zaterdag 31 januari 2009

DC 10 ? Mij niet gezien.



















Het begon net een beetje leuk te worden op de B747, sinds het vliegtuig op het Verre Oosten was gaan vliegen, maar mijn opluchting duurde niet lang, want de KLM had nog een ander wide-body vliegtuig besteld. Deze keer niet van de Boeing vliegtuigfabrieken, maar van McDonnel Douglas: de DC10. Tot mijn grote droefenis werd ik ingedeeld bij de eerste groep, die op dit vliegtuig moest gaan vliegen. Na de cursus gingen we het vliegtuig invliegen op de NAD- routes. Och herejee, wat een onding, vergeleken tenminste met de B747. In de pers werd juichend over het apparaat geschreven, het was immers supermodern want de computertechnologie uit het Apollo ruimtevaartprogramma was in het ontwerp geïntegreerd. Hoera voor de cockpitcrew, maar over het cabine-ontwerp waren volgens mij, wat minder Griekse of Romeinse Goden geraadpleegd. De toiletten zaten naast de pantries, zodat we weer het probleem kregen, dat in de rij staande passagiers ons werkterrein blokkeerden. De galley achterin het vliegtuig lag onder de staartmotor, zodat het lawaai daar niet te harden was. Van het ene gangpad naar het andere kon je alleen maar via de pantry komen, wat vooral in de 1e klas een probleem opleverde, want daar liep je steeds door het werkterrein, wat toch al krap was, van de hofmeester heen. We werkten met maaltijdtrolleys van 80 kg., waarmee we constant de helling op of af moesten zeulen, want het vliegtuig hing een beetje achterover. Waarom dat zo was ? Mensen die het konden weten zeiden, dat het kwam omdat de KLM onder de aanbevolen snelheid vloog ( kostenbesparing ?) en daarom zeilden we door de lucht als een heks op haar bezemsteel. Als gevolg daarvan  kwam het wel voor, dat als je de deur van een trolley aan de lage kant opende, de maaltijdplateaus er spontaan uitgleden.  Het werkstation van de purser zat naast deur 12, bij de toiletten en de pantry, niet echt een lekkere plaats om te werken. Achterin het toestel vormden de crewseats naast de toiletten onze rustplaatsen. Eet smakelijk! Het gevolg van deze situatie was, dat we containers uit de pantries op de vloer gingen zetten om met een kussentje er bovenop een betere zitplaats te creëeren. Maar rustplaatsen ? Heb je wel eens een motor gehoord, die constant zijn toerental aan het bijstellen is ? Voor iemand met een gevoelig gehoor staat dat gelijk met een 1e graads martelwerktuig. 
Het was gewoon stom toeval, dat ik steeds op de golf der vernieuwingen aan het surfen was. Tegen wil en dank, dat wel, maar het had geen zin om me te verzetten tegen de 'vooruitgang.'
Maar waarom was er zo'n groot verschil in mijn waardering voor een DC 8 en een DC 10 ? Ik denk, dat het de schaalvergroting was. Of was het misschien heimwee naar een tijd die niet meer terug zou komen? We hadden als crewleden op de DC 8 een soort familieverband gevoeld en dat gevoel was langzaam maar zeker verloren gegaan sinds de wide-body vliegtuigen waren ingevoerd. 
In de loop der jaren zou ik niet over mijn weerzin heen komen. 
DC 10, mij niet gezien!
 




