vrijdag 27 februari 2009

Anything that farts and eats hay



















Je kunt er niet onderuit. Of je wilt of niet: op een goede dag zit er een beroemde, beruchte of wat ze tegenwoordig noemen een BN-er aan boord. Een burgemeester, minister, of een lid ( leden) van koninklijke huizen. Nu had ik van mijn collega's geruchten gehoord, dat als koningin Juliana met haar prins-gemaal aan boord was er een speciaal opgeleide cabinebemanning aan boord werd ingedeeld. De purser droeg dan witte handschoenen en het gesprek met de koningin werd via de hofdame gevoerd.
De conversatie ging dan ongeveer als volgt:
Purser: " Mevrouw, wat zou Hare Majesteit voor haar lunch willen gebruiken ?"
Hofdame :"Juul, wat wil jij eten ?"
Koningin: " Is de kip lekker ?"
Hofdame : "Hare Majesteit wil graag weten of de kip lekker is ."
Purser: "De kip is heel lekker, die kan ik Hare Majesteit van harte aanbevelen."
Hofdame: "De kip is lekker, wil je die bestellen ?"
Koningin: "Ik weet het niet, ik zie hier op het menu, dat er ook vis is.. "
De prins-gemaal zat het grootste gedeelte van de reis op zijn favoriete plek: in de cockpit. Speciaal voor hem was er een hele krat met roze champagne aan boord en een doos van de allerbeste Cubaanse sigaren.
De Engelse koningin en haar prins-gemaal hadden een evenredige werkverdeling aan boord. Een gezagvoerder van de BOAC vertelde ons eens, tijdens het drinken van een gin and tonic in het BOAC-Hotel in Karachi, waar we waren uitgenodigd na onze onderlinge tennismatch Engeland vs Nederland, dat hij eens aan HRH had gevraagd of HM niet óók eens een kijkje in de cockpit wilde nemen? Waarop de prins, zonder een spier te vertrekken, had gezegd : "The Queen is only interested in anything that farts and eats hay."
Goed, onze koningin mocht ik niet bedienen, maar wel haar dochters Margriet en Christina en haar schoonzoon Claus.
Christina heb ik meerdere keren aan boord gehad. Eerst alleen, uit Montreal of New York, later met Jorge and the kids.
Die keer dat ze alleen was, zat ze, incognito, ergens in het midden van de economy class in een vrachtkist van YMX naar AMS. Ze was het grootste gedeelte van de reis, heel huiselijk, foto's van haar vrienden uit het conservatorium in een dik album aan het plakken. Het enige probleem deed zich voor toen ze op Schiphol van boord moest, want de hofdignitarissen die haar in de' slurf' bij de achterdeur stonden op te wachten, wilden per se dat ze als eerste uitstapte. Alle passagiers stonden al met hun handbagage in het gangpad. Incognito? Toen niet meer dus.
Later, toen ze met Jorge Guillermo getrouwd was, heb ik haar nog enige malen naar JFK heen en weer gevlogen. Omdat Guillermo werkte voor de Golden Tulip Hotels reisden ze vaak als IPB-ers, dat liep wel eens fout af. Ik herinner me een keer, toen we met een volle bak naar JFK gingen, dat ik bij deur 12 van de B747 stond en ineens vijf figuurtjes in identieke jagersjassen, twee volwassenen en drie kinderen, in de slurf op me af zag hollen met een hijgende grondfunctionaris in de achtervolging. De gate-deur had waarschijnlijk, per ongeluk, opengestaan. Vlak voor de vliegtuigdeur had hij ze ingehaald en moesten ze onverrichterzake weer terug: er was geen plaats beschikbaar!
Prinses Margriet en haar man reisden ook veel met de KLM en niet altijd zonder problemen. Zo stonden we eens op een ijskoude winternacht in Montreal op het platform met twintig koffers plus nog een aantal bontmantels van de prinses, waar geen plaats meer voor was; zo vol zat het toestel. De stationmanager stelde voor dat de koffers van de bemanning er dan maar vanaf moesten. Groot protest van de crew natuurlijk. Uiteindelijk ging de bagage mee in de ruimte achter de cockpit. De prinses was zeer geïnteresseerd in de taxfree artikelen aan boord, maar ze had wat moeite een keuze te maken. Uiteindelijk koos ze een parfum uit en haalde toen het allerkleinste portemonneetje tevoorschijn dat ik ooit gezien heb en telde muntje voor muntje het bedrag bij elkaar. Het kwam waarschijnlijk niet veel voor, dat ze zelf iets moest betalen.
Prins Claus ging een keer met me (toen ik als purser op de DC9 werkte) mee naar Genève waar hij een conferentie zou bijwonen. Ik werd vóór de vlucht gebriefd dat hij, incognito, zou reizen onder de naam van zijn veiligheidsagent. Ik verwachtte dan ook niet dat hij zich zou gaan voorstellen toen hij, als laatste, aan boord stapte. Hij stak, tot mijn verbazing, zijn hand naar me uit en zei : "Claus". Waarop ik zonder aarzelen mijn eigen voornaam noemde.
Mijn stewardessen begonnen met de drinkservice, maar toen ik daarna ging checken zag ik dat de prins en zijn metgezel niets op hun tafeltje hadden staan. Ik vroeg of ze niets wilden drinken ? Ja, dat wilden ze wel! Later vroeg ik aan de meisjes waarom ze de prins hadden overgeslagen? Ze lachten wat verlegen: ze hadden het niet gedurfd hem aan te spreken!

Wie als koninklijk is erkend, zal zijn eigen koningen vervoeren. Dat doen ze nog bij Royal Jordanian, Royal Brunei, Royal Nepal, Royal Bhutan, Royal Tongan, en Royal Khmer Airlines en de koning van Marokko met zijn Royal Air Maroc.
In het westen is er maar één, tegelijkertijd de oudste en de bekendste : Royal Dutch Airlines.



donderdag 19 februari 2009

De captain en de garnaal

"Dit water stroomde en stroomde maar, nooit stond het stil, en toch was het er nog altijd, altijd en eeuwig hetzelfde, en toch telkens weer nieuw! O, zou er ooit iemand zijn die dit zou kunnen bevatten, dit zou kunnen begrijpen!"

uit: Siddharta, van Herman Hesse

























Er vlogen soms vreemde kwibussen rond in onze vliegtuigen. In het begin van mijn vliegtijd werd ik meestal door collega's, die al wat langer vlogen, voorgelicht over de bijzonderheden van de één of de ander. Zo was er o.a. de purser die wel eens goochelde, een captain die een belletje liet rinkelen voor hij aan zijn Public Address begon of de AP die de gewoonte had als een Jack Russell terriër te blaffen. Daar viel best mee te leven, zolang je het maar wist.

Op een goede dag werkte ik op het upperdeck van de B 747, toen de captain voor vertrek uit AMS naar me toekwam en me instructies gaf over zijn wensen op onze lange Verre Oosten-reis:
a) hij moest voor iedere start drie dekens en drie kussentjes op zijn stoel vinden en
b) hij had op ieder traject vegetarische maaltijden besteld en ik moest erop toezien dat die ook inderdaad aan boord waren.

