zondag 30 november 2008

Oorlog in Cairo ( 1970-1971)





Het was al een jaar oorlog tussen Israël en Egypte, toen ik op mijn indelingskaartje een paar dagen Cairo zag staan. We kwamen s'nachts aan in een verduisterde stad. We verbleven in het Hilton Hotel aan de Nijl waar ik een kamer kreeg met uitzicht op het grote plein achter het hotel, waar ook het Nationale Museum gevestigd is. De volgende morgen, toen ik wakker werd van het getoeter van de duizenden auto's, die hun claxons gebruiken om aan te geven aan welke kant ze willen gaan passeren zag ik zandzakken liggen voor de ingang en daarvóór militairen, die met machinegeweren in de aanslag, de wacht hielden. Ik had met de hofmeester KV een afspraak gemaakt om te gaan sightseeën, want de rest van de bemanning had geen zin. Omdat ik langer vloog dan hij, nam ik het initiatief en charterde een taxi om ons naar de piramiden te brengen. Aldaar aangekomen zagen we dat het er volkomen uitgestorven was. Geen toerist te zien, dus stortten de aanwezige 'gidsen' zich met zijn allen boven op ons, zoals gieren op een kadaver. Gelukkig begreep ik, dat het het beste zou zijn om er één uit te kiezen zodat de rest ons tenminste met rust zou laten. Zogedacht, zo gedaan. Een charmante oplichter had zich opgeworpen als degene die ons dingen zou laten zien, die een buitenlander nog nooit gezien had ! Voor een afgesproken bedrag ging hij ons inwijden in de Egyptische geheimen. Allereerst leidde hij ons naar de piramide van Gizeh om van binnenuit te klimmen naar de schatkamer onder de top . De eerste helft ging nog via traptreden waar je je kon oprichten, weliswaar in het donker, maar nog te doen. De tweede helft bestond uit een smalle houten ladder, die zowel gebruikt werd voor het omhooggaande als het dalende verkeer, met dien verstande dat het een hele nauwe schacht was, waar je alleen maar gebukt doorheen kon en het was er werkelijk stikdonker ! Er kwam maar geen eind aan en ik had moeite geen last te krijgen van claustrofobie. Een Amerikaanse toeriste, die daar halverwege wèl last van had gekregen kwam, al om zich heen maaiend, gillend naar beneden. Toen we dan eindelijk boven in de schatkamer aankwamen wachtte ons een grote desillusie : hij was helemaal leeg ! Een scherpe urinelucht was het enige dat ons eraan herinnerde, dat er recentelijk mensen waren geweest maar van de oudheid: geen spoor ! Teleurgesteld daalden we weer af, gelukkig deze keer zonder iemand tegen te komen. Buiten wachtten de mannen met de kamelen en ondanks dat ik het maar een belachelijk toeristisch gedoe vond, raadde ik mijn maatje aan toch maar samen een tochtje op "het schip van de woestijn" te gaan maken, zodat we ook dat konden afschrijven van de dingen, die je eenmaal in je leven moet hebben gedaan. Daarna kon ik me voorstellen, dat er mensen waren die zeeziek werden van de bewegingen van een lopende kameel. Vervolgens bracht onze gids ons naar de half afgeschoten kop van de Sfinx. Het schijnt dat de soldaten van Napoleon die gebruikt hadden voor hun schietoefeningen. Zo zie je maar dat dat bewijst dat er cultuurbarbaren zijn door de eeuwen heen. De gids deed heel mysterieus, toen hij zei, dat hij ons nu iets zou laten zien, dat eigenlijk een groot geheim was. Hij bracht ons naar een hol, waar een paar botjes lagen. Voor hetzelfde geld waren die van een hond of een geit, maar hij beweerde dat ze van een mummie waren geweest. Jaja. Als laatste werden we meegevoerd naar de winkel van zijn neef ( oom, opa, etc.) waar we souvenirs konden kopen tegen gereduceerde prijzen. We kregen muntthee aangeboden met vele klontjes suiker en dongen af op wat kettinkjes en papyrustekeningen. Met onze aankopen verlieten we de winkel en zo was iedereen weer tevreden. We namen afscheid van de gids als was hij onze beste vriend en reden terug naar het hotel door een donker Cairo.

Jammer voor de bevolking, dat ze vanwege de oorlog geen zaken konden doen , maar voor ons was deze toestand, een oase van rust én verademing geweest. Een rust, die ik tijdens al mijn volgende verblijven in Cairo niet meer zou aantreffen helaas, meer een catastrofale chaos.