donderdag 29 januari 2009

From Surinam, with love



















Al vloog ik liever naar het Verre Oosten, dat wilde niet zeggen, dat mijn indeler daar rekening mee hield, behalve dan als ik een officieel verzoek indiende, wat maar 4x per jaar was toegestaan.
Dus moest ik die keer naar Curaçao en dan via Paramaribo, waar we passagiers zouden oppikken, terug naar Lissabon en Amsterdam. Er was toen nog geen officiële lijnvlucht naar Suriname, maar we gingen er al wel regelmatig naar toe.
We landden op Paramaribo en als Royal Class Stewardess moest ik van boord af, mee met de 1e klas passagiers die een tegoedbon hadden gekregen om, op kosten van de KLM, een drankje te gebruiken. Ik zat te wachten tot onze vlucht omgeroepen zou worden, zodat ik bij de bar de rekening kon betalen via een voucher.Terwijl ik naar buiten keek, waar ik een leeg vliegveld zag, met alleen onze blauwe vogel op het platform, zag ik uit een ooghoek een  stuk of tien Surinaamse  jongedames die, zo leek het wel, op mij afstormden. Ik keek achter me, of daar misschien aantrekkelijke jongemannen zouden zitten, waarheen ze zo enthousiast onderweg waren, maar nee, ze stopten bij mijn tafeltje. Eén van hen verzamelde moed om me, namens hen, te vertellen dat ze gesolliciteerd hadden bij de KLM als stewardess en of ik ze kon vertellen of ze aangenomen waren. Daar keek ik van op. Natuurlijk hadden we al Japanse en Thaise stewardessen, werkten we soms in één vliegtuig samen met bemanningen van Garuda, PAL, VIASA en ALM, maar dat de KLM besloten had Surinaamse stewardessen aan te nemen, was geheel nieuw voor mij. Ik stelde ze gerust door te zeggen, dat ik geen nieuws had, maar dat dat zeker snel zou komen en dat ik hoopte ze binnenkort als collega te kunnen begroeten.  Na nog een aantal vragen te hebben beantwoord, moest ik aan boord. 
We zaten bomvol met passagiers, die duidelijk niets gewend waren, zeker niet aan onze westerse luxe, en geen idee hadden waar ze naar toe gingen. Het keuzemenu was nogal ongelukkig samengesteld. De mensen konden nl. kiezen uit steak of pom, met een verhouding van 60/40%. Als je hen vroeg wat ze wilden eten, vroegen ze eerst wat steak was en besloten dan toch maar voor 'pom': het nationale Surinaamse gerecht. Het gevolg was, dat we het niet eens meer vroegen maar eerst de pom uitdeelden en de steak aan de rest van de passagiers. Ook het drankje gaf problemen. Eerst wilden ze weten wat je allemaal in de aanbieding had en vroegen dan om een glaasje 'soft'. Welke 'soft' ? Dus ook daar pakten we maar ten einde raad de cola- of 7Up-fles, tenzij er duidelijk werd aangegeven wat gewenst was. Ik herinner me nog één hele mooie uitspraak van een prachtige 'kota-missie'dame. Toen ik haar vroeg wat ze wilde drinken , zei ze: "Ach mevrouw, geeft u maar wat van u afhangt." 

Een paar maanden later kwam het bericht, dat de KLM een overeenkomst had gesloten met de Surinaamse regering. De KLM kreeg toestemming om een lijnvlucht te openen op Paramaribo. In ruil daarvoor zou de KLM Surinaamse stewardessen aannemen. 
De rest is geschiedenis.  

woensdag 21 januari 2009

Hell's Angels of motorduivels ?

























Het overkomt iedereen wel eens, dat hij/zij een beslissing neemt om iets te gaan doen en daar later aan terugdenkt met enige verwondering. Je denkt dan zoiets van : waar was ik met mijn verstand of zoals de Engelsen zouden zeggen : "Woman,what were you thinking of ?"

We waren net in Bangkok aangekomen en zaten in de crewbar, waar we onder het genot van een paar Singha biertjes onze plannen voor de volgende dag bespraken, toen een collegaatje en ik overmoedig ingingen op een vraag van een paar jonge hofmeesters of er iemand interesse had de volgende dag met hen mee te gaan op een tripje naar de brug over de rivier de Kwai. Ondernemend van aard als we waren, leek het ons wel wat dus informeerden we hoe ze dat binnen één dag dachten te klaren ? "Nou gewoon", zeiden ze, " we huren 2 motoren, dat is het snelste en het goedkoopste". Ze hadden allebei een motorrijbewijs en wij meisjes mochten best achterop meerijden. Even een helmpje huren en klaar was Kees.