De kussentjes en dekentjes-opdracht voerde ik trouw uit en al gauw vond ik uit waarom hij die nodig had toen ik eens 's nachts de cockpit binnenkwam en op de stoel van de captain een tent van dekens zag, waaronder hij in kleermakerszit zat te mediteren. Ik keek vragend naar de copiloot, die een vinger tegen zijn lippen drukte en met zijn andere hand gebaarde dat hij alles onder controle had.
Fijn hoor, een yogi als captain, de passagiers konden gerust gaan slapen !
Ook zijn vegetarische maaltijd was aan boord dus er kon niets mis gaan, dacht ik. Toen hij erom vroeg bracht ik een prachtige veelkleurige salade naar de cockpit. Verbaasd keek ik toe toen hij onmiddellijk na ontvangst wild met zijn vork in die salade begon rond te spitten. Plotseling gooide hij de vork driftig van zich af en wees naar de oorzaak van zijn woede-aanval: een kleine roze garnaal...! Ik wist toch dat hij geen dierlijk voedsel at ? Om hem te sussen zei ik dat ik de salade weer mee terug naar de pantry zou nemen en daar het beestje eruit zou vissen. Dat was helemaal tegen het zere been. Ik dacht toch niet dat hij de salade nu nog op kon eten? Alle ingrediënten waren door die ene garnaal onrein geworden, zelfs de vork wilde hij niet meer aanpakken.

Voortaan spitte ik zelf zijn eten door en de woede-aanvallen zijn me dan ook, voor de rest van de reis, bespaard gebleven.

Weer terug in AMS bedankte hij me voor mijn goede zorgen en gaf me als afscheid nog een goede raad : ik moest ook aan yoga gaan doen, daar werd je zo vredig van..... !


dinsdag 17 februari 2009

Oorlog in Beirut
























Ik was koud en nat en staarde mistroostig naar een donkere Middellandse Zee vanaf mijn standplaats aan de reling van de oude Griekse vissersboot. Het was een beetje mistig, zodat er geen sterren te zien waren en zo nu en dan sproeide er wat boegwater over het dek. Ik beneed de stelletjes die bij mij in de buurt zaten, die hadden tenminste elkaar om de ellende mee te delen. Ik dacht aan A1, waar zou hij nu zijn ? Waarschijnlijk zat hij ergens in het Verre Oosten ( Bangkok of Singapore)  op me te wachten en vroeg zich af hoe het mìj was. We hadden gepland om mijn verjaardag in Sydney te vieren, maar op de nacht dat ik de kist in Beirut had moeten overnemen om naar Bangkok te vliegen was het vliegtuig, met hem aan boord, overgevlogen vanwege plotseling uitgebroken gevechten. Ik had een hoekkamer met zeezicht en toen het 'calling-time' was, had ik me er al over verbaasd dat het zo stil was, want ik kon zelfs het zachte geklots van de golven tegen de rotsen horen. Ik was opgestaan en had over een lege boulevard uitgekeken. Even checken met de receptie:
"Yes, ma'am, your plane is not going to land tonight, they are shooting at the airport." 
"Who is they? "
"We don't know, ma'am, but your crew is sitting in the bar, maybe you would like to join them."
Slapen kon ik toen toch al niet meer, dus voegde ik me bij de rest van de bemanning in de bar.
Hoe het precies in elkaar zat wist niemand, maar de receptionist en de hotelmanager vertelden het volgende: de Palestijnen ( PLO ) waren in opstand gekomen tegen het regeringsleger, omdat volgens hen de Palestijnen in het zuiden van het land niet genoeg beschermd werden tegen de aanvallen van de Israëli's. Milities van verschillende Libanese facties, w.o. Maronieten, Druzen, Shiïten en Soennieten hadden zich toen ook maar in de strijd gemengd, maar omdat ze allemaal in burgerkledij opereerden, wist niemand meer wie, wie was.
Er was een 24 uur nachtklok ingesteld en we mochten niet naar buiten, ook niet naar het strand. Zo nu en dan hoorden we wat schieten, maar het voelde heel onwerkelijk aan, alsof je midden in een film zat die zo dadelijk afgelopen zou zijn. We zagen personenauto's op de Corniche rijden waar uit alle ramen machinegeweren staken. Toen we een keer het dak op waren gegaan om naar de overvliegende gevechtsvliegtuigen te kijken, werden we uitgevloekt door de hotelmanager: of we een 'deathwish' hadden? Ook stond ik een keer, op een avond, met een paar mensen op de bovenste trede van het bordes een frisse neus te halen, toen een Volkswagenbusje was gestopt met zwaar bewapende mannen erin. Eén van hen was dreigend op ons afgekomen met zijn machinegeweer in de aanslag  en had erop gestaan dat we onze paspoorten aan hem zouden laten zien. Die hadden we niet, want die bleven altijd op het vliegveld achter. De receptionist legde aan de man, in het Arabisch, uit wat we in Libanon deden. Gelukkig vertrok het busje weer, maar die arme receptionist had het niet meer en hij bezwoer ons voortaan binnen te blijven, want hij had geen idee gehad tot welke groepering deze mannen hadden behoord.
Na zo 'n dag of vier, begon het eten op te raken. Bij de traditionele Indonesische maaltijd, die geloof ik altijd op donderdag te bestellen was, ontbraken de gehaktballetjes! Het geklaag daarover was niet van de lucht. De telefoonlijnen werkten niet meer en er was maar één keer per dag een radio-verbinding met de KLM op Schiphol. Toen ik op een avond de receptie voorbij liep hoorde ik in het voorbijgaan dat de gezagvoerder van de andere crew die lijn gebruikte om tegen zijn bazen in Amsterdam te zeggen, dat ze zijn vrouw moesten opbellen zodat ze zijn golfafspraak kon afzeggen. Het ligt er maar aan waar, tijdens een oorlog, je prioriteiten liggen.
Iedere dag werd er gespeculeerd hoe lang we daar nog zouden moeten zitten. De gezagvoerders hadden op dag vijf een goed bericht: we zouden met een cruiseschip uit de haven van Beirut naar Cyprus worden gebracht om vandaar uit naar Amsterdam te vliegen. Het enige probleem was, dat onze paspoorten op het vliegveld lagen en daar opgehaald moesten worden. De volgende dag was het om 06.00 hrs calling-time en na het ontbijt moesten we, in uniform en met gepakte koffers, klaarstaan.
Maar er gebeurde niets. Het ophalen van de paspoorten bleek een struikelblok te zijn. Er moest een politie-escorte worden geregeld maar die liet op zich wachten. Uiteindelijk vertrokken we om 18.00 hrs, onder militaire begeleiding, op open vrachtwagens naar de haven. Het was begin mei, dus om die tijd was het niet zo warm meer, maar gelukkig was het droog. In de haven wachtte ons een grote desillusie: het cruiseschip bleek een oude, smerige vissersboot te zijn die bemand werd door acht ongeschoren Griekse zeelui. Onze koffers werden aan boord gehesen en als proviand kregen we 20 crewboxen mee. Hé, we waren toch met zijn veertigen ? Ja, dat klopte, maar het eten was schaars dus moesten we alles eerlijk delen: ieder de helft. Na een uurtje of wat op zee, toen de kustlijn uit zicht was verdwenen en de zon onderging, ging ik eens op zoek naar een box en met mij nog een paar mensen. Allemaal leeg ! Dat krijg je ervan als niemand verantwoordelijk wordt gesteld voor de contributie. Noch onze gezagvoerders, noch de pursers waren ergens te bekennen. Iets drinken dan maar..., jammer, ook op. Gelukkig was de bootcrew erg aardig en bood ons wat van hun eigen brood en water aan. Hoe lang duurde die oversteek eigenlijk ? Een uur of acht, dacht de kapitein, maar die lag 's nachts onder het stuurwiel te slapen, dus hebben we waarschijnlijk wat extra rondjes gevaren. Buiten op het dek was het guur, maar binnen was er niet genoeg plaats voor ons allemaal. Zo nu en dan ging ik even naar de stuurhut om op te warmen, maar de meeste tijd zat ik buiten. Om een uur of vier in de nacht vroeg de AP van de andere bemanning of ik al geslapen had ? Ik vroeg, waar dat dan zou moeten ? Hij begon vreselijk te vloeken en vertelde me dat er acht slaapplaatsen waren die de boots-bemanning aan ons had afgestaan en dat er vanaf vertrek in Beirut acht stewardessen op hadden gelegen die hadden beweerd dat ze zich niet goed voelden en/of anders zeeziek zouden worden. Hij trok me mee naar de slaaphut, pakte de eerste de beste vrouw beet en sleurde haar van de kooi af. Ik ging dankbaar liggen. Slapen kon ik niet, maar het was tenminste warm. Ik lag na te denken over hoe het er in een langdurige oorlog aan toe zou gaan. Daar had ik nu een glimpje van kunnen opvangen.  Op je medemens hoefde je dan niet te rekenen, dat had ik in deze week wel geleerd. Ik had me niet druk gemaakt, omdat ik wel wist dat ik het een tijdje zonder eten of slaap kon uithouden, maar het gedrag van mijn collega's had me geschokt.
Om 06.00 uur 's morgens meerden we aan en werden we in een bus geladen om naar een hotel te worden gebracht. Na een uur rijden kwamen we aan in een hotel, waar men ons weigerde in te checken.
Geen plaats of zoiets. Na het ontbijt wachtten we gelaten op de volgende ontwikkeling. Het nieuwe plan was om een KLM vliegtuig, dat uit Tripoli kwam een tussenlanding te laten maken en ons op te pikken. Dat gebeurde inderdaad. Daar zaten we dan, bekaf: de cockpitcrew en het kernkorps in de eerste klas en wij in de economy-class. De captains beslisten, dat we er in Athene afmoesten voor een nachtstop en de volgende dag als pax naar huis zouden vliegen. Maar ik, die bezorgd was over hoe het met A1 was ( was hij weer terug naar huis gegaan of zat hij nog steeds ergens langs de route op me te wachten; wat hadden ze hem verteld ?) en enkele andere stessen wilden liever doorvliegen naar huis. De gezagvoerder van de andere bemanning kwam boos naar ons toe en zei, dat onze koffers afgeladen zouden worden in Athene en dat we het motto "Samen uit, samen thuis" kennelijk niet goed begrepen hadden. Ha! Hìj kon met een gerust hart van boord gaan, zijn vrouw had immers vast wel zijn golfafspraak afgezegd !
Eenmaal geland stonden familieleden en ons divisiehoofd ( ik zat in divisie B) op ons te wachten, alleen A1 was er niet. Niemand van de KLM kon mij trouwens iets over hem vertellen.
Treurig ging ik alleen naar huis .
De volgende morgen vroeg ging de slaapkamerdeur open en daar stond A1.  Hij was helemaal overstuur, want hij had de hele tijd, dat ik in Beirut vastzat, geen nieuws over mij kunnen krijgen. Gelukkig hadden aardige bemanningen zich over hem ontfermd en stewardessen hadden zelfs op Plaswijck opgedubbeld, zodat hij daar een kamer had kunnen krijgen. Iedere dag was hij met de hotelbus naar het KLM-kantoor in de stad gegaan, maar die wisten al die tijd niks te vertellen over onze toestand. Iedereen dacht, geloof ik, dat we zwaar beschoten of gebombardeerd werden en dat we misschien wel dood waren. Op het moment, dat hij van onze 'vlucht' per boot had gehoord was hij op het vliegtuig naar huis gestapt.