Zo ben ik door de jaren heen tot de conclusie gekomen, dat het toerisme eigenlijk een natuurramp betekent voor de laatste cultuurschatten. Overal in de wereld waar er iets moois te zien valt, is het vergeven van de gidsen, prullenverkopers, oplichters en dieven, die je het praktisch onmogelijk maken er van te genieten. Natuurlijk beveel ik oorlog niet aan als remedie, maar deze ervaring was, in ieder geval voor ons, uniek geweest.

In de schaduw van de Pauwentroon




















Het was snikheet in Teheran en er lag een dikke laag smog over de stad, die veroorzaakt wordt door een combinatie van a. ) de ligging op een hoogvlakte ( 1200 m) met aan de horizon het Elbruz-gebergte met toppen van boven de 5500 m en b) het bijzondere drukke en chaotische autoverkeer.
Ik was er al een paar keer eerder geweest, maar altijd in een ander jaargetijde. Vorig voorjaar nog hadden we met de bemanning een tocht gemaakt naar de Kaspische Zee via deze bergen. De captain had toen heel behendig onze gehuurde auto over de met ijs bedekte smalle bergwegen gestuurd, die vaak vlak langs diepe afgronden lagen, terwijl hij bovendien ook nog rekening moest houden met de vele vrachtwagens die voor ons, en tegenover ons, de meest vreemde inhaalmanoeuvres uitvoerden. We vertrouwden op zijn stuurkunsten, tenslotte was hij de captain. We lunchten aan de Kaspische Zee, die er weinig spectaculair uitzag. Kale oevers en een vlakke, saaie, grijze zee. De terugweg was mooier, omdat we langs de Damavand kwamen, een vulkaan van 5671 m hoog, met een vorm die me herinnerde aan die van de Fuji Jama. In een 'chalet' dronken we kopje chai, om daarna heelhuids weer in ons hotel ( het Vanak Hotel) te arriveren, dat overigens nogal 'shabby' was.
De bazaar, moskeeën, museums e.d. had ik toen ook al bezocht, dus was er deze keer niet zo'n behoefte om er in deze hitte op uit te trekken.
De captain deed zijn best om me te versieren en bleef me als een schaduw volgen. Hij was vast heel aantrekkelijk geweest in zijn jongere jaren ( was hij eigenlijk nog best wel) en hij had de prachtigste kleur blauwe ogen, die ik ooit gezien heb, maar hij was minstens 25 jaar ouder dan ik en ik was eigenlijk ook helemaal niet in de stemming . Maar hij belde me uit mijn bed om samen te gaan ontbijten om aansluitend samen aan het zwembad te gaan liggen ( hij wilde me graag insmeren en maakte het rugbandje van mijn bikini los, want hij vond een witte streep op de rug niet sexy staan) en weer vast als ik me om wilde draaien, maar dan moesten die andere bandjes naar beneden, want... enz. 's Avonds liet ik me overhalen om met de cockpitmannen mee te gaan naar een openlucht-restaurant, waarvan de captain zei, dat het het beste van Teheran was. Dat was het ook. Zwoele warme lucht, kaarslicht en heerlijk eten, waar ik en alle aanwezige mannen ( er was niet één andere vrouw te bekennen; Iran werd misschien wel afgeschilderd als pro-westers, maar daar was eigenlijk niet veel van te merken. Vrouwen hoorden thuis in de keuken te zitten ) van genoten. Daarna probeerde hij me nog over te halen met hem alleen iets te gaan ondernemen; subtiele afwijzingen begreep hij niet. Waarschijnlijk hing hij nog de overtuiging aan van : 'de aanhouder wint. ' Ach, ik vond hem wel aandoenlijk, maar ook weer niet zo dat ik hem zijn zin gaf.

De volgende morgen vlogen we weer naar huis.
De sjah zat nog op zijn troon. Nog wel.