De volgende morgen vroeg namen we een taxi naar de stad naar het motorverhuurbedrijf, waar mijn maatje en ik nog even een kleine schermutseling hadden wie bij wie achterop zou mogen zitten, want we wilden allebei bij dezelfde, maar ik verloor. Na wat gesteggel reden we zo goed en zo kwaad als het ging, tussen het chaotische verkeer van Bangkok door, in noord-westelijke richting.

Al na een half uur wilde ik van die motor af. Er was geen vering, geen steuntjes waar ik mijn voeten op kon zetten en niets om me aan vast te houden en dat laatste was wel degelijk nodig. De weg zat vol kuilen, die ik niet kon zien, omdat ik achter een brede en hoge rug zat, dus bij iedere kuil in het wegdek, en er was meer kuil dan wegdek, vloog ik bijna van de motor af en bonsde dan weer ongenadig hard op het keiharde zitje terug. Er zat niks anders op dan mijn armen stevig om de hofmeester heen te slaan en hopen, dat ik niet van de motor af zou vallen. Op die manier zag ik niets van het landschap waar we doorheen reden. Het Thaise verkeer rijdt links, een berm was er niet en de auto's en vrachtwagens weken geen duimbreed voor ons opzij, zodat we regelmatig angstig dicht bij de klong kwamen als we van het wegdek af werden gedrukt en in de modder terecht kwamen. We ademden de zwarte roetwolken in en ik moest een doek over mijn schouders werpen, omdat mijn ene arm, die de hele weg blootstond aan de zonnestralen, lelijk dreigde te verbranden.
Na een paar uur afzien kwamen we aan in Nakon Pathom, een grote stad, die we al van verre konden zien aankomen vanwege de 127 meter hoge Wat Phra Pathom Chedi, de oudste pagode in Thailand ( plm. 1400 jaar oud), die de vorm van een schoolbel heeft. Snel even iets drinken en weer verder. We zagen er niet uit, onze gezichten waren bedekt met een zwarte roetlaag ( dagen later zou er nog zwart uit mijn neusgaten komen.) Toen we in Kanchanaburi de brug, de locomotief en het kerkhof hadden bezichtigd, bleek dat we niet lang konden blijven, als we tenminste voor het avondeten terug wilden zijn in Plaswijck. De terugweg was een grote martelgang. Mijn achterwerk was beurs, ik had kramp in mijn benen en ik vreesde voor ons leven. Aangekomen in Bangkok kwamen we nog in een enorme slip terecht, toen we onverwachts moesten remmen. Gelukkig bleven we overeind, anders waren we zeer zeker in het ziekenhuis beland.
Ik was blij en opgelucht, toen we weer in Plaswijck aan de bar zaten met een biertje. De brug over de rivier de Kwai heb ik toen voor de eerste keer gezien. Maar het was uitgesloten, dat ik nog ooit op een motor zou gaan zitten. No way !