Omdat ik niet gewerkt had, moest ik na twee dagen verlof al weer vliegen.
Bestemming ? Drie dagen Beirut ! 



woensdag 11 februari 2009

Vanessa & Co
























Er zijn passagiers, die, willens of wetens, altijd het onderste uit de kan willen hebben. Als cabin- attendant ( ca) heb je daar iedere dag mee te maken. Hoe je de regels, geschreven of ongeschreven, interpreteert ligt aan je inlevingsvermogen en/of aan je flexibiliteit. Als een passagier ( pap) bv. iets wil hebben, dat niet voor hem of haar bedoeld is, zoals een oma, die graag een speelgoedje van boord wil meenemen voor haar kleinkind, hoewel dat uitsluitend voor een kind aan boord bestemd is; of een passagier, die graag een portje wil drinken bij zijn stukje kaas, maar niet in de eerste klas zit, kan je twee dingen doen. Ten eerste hem/haar erop wijzen, dat het tegen de regels van het 'huis' is en weigeren, of ten tweede: uitleggen dat het tegen de regels etc. is, plus de mededeling, dat je zult kijken wat je voor hem/haar kunt doen. Mijn ervaring is, dat als je zo handelt er, door het overtreden van de regels, een soort compliciteit tussen de ca en de pap ontstaat, die vaak grote tevredenheid voor alle betrokken partijen oplevert.

Met enige verbazing volgde ik dan ook, al weer een aantal jaren geleden, de soap rond Vanessa, die aan boord van een KLM-vlucht, als Business Class passagier, graag een druppeltje tabasco in haar tomatensap en voor haar man een droge sherry wilde bestellen. In beide gevallen werd dit verzoek door de stewardess en later door de purser, geweigerd, met als redenen dat deze twee dingen alleen maar beschikbaar zouden zijn voor de eerste klas passagiers. Natuurlijk hebben ze volgens de regels gelijk, maar was het niet veel eenvoudiger geweest om even langs de 1e klas pantry te lopen en per ongeluk een druppeltje tabasco in het glas tomatensap te laten vallen en als je er toch was, een droge sherry in te schenken? Beide ingrediënten waren weliswaar voor de 1e klas pax bestemd, maar er werd zelden om gevraagd. Wel even uitleggen dat het een speciale service is natuurlijk, en dat het niet vanzelfsprekend is dat ze het als wapen kunnen gebruiken op de volgende vlucht, maar regels zijn er om soepel te worden geïnterpreteerd, zeker als je als maatschappij hoge waarden aan klantenbinding toekent.

Zo kwam er eens een passagier bij mij aan boord in de eerste klas op een nachttraject. Hij wilde niets hebben van de midnight-snack, maar vroeg om kaviaar. Nu stond dat niet op het menu, omdat we dat uitsluitend bij de lunch of diner serveren. Maar ik wist, dat de vorige bemanning wel eens de overgebleven blikjes kaviaar in een aparte container, die niet van boord wordt gehaald tijdens de tussenlanding, verstopten. Dat deden ze omdat ze wisten dat er altijd wel een paar crewleden waren, die een toastje kaviaar op prijs stelden. Dus beloofde ik de man niets en legde hem uit, dat ik ging 'checken' of ik misschien iets kon vinden. En ja hoor, er lagen 2 blikjes in de 'dry goods container'. Hij kon zijn bordje kaviaar met toast en boter krijgen, maar helaas had ik geen garnituur meer, dat was van boord gehaald. Maar dat vond hij helemaal niet erg en ik zag hem genieten.
Een paar jaar later, sta ik boven aan de trap om de instappende passagiers te verwelkomen als ik mijn naam hoor. Het was die betreffende meneer en ik hoorde hem tegen zijn metgezel zeggen: "Nou Piet, we zitten vandaag goed, want als mevr..... aan boord is, dan krijgen we een goede service."

