is nog niet halfvol. Ik moet maar even de receptie waarschuwen dat ik nog niet klaar ben en dat ik wel een taxi voor eigen rekening naar het vliegveld neem. Het is zo'n ouderwetse telefoon met een draaischijf. Iedere keer als ik een cijfer draai, schiet hij weer terug of blijft die schijf vastzitten. Ik krijg het niet voor elkaar het hele nummer in één keer te draaien. Er wordt geklopt en als ik de deur opendoe staat de captain me boos aan te kijken en wijst op zijn horloge. OK, alles in de koffer gesmeten, dicht en mee. Als we in de lift staan merk ik dat ik mijn uniformjasje wel aan heb maar met een hele frivole rok eronder, de blouse heeft de verkeerde kleur en mijn benen zijn bloot.Ik hoop, dat als ik net doe alsof er niets aan de hand is, niemand het zal merken.

Op het vliegveld word ik ingedeeld in de economy class die helemaal vol zit. Het type vliegtuig ken ik echter niet en ik heb geen flauw idee waar de maaltijden en de drankentrolly's zich bevinden. We beginnen met de service, maar het aantal passagiers dat bediend moet worden neemt alsmaar toe, want na het ene compartiment volgt steeds weer een andere, en we lopen steeds grotere afstanden om ergens het eten vandaan te halen, terwijl de mensen die al wèl gegeten hebben beginnen te bellen omdat ze nog een drankje of koffie willen. Heb ik de koffiemachines eigenlijk wel aangezet of hebben we die niet aan boord ? Door de raampjes zie ik plotseling dat we veel te laag vliegen, terwijl we nog lang niet zouden moeten gaan landen. Dat kan toch niet, als we nu niet gaan stijgen dan gaan we crashen. Neee...

Langzaam deed ik mijn ogen open. Buiten werd het al een beetje licht zodat ik vaag de vertrouwde omgeving van mijn slaapkamer kon zien. Wat vreemd is dat toch dat die dromen, na al die jaren dat ik toch al niet meer vlieg, regelmatig terug blijven komen.
Laatst toen ik met een paar oud-collega's over mijn dromen had gesproken, hadden ze allemaal instemmend geknikt. "Och kind", had één van hen gezegd, "dat hebben we allemaal hoor."
Gelukkig, dan was ik dus niet gek. Ik draaide me om en sluimerde verder tot ik op moest staan.


zondag 1 november 2009

Tenerife









Monument op Westgaarde

Vandaag reed ik langs het kerkhof van mijn woonplaats in Spanje. De parkeerplaats stond bomvol met auto's en hele families, van baby 's tot grootouders, liepen te zeulen met de prachtigste boeketten om op de graven van hun dierbare overledenen te leggen.
Een mooie traditie, die hier nog sterk leeft want Allerheiligen is een officiële feestdag.

Ik dacht terug aan mijn collega's die op 27 maart 1977 omgekomen waren op de zwartste dag in de geschiedenis van de KLM, toen het zwaarste vliegtuigongeluk aller tijden tussen twee B 747 's van de KLM en PanAm in Tenerife plaatsvond. Zoals iedereen nog weet wat hij deed toen bekend werd dat President Kennedy was vermoord, zo weet iedere KLM-er waar hij was en wat hij deed toen hij/zij van dit verschrikkelijke ongeluk hoorde. Het was een zware slag voor iedereen en eentje die zelfs nu nog na dreunt en hevige emoties teweeg brengt.

Bij de flight safety als we tijdens een, gesimuleerde, afgebroken start buiten door de raampjes een rode gloed zagen en de cabine zich vulde met een dikke grijze rook, liepen we op ons gemak naar de nooduitgangen, terwijl we onderling grapjes maakten. We achtten onszelf onoverwinnelijk, er was al zo lang niets meer gebeurd en we waren zo goed en veilig en onze vliegers waren het best opgeleid van de hele wereld, dus zou het allemaal wel loslopen, dachten we. Goed, de oefeningen en de examens waren verplicht maar erg serieus werd er over het algemeen niet over gedacht.

Tot op die dag.