maandag 19 januari 2009

Kano en Kiyalami




Alsof de duvel ermee speelde: ik wilde niet naar Afrika en zeker niet als het daar winter is, maar het stond wel degelijk op mijn indeling.
De eerste dag vlogen we naar Lagos, waar we na een korte nachtstop als pax met Nigeria Airlines naar Kano zouden vliegen om na een uur of 14 weer gecalled te worden voor onze vlucht naar Johannesburg.
In Lagos was het heet en vochtig. Mijn bemanning had het gelijk op de eerste nacht al gezellig. Ik zat aan de kant van het verlichte zwembad te kijken naar het doorzichtige turquoise water, waarin 4 menselijke dolfijnen aan het dollen waren. Het was niet, dat ik het ze niet gunde, maar ik was helemaal niet in de stemming. Dus toen ze riepen: "joh, het water is heerlijk, kom er toch ook bij ", sloeg ik dat af en ging naar mijn kamer.
De volgende morgen moesten we in uniform aantreden om als passagier naar Kano te vliegen met Nigeria Airlines. Het vliegtuig was nauwelijks bezet en de Purser zette ons in de lege 1e klas en serveerde een glaasje champagne. We vlogen over een eindeloze woestijn en ik dacht aan de hongersnood van een paar jaar daarvoor, die veroorzaakt was door stammenoorlogen in dat gebied.
Kano was een primitieve stad en het was niet moeilijk je voor te stellen hoe Europa er in vorige eeuwen moet hebben uitgezien. Als sightseeing tour werd ons een trip met een busje aangeboden. We reden naar de Kurmi markt, waar het krioelde van de mensen. Op al de uitgestalde etenswaren zaten grote zwermen vliegen en uit het open riool steeg een onbeschrijfelijke stank omhoog. Voor ons West Europeanen een kijkje in de hel.
's Nachts na calling-time zaten we in de eetzaal, maar ik durfde niets te eten te bestellen. Gelukkig had ik nog een gekookt ei en een broodje kaas uit mijn crewbox van de vorige dag meegenomen en dat op mijn kamer weggespoeld met een flesje mineraalwater.
Aangekomen in Johannesburg werden we niet naar de stad gebracht, maar naar een hotel midden in de 'countryside' : 'Kiyalami Ranch' geheten, naast de gelijknamige race-track. Daar zouden we een dag of vier moeten doorbrengen, 50 km van Jo'burg vandaan en 30 van Pretoria.
Het was er dus winter en de temperaturen zijn dan aan de lage kant. Wat moet je dan de hele dag doen ? We zaten allemaal verspreid over het terrein in bungalowtjes. Iedere ochtend tenniste ik een uurtje met een paar crewleden en daarna ontbeten we. Ik had een hoop boeken meegenomen en verbleef meestal de hele dag op mijn terrasje (als de zon scheen) en anders las ik in bed, tenminste als het gierende geluid van de racende bolides, die iedere dag hun trainingsrondjes draaiden, dat toelieten. Ik had het op mijn kamer gezellig gemaakt met een paar veldboeketjes en gejatte rozen uit de perkjes, die waren tenminste leuker om naar te kijken dan naar het behang.
's Avonds hadden we geen andere keuze dan in het hotel te eten. Iedere avond kiezen uit hetzefde beperkte menu van de dag was al een hele opgave, maar wat nòg erger was, was dat er een groepje optrad, dat een soort 'revu' opvoerde met liedjes en sketches, dwz iedere avond, 4 dagen lang dezelfde....Dus na een paar dagen kenden we de hele show uit ons hoofd, zongen de liedjes mee en imiteerden perfect de klungelige danspasjes, tot groot ongenoegen van de Zuidafrikaanderse gasten, die op ons een erg stijve indruk maakten. Ik stelde me zo voor dat je ze kon vergelijken met de vooroorlogse Staphorster elite in Nederland. Om 22.00 uur was de pret afgelopen, de tralies voor de bar werden neergelaten en als we "God save the Queen" hoorden, moesten we ophoepelen. Het is geen wonder, dat dit crewverblijf na een paar maanden werd ingewisseld voor één in de stad, want we werden daar stapelgek en ik denk de hotelcrew ook... van ons.
We hebben nog met de bemanning een dagje Pretoria gedaan, maar behalve wat standbeelden van Paul Kruger en Louis Botha plus wat Parlementsgebouwen, is me niets bijgebleven van die dag. Saai, saai, zoiets..
Het enige mooie wat ik onthouden heb van mijn eenmalige verblijf op dat stukje Zuidafrikaanse platteland is de fantastische heldere sterrenhemel, die je kon bewonderen als je weg was uit de verlichting van het hotel.
Op de terugweg hoefden we er niet af in Kano, maar vlogen door naar Rome voor een nachtstop.
Thank Allah !