Maar ik gaf soms een te goede service.
We waren bezig in de eerste klas met het serveren van de hors d' oeuvres en we gingen met de serveertafel de cabine in, toen ik tijdens het passeren van de laatste rij, de ene zakenman tegen de andere hoor zeggen:
"Dat zal je nou altijd zien. Ik ben dol op kaviaar, en, natuurlijk typisch KLM, geven ze van die lullige kleine porties. Tegen de tijd dat ze bij mij zijn is er vaak niets meer over."
Mijn collega en ik begonnen inderdaad bij de 1e rij met het uitserveren, maar uitgerekend op die dag wilde iedereen liever kreeft of pâté de foie gras, dus toen ik bij de betr. meneer kwam, vroeg ik wat zijn keuze was.
" Kaviaar, graag."
" OK, wilt u een kleine of een grote portie ?"
" Een grote portie, graag !"
Ik nam een heel blikje en vroeg of dat groot genoeg was ? Hij keek me verbaasd aan.
" Ja, mevrouw."
Ik opende het blikje, keerde het om op een bordje, rangschikte de uitjes, eiwit, bieslook en citroenpartjes er op een decoratieve manier omheen en zette het voor hem neer op zijn gedekte tafeltje. Ik nam het mandje met toast en zette dat er naast. Een glaasje champagne erbij ? Ik zette de fles naast hem neer.
We hadden genoeg over om voor een tweede keer langs de passagiers te gaan om te checken of er iemand een tweede portie wilde. Toen ik bij zijn stoel aankwam, zag ik dat er nog genoeg op zijn bordje lag, maar vroeg toch of hij misschien nog een blikje wilde ? Hij keek me bijna benauwd aan en zei, dat hij genoeg had, maar kon hij misschien de steak die hij als hoofdgerecht had gekozen, afbestellen ? Ja hoor, bij ons kan alles..! De passagier, die naast hem zat, keek me vragend aan, ik gaf hem mijn onschuldigste glimlach. Alles onder controle!

Op een kwade dag nam ik in Anchorage, op weg naar Tokyo, de machine over van een collega die me waarschuwde voor het gedrag van een president-directeur van een groot Nederlands bedrijf, want die was al behoorlijk dronken.
En ja hoor, al voor de start riep hij luidkeels door de cabine:
"Meiske, kom jij eens gauw hier."
Ik wees op mijzelf en vroeg of hij mij misschien bedoelde ?
" Ja , jij, en vlug een beetje. Ik zal je maar gelijk vertellen, dat ik mijn champagne uit een waterglas wens te drinken, begrepen ? En als mijn glas leeg is moet je die gelijk weer bijvullen zonder dat ik daarom hoef te vragen of te bellen."
Zo gevraagd, zo gedaan. Toen ik kwam vragen wat hij wilde eten, wees hij op de twee hem vergezellende directeuren en zei:
"Die twee kerels zijn net varkens, ze vreten alles wat je ze voorzet, dus hoef je hen niet te vragen wat hun keuze is."
Toen hij even niet oplette, vroeg ik hen of ze een voorkeur hadden, maar ze wilden liever niets meer eten, maar slapen.
De hele vlucht naar Tokyo bleef hij wakker en stond erop om door te blijven drinken.
Na de landing op het vliegveld, toen ik net een halflege fles champagne in de vuilnisbak had gegooid, stond hij erop, dat ik alsnog zijn waterglas vulde. Ik viste de fles uit de afvalbak op en schonk hem nogmaals tot de rand toe vol.
Toen de deur openging stonden enige Japanners hem, buigend, op de rode loper op te wachten.
Waggelend kwam hij naar buiten, struikelend over de drempel, zodat hij bijna plat op zijn gezicht ging.
Het was later geen verrassing voor me om te horen, dat zijn maatschappij, in Japan, een grote order was misgelopen.
Een paar maanden later was hij mijn passagier aan boord vanaf New York. Alle bobo's stonden bij wijze van receptie, voor de start, in de eerste klas met elkaar te praten. Ik vulde een plateau met champagneglazen en daartussen zette ik een waterglas die ik tot de rand toe vulde met champagne. Als eerste liep ik naar zijn groepje en zei met mijn liefste glimlach:
"Heren, wilt u misschien een glaasje champagne drinken? En meneer X, voor u heb ik het in een waterglas geschonken en tot de rand toe gevuld, precies zoals u het graag wenst !" Het werd even stil, hij keek me aan en zei toen:
"Mevrouw, geef mij maar een glaasje water."
Mijn antwoord was :
"Natuurlijk meneer X, in wat voor glas zou u dat graag geserveerd willen hebben ?"
De hele reis wilde hij geen alcohol drinken, maar het bleek later, dat hij naast zijn dochter zat. Misschien mocht zij niets weten van zijn dronken uitspattingen.
Zijn bedrijf is niet veel later failliet gegaan, wat veel onrust en ellende heeft veroorzaakt onder zijn werknemers. Maar dat was niet mijn schuld.
Ik had alles onder controle gehad.



zondag 8 februari 2009

Out of Africa




Gingen we aan het begin van mijn vliegtijd naar Johannesburg via Rome en Brazzaville en later via Rome en Kano, in 1972 vlogen we via München en Nairobi, waar we een paar dagen overstonden.
Wat ik van Kenia wist had ik gelezen in de romans van Robert Ruark "Uhuru" en "Something of Value" die beiden gingen over de strijd van de Kikuyus tegen de Engelse kolonisten in de 1950-er jaren. Vooral het woord 'Mau Mau' riep onmiddellijk beelden op van onnoemelijke wreedheden zowel intern als extern. Kenia was nog niet zo lang onafhankelijk en Jomo Kenyatta was sinds 1963 de President van het land.
Van de bemanningen die de reis al vóór mij hadden gemaakt had ik gehoord dat er mogelijkheden waren om op safari te gaan; bv. naar het Tsavo Park, Masai Mara en Amboseli, met spectaculaire overnachtingen in lodges, waar je de olifanten bij wijze van spreken vanaf je terrasje kon aaien. Dus toen ik een paar dagen Nairobi op mijn indeling zag staan, nam ik wat extra dollars mee, want een safari maken was duur. Bij navraag aan boord bleek dat de meeste crewleden ook wel ' in' waren voor een avontuur, dus spraken we af om direct na aankomst in Nairobi  contact op te nemen met de agent die safari's organiseerde. Die had een enorme teleurstelling voor ons in petto: alle lodges in de natuurparken waren volgeboekt, want het was hoogseizoen. De enige mogelijkheid die voor ons openstond was om zelf een landrover te huren en daarmee dagtripjes te gaan maken. We verdeelden de taken, want iemand moest de auto huren en voor de dagen onderweg moest er proviand en, vooral, drank worden ingeslagen.