woensdag 26 november 2008

Dansen op de piano
























's Morgens vertrekken uit Tokyo en 's morgens op dezelfde dag aankomen in Anchorage. Dat is een hele eigenaardige gewaarwording; eigenlijk ben je een soort tijdreiziger, al is het niet zo dramatisch als je wel eens leest in science-fiction boeken.
Zo kwamen wij, die zomer, aan in Anchorage waar we nog een ander fenomeen konden bewonderen, nl. de midzomernachtzon. Het wordt niet ècht donker 's nachts, omdat de zon zo'n beetje aan de horizon blijft hangen, soms er een beetje onder, soms er een beetje boven; dat geeft een hele aparte, onwezenlijke, sfeer. Het is wel lastig als je gaat slapen, omdat je als je wakker wordt niet meer weet of het nacht of dag is. In de winter is het helemaal moeilijk, omdat het 21 van de 24 uur donker blijft.
Het vliegveld van Anchorage was klein en in de aankomsthal werden we verwelkomd door een enorm grote, opgezette, grizzlybeer. We reden in
een krakkemikkige bus naar ons idem motel (naar ik meen de Travellers Inn geheten), waar iedereen eigenlijk toch wel dol op was. Onderweg reden we langs het water, dat zwart zag van de vliegtuigjes. Het was daar net zo'n normaal vervoermiddel als een auto, omdat de afstanden die daar afgelegd moeten worden zo enorm zijn. De bergen aan de horizon hadden nog een beetje sneeuw op de toppen liggen en de natuur zag er prachtig uit. De stad was typisch Amerikaans, maar straalde toch ook iets provinciaals uit. Ons motel was in een U-vorm gebouwd en bestond uit 2 verdiepingen.
Na aankomst werd er op de kamer van de captain gecrewborreld en daarna gingen we slapen. We spraken af om 's avonds samen te gaan eten en daarna te gaan dansen in de 'pianobar.'
Omdat je in de V.S. om ergens te komen auto's nodig hebt, had de crew drie Amerikaanse sleeën tot haar beschikking, die door onze eigen BWK's onderhouden werden. Er moest een keurig logboek bijgehouden worden, wie de auto's had gebruikt, hoeveel mijlen er waren afgelegd, hoeveel benzine er was getankt, of er bijzonderheden waren voorgevallen, schade, etc.
Zo reden we 's avonds weg, door dat wonderlijke licht, over brede snelwegen met maar weinig verkeer. We kwamen terecht bij een steakhouse omdat er natuurlijk, in Amerika, steak gegeten moet worden, die je bestelt per gewicht. Zo was er voor de kleine eters wel een probleem, omdat het kleinste stukje vlees toch nog altijd 250 gram woog. Meestal werd er door de stewardessen dan ook een steak gedeeld. Enorme lappen vlees eten de mensen daar en dat is ze ook wel aan te zien. Een salade kreeg je automatisch vooraf, maar je moest wel je keuze (welke dressing je wilde hebben : French, Italian of Blue Cheese,) aan de waitress opgeven. Je kreeg een grote portie french fries bij je steak en we namen er een glaasje Californische wijn bij. Om dat te verteren reden we na het eten naar één van de weinige gelegenheden van vertier: de pianobar. Daar moest je geweest zijn, vond de crew, want er werd, heel bijzonder, op de piano gedanst. Het was een kale ruimte met een klein dansvloertje op een verhoging. Erg veel ruimte was er niet, maar dat gaf niet, want dan kon je lekker close dansen, wat A5 en ik niet al te erg vonden. Na nog wat biertjes reden we moe terug door de nacht, die maar niet donker wilde worden.
Ik sliep bij A5 op de kamer ( want hij had een veel grotere kamer dan ik) en toen we midden in de nacht wakker werden ging hij om de hoek bij de supermarkt, die dag en nacht open was, sandwiches en koffie halen, omdat je met al die tijdsverschillen op de meest vreemde opgenblikken trek krijgt.
Op onze vrije dag gingen we met een paar auto's de weg op om het landschap achter de horizon te verkennen. We zagen schitterende bergen, wateren, bossen en gletschers ( de bekendste is de Portage gletcher, die me echter een beetje tegenviel, omdat het blauwe, doorschijnende ijs overdekt was met een laagje zwarte roet.) We wandelden wat door de bossen , waar we werden aangevallen door onwaarschijnlijk grote muskieten, die als ze zich eenmaal vastgebeten hadden , niet makkelijk loslieten. Ik had me dan ook van top tot teen bedekt ( lange broek, sokken en coltrui ), want ik was gewaarschuwd. Een spuitbus met een spul genaamd "Off" , moest de blootliggende delen beschermen tegen hun aanvallen. Het moeilijkste moment vond ik, was toen ik even de bosjes inmoest; ik kwam handen tekort om van me af te wuiven. Ach, we konden er nog wel om lachen. Gelukkig kwamen we geen beren tegen.
Op de terugweg werd het stil in de auto's. Het tijdsverschil had toegeslagen en iedereen, behalve de chauffeurs, lag half te slapen, al luisterend naar de Carpenters en Perry Como ( 'It's impossible...',) die op dat moment hoog op de hitparades stonden. Van uitgaan, die avond, kwam niets meer terecht, al wilden sommige mannen uit de crew best nog even naar de 'Bush Company', een uitspanning voor stoere kerels, die in de (olie) 'bush' werkten en zich daar kwamen verlekkeren aan de paaldansende vrouwen. Gelukkig hadden wij een dergelijk 'ontspanning' niet nodig.
De volgende ochtend zouden we terugvliegen naar Tokyo, waar we de avond van de volgende dag zouden aankomen.
Tijdreizen in omgekeerde richting.