donderdag 15 januari 2009

Willem, Harm en de anderen







Als je aan mensen vertelt, dat je gevlogen hebt, dan reageren ze vaak een beetje negatief. I.p.v. dat ze zeggen, "Wat fantastisch, dan heb je vast heel veel van de wereld gezien en leuke ervaringen opgedaan met collega's en mensen uit andere culturen !" maken ze niet zelden denigrerende opmerkingen in de trant van : stewardessen zijn niet beter dan dienstmeisjes in de lucht, en vliegers zijn eigenlijk veredelde buschauffeurs. In het begin als ik zo'n opmerking aanhoorde, probeerde ik uit te leggen dat ons werk wel degelijk meer inhoud had, maar na de zoveelste keer haalde ik maar mijn schouders op. Ik zou natuurlijk hebben kunnen vertellen, dat er onder het vliegend personeel onvermoede, verborgen talenten schuilgingen. Velen hadden bv. een doctorale titel : bv. Meesters in de Rechten ( Mr. Dr.Drs. Aart van Wijk, gezagvoerder op de B747, heeft het een keer voor elkaar gekregen, dat alle bemanningsleden op zijn vlucht Meesters in de Rechten waren), economen, historici, sociologen, politicologen, psychologen, linguisten, doctoren, tandartsen, etc. Dan waren er nog de artiesten onder ons: pianisten, componisten, violisten, fluitisten, gitaristen, zangers, cabaretiers, toneelspelers, schilders, tekenaars ( Astrid van Verschuer, zie haar boek met illustraties : "Life Aloft"), schrijvers ( bekend zijn o.a. Cor van Snippenberg en Chris van Rooijen die met hun verhalen resp.: "Gelogeerd" en " De steward vertelt" , ons jarenlang vermaakten met hun vertellingen die gepubliceerd werden in Cabine, het blad voor het Cabinepersoneel. Vóór die tijd waren de vliegers Adriaan ( Jons) Viruly en Willem van Veenendaal al beroemd geworden met boeken, waarin ze hun vliegavonturen genoteerd hadden), dichters en fotografen. Natuurlijk moeten we de sporters niet vergeten zoals de tennissers, golvers, zeilers, scherpschutters, marathonlopers, waterpoloërs en wielrenners. We zeiden wel eens voor de grap tegen elkaar, dat het vliegen eigenlijk een hobby van ons was, die we er gewoon even 'bij' deden.

