dinsdag 2 september 2008

Een week in Brazza

Daar heb ik het nog niet over gehad: Donker Afrika.
Het moest er wel een keer van komen: een langere vlucht naar Afrika. De ervaringen in Monrovia hadden me in ieder geval niet enthousiast gemaakt. We zaten daar in een een eng hotel bij het vliegveld, dat Robertsfield heette, waar het enige vertier het kijken naar de overkant van de rivier was, waar op de oever wat primitieve hutjes midden in het oerwoud stonden. De mensen waren onvriendelijk, we werden zelfs wel gediscrimineerd; nu wisten we ook eens hoe dat voelde. Een trip naar de stad werd niet aanbevolen: dat was te gevaarlijk . Naar het strand kon wel, mooi wit zand en een gevaarlijke branding. Er was nooit iemand te bekennen, wat wel mooi was voor de naaktlopers onder ons. Eens reden we een dorpje binnen op de terugweg. We bekeken de gebruikelijke ronde hutten van de bewoners, maar zo´n bezoek was waarschijnlijk alleen interessant voor antropologen. Primitief w
as het er. Ja.

Dus was ik benieuwd wat ons te wachten stond op onze vlucht naar Johannesburg, met een week overstaan in Brazzaville ( Frans Congo ) met midden in, een dagje heen en weer naar JNB.

We arriveerden´s morgens, tegen zonsopgang, op een klein vliegveld met wat bloemenperkjes. De station-manager loodste ons snel langs de douane , waarschijnlijk kocht hij ze om met whisky zodat we niet gecontroleerd zouden worden. Niet ver van het vliegveld wachtte ons hotel. De crew werd gehuisvest in bungalowtjes, die in een bos stonden. Onze opdracht was de week zinvol door te brengen in een politiek onstabiele omgeving, waar bovendien niets te beleven viel.

De crewborrel werd vaak gehouden in een huis verderop in de straat, waar enige KLM-ers een appartement hadden gehuurd, omdat ze er drie maanden gestationeerd stonden. Het was er vaak een gezellige boel, omdat de enkele buitenlanders die daar woonden, af kwamen op de drank. Zo was "Broeder Piet " van de missie een vaste klant, want waar kon hij anders jenever drinken ?
Overdag hadden we het zwembad om bij rond te hangen. Overigens wel uniek gelegen, want in de verte zag je Kinshasa (het vroeger Leopoldville) liggen aan de overkant van de Congo-rivier.
s' Avonds liepen we over de verlaten, met bomen omzoomde lanen, naar het restaurant van "Madame", een Française die achtergebleven was na de dekolonisatie van Frans Congo. Wie verwacht er zulk lekker eten in Afrika? Bij de voorgerechten stonden: uiensoep, pâté en escargots provençale. Iedereen bestelde de slakken, behalve ik, want dat vond ik eng om die te eten. Ze zeurden net zolang en zwaaiden steeds met, tussen het slakkengereedschap geklemde beestje voor mijn gezicht, totdat ik er eentje proefde. De slak had de neutrale smaak van aarde, maar het lekkerste vond ik de knoflooksaus en het verse stokbrood, die erbij geserveerd werden om het laatste beetje van de saus mee op te deppen. Sindsdien was ik er verslingerd aan.

We waren jong en wilden wel eens wat en zo kwamen we op een avond terecht in de wijk Poto Poto die op een heuvel boven de villawijk lag waarvandaan 's nachts, door het open raam van de hotelkamer, de Afrikaanse stemmen en andere huiselijke geluiden binnenwaaiden. De lokale disco lag in de open lucht en door een gat in de muur stapten we naar binnen. Het was er zo donker, dat we alleen de witte tanden en het oogwit
van de aanwezige gasten konden zien. Ze ontvingen ons heel hartelijk en al gauw hadden we ons gemengd tussen de Afrikanen die ons breed lachend probeerden te leren hoe je op zijn Afrikaans beweegt. Wat waren we houterig vergeleken bij hen ! maar we hadden wel veel plezier en het bier was goedkoop, dus gaven we vele rondjes weg.

Op onze stop van een paar uur in Jo'burg kochten we vlees, worstjes en wijn in, om eenmaal terug in Brazza een BBQ te kunnen organiseren aan de oever van de Congo-rivier.
We gingen nog even langs de markt om houtskool, stokbrood en de ingrediënten voor de sla in te kopen die, wij stewardessen, klaarmaakten in de wastafel op onze hotelkamer.
Ik herinner me de ontspannen atmosfeer: de mannen, die een vuurtje stookten en het vlees op de BBQ legden; de stewardessen die de tafel dekten en wijn, bier en water serveerden.
Sommigen van ons probeerden in een holle boomstam, die aan de oever lag een stukje de rivier op te varen, maar door de snelle stroming zagen ze er toch maar gauw vanaf.
























Het was een onvergetelijke middag : de zon die boven het water onderging, de pirogues die langsgleden en de exotische klanken van de Afrikaanse taal, die ons via de rivier bereikten.
Sinds deze ervaring kan ik me voorstellen dat er mensen zijn, die verslaafd raken aan Afrika.