De eerste dag reden we Nairobi uit om het Nationale Park van die stad te bezichtigen. 
We reden over een smalle, maar goed berijdbare weg over een dorre hoogvlakte (+  1800 meter.) Hier en daar stonden wat bomen, die afgevlakt waren alsof de lucht er van boven af op drukte. Bij een paar acaciabomen stonden drie giraffen die met hun tong de bladeren van de takken afrukten. Even verderop zagen we een kudde zebra's grazen. Er lag er ook één aan de kant van de weg, tenminste zo leek het, maar toen we er voorbij waren en terugkeken constateerden we dat hij aan de binnenkant helemaal leeggevreten was. De 'kill' moesten we er maar bij denken. Na gazelles, antilopen en struisvogels te hebben gepasseerd zag de co-piloot, die reed, in zijn achteruitspiegeltje iets aan komen galopperen. Het bleek een jachtluipaard te zijn, die een tijdje langszij de landrover op gelijke snelheid met ons mee rende, misschien was hij wel door de parkwachters getraind om zoiets te doen, om na een minuut of wat met een noodvaart uit de flank te gaan.  Bij de Athi Rivier was het toegestaan de auto te verlaten om naar de hippo's en kroko's te kijken, of eigenlijk naar hun ogen, die net boven de waterspiegel uitstaken. 
Toen we terugliepen naar de auto kreeg ik de schrik van mijn leven, toen ik iets groots in mijn ooghoeken zag wegglibberen. Op het laatste moment zag ik dat het een slang( python?) betrof, die ik kennelijk had gestoord tijdens zijn zonnebad, gelukkig was hij nog meer geschrokken dan ik. Om te kunnen lunchen stopten we bij een uitkijkpunt, waar we ons neerzetten op de rand van een afgrond met diep beneden ons uitzicht op een eindeloze vlakte, waar grote kuddes wildebeesten, impala's, elanden, zebra's en andere hoefdieren vredig aan het grazen waren, met geen ander geluid in onze oren dan de wind. De sensatie die ik voelde zou ik me jaren later weer herinneren, toen ik de film "Out of Africa" zag waarin de hoofdrolspelers in hun vliegtuigje laag over diezelfde vlakte en de talloze kuddes scheren, waarbij de begeleidende ( Oscarwinnende) muziek me kippenvel bezorgde. Het was zoals Karen Blixen alias Isak Dinesen zelf in haar boek, waarop de film gebaseerd is, schrijft :
"The views were immensely wide. Everything you saw made for greatness and freedom, and unequalled nobility."
Het was moeilijk om ons van die plek weg te rukken, maar we moesten nog wat beesten 'scoren'.
Nog een beetje rozig van de wijn, kregen we een groepje leeuwen in het vizier, die maar een beetje lagen te suffen. We gingen er met onze landrover op af, en de fotografen onder ons staken hun hoofd door het open dak en klikten en filmden er flink op los. We stonden er nog geen paar minuten of er kwam een tweede landrover aanscheuren en toen een derde en vierde, kennelijk is een stilstaande auto met een paar kopppen eruit een teken dat er iets te zien valt.  Die arme leeuwen lagen daar maar, gehuld in wolken stof en uitlaatgassen van de ronkende motoren. Ik bedacht ter plekke een plan om leeuwengasmaskers te ontwerpen en ze aan de parkrangers te verkopen.  Wat zou er erger voor die dieren zijn ? Doodgeschoten te worden door rijke trofeeënjagers, in een dierentuin in een kooi te moeten leven of dag en nacht achtervolgd te worden door toeristen, die je uitzicht, je longen en je gehoor verpesten?
Gelukkig zagen we na dit dieronterende schouwspel geen ander wild meer en reden we terug naar het ronde Hilton Hotel, waar we tijdens onze stop logeerden.

De volgende morgen was onze bestemming Lake Naivasha, het hoogstgelegen zoetwatermeer ( + 1884 m.) van Kenia waar we een boottocht maakten om de bijzondere flora en fauna te bekijken. We zagen veel vogels, w.o. pelikanen, flamingo's, reigers, ibissen en luguber uitziende gieren.
Na een kopje koffie in de tuin van Naivasha Lodge reden we via de Rift Vallei naar Lake Nakuru.
Daar werden we door oorverdovend vogelgekrijs verwelkomd. Het hele meer was, zover het oog reikte, roze gekleurd van de flamingo's. Een prachtig gezicht dat wel, maar verder was er niet zoveel te beleven, behalve dan wat brutale aapjes, die op de picnickplek sandwiches en fruit uit onze handen gristen.

De laatste dag spendeerden we onze tijd door downtown Nairobi te verkennen en een bezoek te brengen aan het legendarische Norfolk Hotel om daar een 'high tea' te gebruiken.

Mijn gevoelens, wat betreft ik gezien had, waren gemengd. Aan de ene kant vond ik het land prachtig, maar aan de andere kant vond ik de toeristische uitbuiting van de laatste restjes natuur storend. Elitair ? Misschien wel. Als ik eerlijk ben, fantaseer ik er wel eens over of het niet beter zou zijn als de mensen, i.p.v. de dieren, in reservaten met hele hoge muren erom heen zouden worden ondergebracht, zodat ze verder geen schade meer zouden kunnen aanrichten. Maar ik ben bang, dat het al te laat is. De mens, als diersoort, heeft door zijn immer toenemende aantallen het natuurlijke evenwicht allang verstoord.


 
  

zaterdag 7 februari 2009

feestje
























Door de komst van de wide-body vliegtuigen waren we op Plaswijck in Bangkok allang uit ons jasje gegroeid. Dus werd er een nieuw onderkomen voor de bemanningen uit de grond gestampt en gingen de houten barakken naast de tennisbaan tegen de grond, behalve die voor de cockpitcrew.
Aan de andere kant van het hoofdgebouw stonden nu twee betonnen gebouwen van twee verdiepingen hoog, die ieder 40 kamers bevatte, met de eetzaal en de bar er tussen in.



















Genoeg ruimte dus voor vier B747 bemanningen.
Het was wel een beetje wennen in het begin. De moderne kunstwerken, waarmee onze hotelmanager de eetzaal en de tuin had versierd, hadden het oude vertrouwde koloniale sfeertje van Plaswijck, dat wij best hadden gewaardeerd, geschonden. Gelukkig had hij de zeemeermin, die bij het zwembad stond, op haar sokkel laten liggen.
Het Praathuis werd gesloten en we moesten nu naar de nieuwe bar die door de airconditioning, die op 'full-blast' stond, veranderd was in een iglo zodat het dragen van winterkleding aan te bevelen was. Onze barman Jimmy zat en als het weer eens laat werd( en dat was vaak,) lag, achter de bar en zijn vrouw die zichzelf gehesen had in een veel te groot blauw-grijs stewardessen mantelpakje uit yesteryear, assisteerde hem, vooral bij het innen van de barrekeningen.

Ik had weer eens een langere reis naar het Verre Oosten gekregen en A1 ging mee als FII om samen in Thailand leuke uitstapjes te gaan maken.
We besloten het eerste naar Ayutthaya te gaan, wat niet zo ingewikkeld was, want het treinstation lag dichtbij het hotel. Na een tocht van een paar uur door de rijstvelden kwamen we daar aan. Ik was er al eerder geweest, maar vond het niet erg om het nog eens te gaan bekijken. We lieten ons rondrijden in een tuk tuk en kregen weer dat speciale vakantiegevoel: een sensatie alsof ons om iedere hoek een wonder te wachten stond. De vele ruïnes van de oude hoofdstad van Siam en de staande, zittende en liggende Boeddha's bekeek ik weer met even veel plezier als de eerste keer.
