In de eerste paar jaren dat ik vloog, waren er enkele leden onder het cabinepersoneel, die later in Nederland heel beroemd zouden worden.
De bekendste is wel Willem Ruis, die als hofmeester KV heeft gevlogen van 1967 tot 1970. Hij gebruikte zijn baan om in de wereld rond te kijken zodat hij er later zijn voordeel mee kon doen. Ik heb één keer met hem gevlogen van JFK naar AMS. Hij praatte toen héél enthousiast over de Amerikaanse televisie-shows, die hij altijd bijwoonde als hij in New York verbleef. Ik vermoed, dat wat hij daar gezien heeft een bron van inspiratie vormde voor zijn latere televisieshows. Hij zei, dat hij zich soms uitgaf als verslaggever van de Nederlandse radio om het voor elkaar te krijgen o.a. Liza Minelli en Danny Kaye te kunnen interviewen. Zijn vriendin en latere vrouw, Ineke Mulder, zat ook op die bewuste vlucht, maar naar wat ik me herinner was ze meer bezig zich zorgen te maken over het feit of ze zwanger kon worden of niet.
Willem zou nog, vlak voordat hij de KLM verliet, ter ere van het 50-jarig bestaan van de KLM in 1969, met groot succes samen met Hans Kunst ( purser) in een cabaret optreden, wat ik helaas niet gezien heb want ik moest vliegen.
De andere, die een bekende Nederlander werd, was Harm Breemer, die onder de naam Alexander Curly, begin jaren zeventig doorbrak met zijn liedje "I 'll never drink again" , een soort 'morning-after-lijflied' van crewleden die, nadat ze de vorige nacht doorgezakt waren 's morgens vroeg moesten vliegen. Hij nam zijn gitaar mee langs de route en in menige bar ergens op de wereld trad hij vaak gratis op. Zo herinner ik me nog een Verre Oosten reis, waar de pret al begon in de bar van het Riviera Hotel in Beirut en zich voortzette in bars van de hotels in Karachi en Bangkok. Aan het einde van de reis kenden we allemaal het lied uit ons hoofd en natuurlijk was het een grote verrassing om een paar maanden later de radio aan te zetten en het weer terug te horen met de aankondiging : dit is de nieuwe no. 1 tophit, van Alexander Curly !
In dezelfde tijd, dat Willem en Harm de ladder van de roem beklommen, was Mathilde Willink-de Doelder met haar extravagante make-up en peperdure kleding van Fong Leng, al het middelpunt van de roddelpers geworden. Zij maakte geen kunst, maar wàs het.
Over haar schreef ik al eerder in deze blog : zie onder "Mathilde".
Uiteraard zijn er stewardessen geweest, die met beroemde Nederlanders trouwden. Zo was er een stewardess, de Limburgse Christine Schermeij, met wie ik vaak gevlogen heb, die trouwde met Ard Schenk, die ze aan boord had leren kennen. Helaas overleed ze een maand na haar huwelijk aan een hartkwaal.
Of we beroemd werden of niet, en mensen soms met onbegrip op ons beroep reageerden, we waren allemaal speciaal, omdat we het aangedurfd hadden het onbekende op te zoeken en bereid waren de wereld vanuit verschillende perspectieven te onderzoeken.

zondag 11 januari 2009

Barracuda

























Iedere week keek ik vol spanning uit naar wat er op mijn indelingskaartje zou staan. Op vrijdagmorgen was het altijd feest,( nou ja, bijna altijd) als ik de post op de mat achter de voordeur opraapte. De keer, waar ik het over wil hebben, stond er Lissabon - Caracas op het bruine kaartje. Nou vloog ik niet zoveel naar Zuid-Amerika, want het scheen zo te zijn, dat er fervente liefhebbers waren voor de vluchten die kant op. Óf je vloog graag daar naar toe óf je ging liever richting Verre Oosten, tot wiens laatste groep ik behoorde.

Goed, Lissabon was fantastisch. Lekker op terrasjes zitten, visje eten, misschien daarna, of tijdens, naar de fado's , tennissen op de grasbanen van Estoril, strandwandelingen maken en in de zomer zonnen, je kon zelfs, als het zondag was, een voetbalwedstrijd van Benfica bijwonen, wat een unieke belevenis was. Maar wat moest je nu in Caracas doen ? Ik hield helemaal niet van zonnen, een tochtje in de omgeving van Maiquetia had ik al eens gemaakt, de stad in gaan was te gevaarlijk, zelfs naar het restaurant lopen vlak bij het hotel, was niet zonder risico's, en de hotelkamer was om van te gruwen. Dat de stewardessen ergens in het verste bijgebouw hun kamertjes toegewezen kregen, ongeveer 15 minuten lopen van de receptie vandaan, is nog tot daaraantoe, verschil in stand moet er zijn ( de captain zat in het hoofdgebouw op een kamer met balkon en een goddelijk uitzicht op het strand en de zee), maar het stonk er naar bedorven vis en andere, onduidelijke, vieze geuren, en de spiegel in de badkamer zat vol roest- en vochtplekken. Boven de deur naar de gang zat een raam, waar onverlaten, als ze dat zouden willen naar binnen konden kijken of klimmen. In het geval dat er een aanrander/verkrachter/ dief of moordenaar op de gang zou staan kon je geen kant op.

Dus toen we in Caracas aankwamen greep ik de unieke kans met beide handen aan om met de BWK mee te gaan, die graag op barracuda's wilde gaan vissen, maar het te duur vond om in zijn eentje een boot te huren. Met zijn zessen stapten we vol verwachting het supermoderne jacht op. Gelukkig had ik me uit voorzorg van top tot teen in witte kleding gehuld, ik had zelfs een hoed op en witte sokken aan, want er was nergens beschutting tegen de allesdoordringende hete zonnestralen te vinden. De bootkapitein zette de motor op volle kracht vooruit, de voorplecht van de boot kwam uit het water omhoog en we stoven, met zo'n spectaculaire witte schuimkraag achter ons aan, de zee op. Toen de kapitein de boot stillegde, omdat daar zich kennelijk de ideale plek bevond om te vissen, werd iedereen zeeziek van de korte golfslag. Ik klom de trap op naar boven, zodat ik de horizon kon zien, wat de misselijkheid aanzienlijk verminderde, maar het had wel als nadeel, dat de uitslaande bewegingen ook groter waren. Enfin, de BWK en AP kregen ieder een hengel in hun handen geduwd en de show kon beginnen. Ik zat wat voor me uit te dromen over de laatste keer, dat ik hier geweest was, toen ik naar de pelikanen had gekeken, naar hoe ze synchroon vlogen en dan plotseling allemaal tegelijk naar beneden doken, alsof ze één wilden worden met hun spiegelbeeld. Opeens werd er beneden me geschreeuwd en ontwaakte ik uit mijn rêverie. De kapitein en zijn maat vlogen naar de BWK, die kennelijk beet had. Ze gaven hem instructies hoe hij langzaam de vis moest binnenhalen. Vieren...binnenhalen, muy..muy.. despacio ! Toen de vis wat dichterbij de boot kwam, konden we hem duidelijk in het heldere water zien liggen. De crew werd helemaal opgewonden, het was een kanjer. Vanaf mijn hoge uitkijkpost keek ik naar het nauwelijks bewegende, prachtige beest. Plotsklaps draaide hij zich om en ging er als een speer vandoor. De BWK zette zich schrap. Vieren...! Vieren... Madre de puta ! Daarna werd er weer ingehaald, maar de barracuda had een nieuwe truc achter de vin, hij zwom als de wiedeweerga onder de boot door. Dat zette de captain voor problemen, hij zette de motor aan, bijdraaien , achtervolgen, binnenhalen, despacio... coño..!.Toen ze zo een tijdje bezig waren, vroeg ik me af, wat ze met de vis zouden doen als ze kans zouden zien hem aan boord te hijsen. Doodslaan ? Waarmee? Toen pas realiseerde ik me, dat dit een strijd op leven en dood was en dat ik innig hoopte dat de vis zou ontsnappen. Toen hij weer dichtbij de boot zwom leek het wel alsof hij mij aankeek; stilletjes sprak ik hem bemoedigend toe. Hup vis, 3x onder de boot door, eerst van voren naar achteren, nogeens van opzij en dan in een cirkel en wegwezen! Had de vis telepathische gaven ? Hij deed onmiddellijk wat ik zei. Die arme BWK stond te trillen van de inspanningen, jaja, barracuda vissen is topsport. De lijn stond strak, strakker en pats.. Adiós barracuda,vaya con dios! Hij had weliswaar een haak in zijn bek, maar leefde tenminste nog. Opgelucht haalde ik adem. De bootcrew was zwaar teleurgesteld, want ze hadden hun maatjes op de kant al verteld dat ze straks de marina zouden binnenvaren met aan boord de grootste barracuda allertijden. ¡Que lástima!
De BWK was totaal uitgeput en had geen puf meer om verder te vissen, de AP was trouwens door al die commotie allang opgehouden zich te interesseren voor zijn eigen lijn.
De BWK was zo moe dat hij die avond niet eens meer meeging om te eten en tot overmaat van ramp was hij ook nog eens hevig verbrand, vooral de bovenkant van zijn voeten. Gedesillusioneerd dook hij vroeg zijn bed in.
De volgende dag vroeg ik aan de BWK of hij de novelle van Hemingway kende : " The old man and the sea" , waarin een oude man ervan droomt nog één keer, vóór hij doodgaat, een grote vis te vangen, maar het eindigt tragisch. Mijn bedoeling was geweest om hem te troosten, want de oude man gaat dood en hij leefde tenminste nog, maar hij kende het boek niet en oud vond hij zichzelf ook al niet. Tja.
Ik nam me voor, als ik thuis kwam mijn indeler te vragen me zo min mogelijk naar Zuid-Amerika te sturen.
Geef mij maar het Verre Oosten.