De volgende dag gingen we met een paar leuke collega's een tocht door de Bangkokse klongs maken. We scheepten ons in op een longboat met zo'n krachtige motor achterop en scheurden met een noodvaart langs alle bezienswaardigheden. Gierend van het lachen en kletsnat kwamen we een uur later weer terug op ons vertrekpunt. Het was dan misschien niet zo spectaculair geweest als wat James Bond, alias Roger Moore met zo'n bootje uithaalde, maar voor ons was het vooral een vrolijke belevenis geweest. Nog even langs Ah Song om wat stoffen uit te zoeken voor een aantal nieuwe overhemden voor A1 en de rest van de dag lagen we lui aan het zwembad.
's Avonds, toen het wat minder heet was speelde ik nog, onder kunstlicht, een tenniswedstrijdje tegen de captain.
Op de laatste slipdag, voordat ik naar Tokyo zou vliegen voor een korte nachtstop, hadden we besloten met de bus naar het strand van Pattaya te gaan om onder een palmboom op het witte strand aan een gezond kleurtje te werken. Het wemelde er van de Amerikaanse soldaten, die komende uit de oorlog in Vietnam, hun verlof in Thailand doorbrachten. Het was daar een paradijs voor eenzame mannen want voor ieder van hen waren er wel tien vrouwen beschikbaar.

Op de nacht voordat ik naar Tokyo vloog, nam A1 de nachtbus naar Chiangmai voor een visite van een dag aan deze stad. Hij kwam terug met allerlei interessante verhalen en een paar mooie sieraden, afkomstig van de hilltribes.

Op onze laatste avond in Bangkok gingen we na het diner nog even een drankje drinken in de bar en troffen daar de meeste leden van de twee aanwezige bemanningen aan. Hoe het is begonnen weet ik niet, maar onze BWK begon een vrolijk drinklied te zingen: "Trink, trink, Bruderlein trink.." en één voor één begonnen de anderen mee te zingen. Dat was zo'n succes, dat iemand anders het volgende lied inzette, gevolgd door weer een andere tot het één groot songfestival was. Zelfs Jimmy, die normaal alleen maar geïnteresseerd was in het verkopen van zijn boeddha-beelden, zat te grinniken om zoveel gekkigheid. Het werd zelfs nog gekker toen een paar mannen voorstelden, dat de vrouwen uit de verschillende bemanningen best een paalklimwedstrijdje zouden kunnen houden. De pilaren in de bar werden daar uiterst geschikt voor bevonden. Zij die het eerste het plafond zou aantikken won. Mannen mochten wel helpen, maar alleen als een stewardess naar beneden dreigde te storten. Onder veel hilariteit werden de pogingen van de dappere meisjes gevolgd en de winnende bemanning werd van harte gefeliciteerd en daarna werd er een meeslepend overwinningslied ingezet.
Het bleef nog lang roerig in de bar, maar het was het beste feestje in een lange tijd geweest, misschien ook omdat het niet georganiseerd was, maar volkomen spontaan was ontstaan.

Na aankomst op Schiphol namen we hartelijk afscheid van elkaar en beloofden contact te houden en elkaar de foto's op te sturen. Het was fijn geweest om te hebben ervaren, dat ondanks de modernisatie en de schaalvergroting, de bemanningsleden zo flexibel bleken te zijn, dat ze in staat waren geweest het saamhorigheids- en familiegevoel van een aantal jaren geleden, toen de crews veel kleiner waren geweest, weer op te roepen.

In het onderstaande youtube filmpje uit 1974 wordt een KLM cabinebemanning tijdens hun werk aan boord gefilmd op hun vlucht naar Bangkok en daarna zijn er nog wat beelden te zien van hun verblijf op Plaswijck.










woensdag 4 februari 2009

Het leukste van Curaçao


























Nu ga ik iets leuks schrijven over Curaçao, dacht ik. Tegelijkertijd begonnen toen de problemen. Ik begon te piekeren en te piekeren en mijn geheugen te kwellen: wat was er nu leuk geweest op dat eilandje van onze rijksgenoten, zoals de koningin die verre wereldburgers noemt ?
Natuurlijk was er de harde wind, die altijd uit dezelfde richting waaide, zodat de enkele bomen die men zag zo kromgegroeid waren dat ze perfecte windwijzers vormden. Mensen met lange haren konden daar ook maar beter niet naar buiten gaan, want het eindigde ermee dat hun kapsel veranderde in een onontwarbare knopenmassa. Nu snapte ik ook, waarom alle vrouwen daar superkort haar droegen.
Een aardig verhaal is misschien wel, dat ik, toen ik voor het eerst in ons toenmalige hotel aankwam ( het 'Flamboyant Hotel') de hotelmanager, die Hazeleger heette ( ik geloof, dat zijn voornaam Berend was) bleek te kennen omdat hij afkomstig was uit mijn geboortedorp. Mìjn vader had vroeger nog een bijbaantje als boekhouder gehad bij het kippenbedrijf van zìjn vader. We haalden herinneringen op aan de burgemeester, het kasteel in het bos, de zwartekousenkerk en het enige warenhuis wat het dorp rijk was geweest. Het grote hotel met de tennisbaan, waar mijn ouders met de elite van het dorp tennisten op zondagmorgen, wat een grote schande was, want de verplichte zondagsrust van de orthodoxe gereformeerden en hervormden werd zo ongewild ( ze konden toch ook de andere kant opkijken?) verstoord bij het zien van al die bewegende blote armen en benen, wat zo'n beetje gelijk stond aan een kijkje in de hel ! Gelukkig lazen ze de rest van de dag in de bijbel om al dat verderfelijks te verdringen.
Maar goed, al op de eerste avond bleek dat het toppunt van culinair genot op het menu van Flamboyant, uit 'kapucijners met spek en piccalilly' bestond, mij warm aanbevolen door de al door de wol geverfde leden van de bemanning die in de zwoele avondlucht kennelijk heimwee hadden gekregen naar de Hollandse winter.
De kamers waren, eufemistisch gezegd, niet al te schoon en er hing zo'n verrottingslucht, die kennelijk hoort bij een combinatie van tropische temperaturen en de nabije aanwezigheid van de zee. Het kwam vaak voor dat de kamers nog niet waren schoongemaakt als we in het hotel aankwamen en als je een lange wachttijd wilde vermijden, kon je maar het beste je eigen bed opmaken en schone handdoeken uit de kast op de gang, of van de trolley van het kamermeisje, halen. Die ene keer dat het leek alsof mijn kamer wèl was schoongemaakt kwam ik bedrogen uit, want toen ik het opgemaakte bed opensloeg, zag ik verdachte vlekken op de lakens en moest ik alsnog aan het werk. Misschien dacht het kamermeisje dat ik zo moe zou zijn dat ik het niet zou merken, maar waarschijnlijker is dat ze helemaal niets dacht. Laat ik maar zwijgen over de snelheid van de 'service' van de rest van het eilandpersoneel, we zullen het er maar op houden dat de bevolking passief wraak nam op de hedendaagse nakomelingen van de voormalige koloniale 'onderdrukkers.'

Op een keer had de 2e co-piloot ( oftewel de 2e Tweede of Coco) een open jeep gehuurd en daarmee reden we het hele eiland door van oost naar west over een lange golvende weg met aan weerszijden 'bush', bestaande uit laag struikgewas en cacteeën, bevolkt door hier en daar een kudde geiten. We zagen aan de zuidkant: de baaien, stranden, oude landhuizen en de olieraffinaderij. De noordkust was ruig en vanaf hoge kapen keek je uit over een woeste branding. Ik hoorde dat aan die kant van het eiland veel haaien de zee onveilig maken, maar door de onherbergzaamheid van de kust had niemand daar last van, want het was sowieso te gevaarlijk om daar het water in te gaan.
We dronken een biertje en lunchten in Jaanchies Restaurant op Westpunt, tot op de dag van vandaag een beroemd restaurant. Niet vanwege het eten denk ik, maar wel om het heerlijke uitzicht en de relaxte houding van de eigenaar, die wel Jan(tje) zal heten.
Op de terugweg reden we langs Willemstad om vanaf Otrabanda de wandelbrug over te steken naar Punda, waar we de markt aan de waterkant bekeken en langs de tax-free winkels liepen. De prijzen duidden op een rijke clientèle, waarschijnlijk afkomstig van de regelmatig aanleggende cruise-schepen.
























Bij het vallen van de avond zaten we weer met een drankje op het terras van het hotel en zagen hoe de laatste stralen van de ondergaande zon de schepen kleurden die loom voorbijgleden. Ons avondlijke vermaak bestond uit eten, drinken en slapen, tenzij we er in het weekend verbleven, want dan was er nog wel eens een steelbandje, dat voor wat vertier zorgde.
Voor de mannen op het eiland, en dat waren er velen want er waren kampen van de Nederlandse marine en mariniers op het eiland gelegen, was er nog de mogelijkheid Campo Alegre, een soort reservaat waar prostituées( uit vnl. Colombia) waren ondergebracht, te bezoeken. Voor de stewardessen was de enige mogelijkheid aan hun schoonheidsslaapje te werken.

Na een paar jaar verhuisden we naar Frommer's Hotel, vlakbij het Hilton Hotel dat gebouwd was aan Piscadera Baai. Een kleine verbetering, dat wel, maar of het daar leuker was ?

Maar het leukste van Curaçao is natuurlijk gewoon: om er geweest te zijn.






zondag 1 februari 2009

In Nepal



















Een mooie bijkomstigheid van mijn baan bij een luchtvaartvaartmaatschappij was de mogelijkheid om voor een sterk gereduceerde prijs ( Free I or II) te vliegen, weliswaar alleen Indien Plaats Beschikbaar, maar als je het een beetje goed uitzocht was het prima te doen. Tegenwoordig is het vaak goedkoper om met een low-budget airline te vliegen, maar die waren er eind zestiger/begin zeventiger jaren nog niet. Dus maakten A1 en ik graag gebruik van deze mogelijkheid om in een korte tijd zoveel mogelijk van de wereld te bekijken. Als ik een paar dagen verlof had, kleedde ik me vaak na aankomst op Schiphol om, om gelijk door te vliegen als passagier, naar bv. Lissabon, waar we op het vliegveld een auto huurden en binnen een paar uur ergens in het binnenland, of aan de kust in een mooie pousada aankwamen. Op die manier hebben we binnen een paar jaar alle pousada's in Portugal van binnen gezien. Onze absolute favoriet was die van Sagres, die hoog bovenop de zuidwest-kaap ligt, met uitzicht op het fort van Hendrik de Zeevaarder en de wijde oceaan.
Andere plaatsen zoals Tunis, Madrid, Malaga, Rome, Athene, Parijs, Londen en Oslo zijn door ons ook op deze manier verkend.

Deze keer wilden we echter een langere reis maken want we hadden het plan opgevat naar Nepal te vliegen om daar in de Himalayas te gaan 'trekken'. De enige mogelijkheid om daar te komen was naar New Delhi te reizen op de B747 met eindbestemming Tokyo, die een tussenlanding maakte in Athene en Beirut, en vandaar iets te regelen naar Kathmandu en eenmaal daar aangekomen naar Pokhara. Omdat de vlucht maar 2x per week ging en altijd bomvol zat, had de station-manager in Beirut, Jimmy, tegen me gezegd, dat als we niet meekwamen in Amsterdam, de volgende dag maar een vlucht naar Beirut moesten pakken en dan zou hij ons vandaar uit wel aan boord krijgen op de volgende vlucht naar Delhi. Hij raadde ons aan een paar flessen whisky 'Black Label' bij ons te hebben, één voor hem en één voor Mr. Singh in Delhi en alles zou in orde komen.
Op de dag van ons geplande vertrek gebeurde waar we al bang voor waren geweest: we bleven in AMS staan, omdat de kist vanaf Beirut vol zat. Dat scheelde ons een paar dagen vakantie in Nepal, maar we besloten toch de volgende dag, volgens Jimmy's instructies, op de kist naar Beirut te stappen, na een nachtstop bij familieleden in Abcoude. Op het vlieveld van Beirut aangekomen vonden we Jimmy onder aan de vliegtuig-trap en overhandigden hem later, na de douane, de fles whisky. Het wachten was nu op de volgende kist die langs kwam, over twee dagen. Wij logeerden in het Riviera Hotel, waar we als oude vrienden door receptionist Josef, met het nog immer rode gezicht, hartelijk werden begroet. Hij gaf ons een mooie hoekkamer met uitzicht op zee en nodigde ons voor de volgende dag uit om de lunch te komen gebruiken in zijn ouderlijk huis in de bergen. Dat was een heel genoegelijk uitje, want we werden allerhartelijkst door zijn talrijke familieleden ontvangen. Heerlijk buiten gezeten met een glaasje Libanese wijn en uitzicht over de stad Beirut en de Middellandse Zee.

Op de nacht van ons vertrek hield Jimmy woord en ritselde een paar plaatsjes voor ons op de 2 stoelen voorin naast de pantry, die eigenlijk voor de rust van de crew waren bestemd, waar we op konden zitten tijdens de start en landing en zolang de bemanning ze niet nodig had.
Eenmaal geland in New Delhi gingen we op zoek naar Mr.Singh met de tulband, hem de fles whisky gegeven en hem uitgelegd, dat we naar Kathmandu wilden vliegen en of hij ons kon helpen met het kopen van de tickets. Hij was alleraardigst en zei, dat we de volgende dag even langs het kantoor in de stad moesten komen en dan zou hij iets voor ons regelen. Zo gezegd, zo gedaan en op het kantoor nodigde hij ons uit's avonds bij hem thuis te komen dineren en overhandigde ons volbetaalde open retour-tickets met Royal Nepalese Airlines voor Kathmandu. Na 's middags het Rode Fort te hebben bezichtigd, werden we daarna getrakteerd op een heerlijke Indiase maaltijd bij Mr. en Mrs. Singh en de volgende morgen vlogen we in een DC 7 naar Kathmandu. Dat vond ik heel eng, gewend als ik was aan straalmotoren. Het was zwaar bewolkt en tussen de wolken door zag ik aan alle kanten hoge bergen waar we tussen door laveerden, tenminste: ik hoopte dat de piloten de weg kenden. Het vliegtuig kwam regelmatig in luchtzakken terecht, zodat ik soms het ergste vreesde. Vliegangst bij een stewardess ? Ik was in ieder geval opgelucht toen ik weer vaste grond onder de voeten voelde.