maandag 5 januari 2009

positie 32, oftewel: wentelteefje













Wat leuk, terwijl ik naar een oude serie van "The Persuaders" kijk met in de hoofdrollen Roger Moore en Tony Curtis, zie ik hem : de wenteltrap in de B747, die leidt naar de 1e klas lounge op het upperdeck en naar de cockpit. Onmiddellijk zie ik mezelf weer die trap op en neer rennen, hoor ik het roffelende staccato van mijn- en mijn collegaas' hakken , want we hadden meestal haast.
Gauw even, tussen de bedrijven door, het eten voor de baas naar boven brengen, en daarna van de BWK en die wil eigenlijk nog een broodje erbij en wat boter.
... en is er misschien nog een toastje kaviaar over ? Ach, shit, helemaal vergeten. En die passagier, die wil altijd net iets bestellen wat we boven niet hebben: nog een koekje bij de koffie, of wat zoutjes bij de borrel, och nee, ik hoef niet te eten, geef mij maar een bordje met kaas. Heeft u er misschien wat mosterd bij en ik heb liever een krant dan een tijdschrift, is er nog een New York Times over? Etc.etc...Op en neer en heen en weer en dat urenlang.

Ondanks de heimwee die ik voel weet ik best dat, als ik ergens een hekel aan had, dan was het wel ingedeeld te worden als lounge-stewardess, oftewel positie 32, de take-off positie naast de pantry op het upperdeck.
Waarom dat zo erg was, kan ik makkelijk uitleggen. Je werkte gewoon mee in de 1e klas, tot één, of meerdere passagiers, besloot naar boven te gaan om daar een zakelijk gesprek te gaan voeren, een kaartje te gaan leggen, te schaken, te flirten of om andere redenen, zoals bv. even de ruimte te kunnen hebben. Omdat je verantwoordelijk was voor hun welbevinden en je eventueel de bediening van de maaltijd en drankjes boven moest voortzetten rende je onophoudelijk die wenteltrap op en neer. Er was daar weliswaar een pantry, maar
























voor de meeste aanvragen moest je toch naar beneden, naar de pantry dáár, die beheerd werd door de hofmeester met de 2 banden ( die veelal een koksopleiding had genoten.) Het resultaat was, dat als de service beneden even tot stilstand was gekomen, jij het het allerdrukste had. Ook de cockpitcrew moest ieder half uur gecheckt worden of ze nog iets wilden drinken en hun eten, dat geserveerd werd op van die zware 1e klas plateaus gaf op die nauwe trap nog wel eens problemen. Geen wonder, dat het meisje, dat boven moest werken al gauw de bijnaam "wentelteefje" kreeg, want daar leek ze nog het meeste op.

De lounge zou later vervangen worden door 54 economy-class stoelen. Pos. 32 werd nu een favoriete plaats om te mogen werken . Fijn je eigen kleine vliegtuigje beheren en de rest daar beneden, met zijn plm. 350 passagiers, gewoon wegdenken.
Roger Moore gaat met zijn liefje, de wenteltrap op naar boven. Wat komisch, moet je die mode en make-up zien ! Liepen wij er toen ook zo bij ?
De vrij-scene die volgt ziet er onschuldig uit. Ach ja, natuurlijk was het toendertijd nog niet gebruikelijk op film te laten zien hoe je lid werd van de "Mile High Club", dat was toen nog een geheimtip voor insiders.
Wat is er ondertussen veel veranderd.