Op het vliegveld van Kathmandu probeerden we erachter te komen hoe we naar Pokhara konden reizen. De inlichtingen die we kregen waren niet erg hoopgevend. Het moesson-seizoen zou allang over hebben moeten zijn, maar het regende nog steeds en de weg naar Pokhara was weggespoeld, dus als we er heen wilden kon dat alleen via de lucht. Om een 'trek' te mogen maken moest je een vergunning aanvragen op het hoofdcommissariaat van de politie in Kathmandu, dus dat waren onze volgende zorgen.
De volgende morgen liepen we door de straten van het stadje en traden bij het bureau van de politie naar binnen. Daar werden we verwezen naar een wachtkamertje, dat vol zat met hippies uit de hele wereld maar vooral uit Australië. Het bleek, dat ze zich daar iedere week moesten komen melden. Ze zagen er vreselijk verwaarloosd uit; vieze lange haren, slordige kleding, zwarte randjes onder alle nagels, ook van de voeten, en sommigen vertoonden al een fietsenrek waar hun tanden hadden moeten zitten. We vonden ze later overal op straat terug waar ze soms liepen te bedelen. Enfin, we moesten pasfoto's laten maken, formulieren in 10-voud invullen en na drie dagen kregen we onze 'trekking-permit'. Om de tijd te doden verkenden we Kathmandu en het dichtbijgelegen Patan en kochten een vliegticket naar Pokhara, het paradijs op aarde als je de toeristen-slogans moest geloven. Kathmandu en omgeving vielen me tegen. Alles zag er uit alsof het op punt stond van instorten en het woord 'schoonmaken' kenden ze niet. Noch letterlijk, noch figuurlijk.

Tot mijn opluchting vlogen we in een moderne jet naar Pokhara. De landingsbaan aldaar was gelegen op een soort voetbalveld, dat er behoorlijk modderig uitzag.
Er moesten hele hoge bergen te zien zijn, maar we hadden net zo goed in Nederland kunnen blijven, want ze waren in een dikke wolkenlaag gehuld. We konden kiezen uit 2 categorieën hotels. Er was er één van $25,- per nacht en de anderen waren allemaal $ 1,-. Omdat we een beetje op ons geld moesten letten gingen we naar een herberg van $1.- Het zat in een prachtig middeleeuws gebouw waar we een kamer kregen met een ijzeren ledikant en een strozak. Geen lakens, dekens, handdoeken, toilet en douche. De keuken had als fornuis een grote steen met een gat erin, waar precies een pan in paste, waaronder een houtvuurtje werd gestookt. De delicatesse van de dag was een schoteltje gebakken aardappelen, verder stond op het menu rijst met wat onduidelijke groenten. Allemaal in hele kleine porties. Maar het kostte niets, dus bestelden we achter elkaar door, ook voor de Engelse student, die constant stoned was van de hash. Hij had ons uitgelegd, dat hij dan altijd enorme honger kreeg, maar geen geld had om eten te betalen en had ons daarom gevraagd hem tegen te houden als hij om eten ging vragen.
's Nachts sliepen we met alle kleren aan onder een klamboe en voor een bezoek aan het toilet moest je een wankel laddertje afdalen naar een latrine onder het gebouw. Douchen deden we buiten bij de pomp, waar we lege conservenblikjes gebruikten als mandie-bakjes.
We huurden fietsen en reden naar de meren in de omgeving, bekeken enkele smerige tempels en laveerden behendig om de op straat liggende runderen heen. Ach, wij Nederlanders voelen ons overal thuis waar er koeien zijn. We zagen veel vrouwen en kinderen met bossen brandhout op hun rug, waarmee ze waarschijnlijk vuurtjes stookten in hun huizen, want we zagen overal rook , bij gebrek aan schoorstenen, uit de strooien daken opstijgen.
We hadden nog steeds geen mooie bergtoppen gezien en door het slechte weer was het uitgesloten, dat we een voettocht door de bergen konden maken. We hebben wel het eerste stukje van de route gelopen, waarbij we via een enge touwbrug over een 100 meter diepe ravijn, waardoor een woeste rivier stroomde, moesten oversteken.
Op een ochtend maakte de Engelse student ons opgewonden wakker, want de wolken waren een beetje gebroken en de toppen van de bergen Annapurna en Machapuchare piepten er zo nu en dan even tussen door. We renden de straat op en jawel, wat een prachtig gezicht. Gauw foto's gemaakt voordat ze weer in een grijze nevel verdwenen.
We hadden al zoveel tijd verloren, dat we besloten weg te gaan. Het vliegtuig had al een paar dagen niet kunnen landen vanwege het slechte weer, dus we verwachtten dat, als er één zou landen, er een enorm run op zou zijn. We waren daarom al een paar keer naar het vliegveld gegaan om er zeker van te zijn dat we een plaatsje veroverden op de eerste vlucht die zou vertrekken. Het was inderdaad dringen geblazen, maar het lukte ons om aan boord te komen.

Ook kwamen we zonder moeilijkheden in New Delhi aan, waar we een luxe hotel boekten om al het vuil van ons af te wassen met heet water. Wat een luxe !
De volgende avond op het vliegveld verzekerde Mr. Singh ons, dat er geen problemen waren wat betreft seating voor onze vlucht naar Athene, waar we nog enkele dagen een vriendin wilden opzoeken, echter de vlucht was 5 uur vertraagd! We zaten een beetje te delibereren wat we in die tijd zouden kunnen doen, toen een man ons in het Nederlands aansprak. Hij wist een goed restaurant in de stad en of we zin hadden met hem mee te gaan? Hij trakteerde. Hij zag eruit als een zakenman en dat was hij ook. Hij had een textielbedrijf en woonde in Australië. Hij bracht ons naar een chic restaurant in het duurste hotel van de stad en zei tegen ons dat we alles mochten bestellen wat op het menu stond.
"Ook kaviaar ?", vroeg A1. " Ja natuurlijk ", antwoordde onze nieuwe vriend, " dat ga ik zelf ook bestellen."
" Ik houd erg veel van Franse champagne," zei ik, "mag dat ook ?" " Heerlijk, " zei hij, "dat vind ik altijd lekker bij kaviaar."
We zaten te genieten, maar ik moest wel denken aan de mensen, die we in Nepal hadden achtergelaten. Die konden een paar jaar leven van wat wij daar in één avond op zaten te eten en drinken.

We zagen de zakenman niet meer nadat we aan boord waren gegaan, want hij verdween in de eerste klas.
Tot mijn verrassing zag ik dat Noriko bij de bemanning zat en ben op een rustig moment naar haar toe gegaan om te vragen hoe het met haar en haar verloofde was. Tot mijn opluchting hoorde ik, dat ze nèt getrouwd was met een Japanner, die bij de catering in Athene werkte. Een hele aardige en moderne man, zei ze, die het helemaal niet erg vond, dat ze vloog en niet wist hoe ze een thee-ceremonie moest uitvoeren. Ik heb haar van harte gefeliciteerd en heel veel geluk toegewenst.

Na een paar dagen in Athene, vlogen we terug naar huis. Plaats was ruimschoots beschikbaar.
Deze vakantie was letterlijk in het water gevallen, maar dat zouden we gauw vergeten; we keken al weer uit naar ons volgende avontuur.